De Magische Fabriek

Text
0
Kritiken
Leseprobe
Als gelesen kennzeichnen
Wie Sie das Buch nach dem Kauf lesen
Schriftart:Kleiner AaGrößer Aa

“Hoe zit het dan met heteluchtballonnen?” vroeg een stem van achteruit de klas. “Die werken helemaal niet zo, maar ze vliegen wel.”

Oliver draaide zich om in zijn stoel om naar de eigenaar van de stem te zoeken. Het was een chagrijnig uitziend kind – donkere, borstelige wenkbrauwen, een kuiltje in zijn kin – die samen met Paul propjes had gegooid.

“Nou, daar gaat het om een compleet andere wet,” legde Oliver uit. “Dat werkt omdat hete lucht opstijgt. De gebroeders Montgolfier, die de luchtballon hebben uitgevonden, beseften dat als je de lucht in een soort envelop vangt, zoals een ballon, die opstijgt vanwege de lagere dichtheid van de hete lucht erin, vergeleken met de koude lucht erbuiten.”

Olivers uitleg deed de jongen alleen maar bozer kijken. “En raketten dan?” daagde hij hem verder uit. “Die zijn niet opstijgend zoals jij net zei. Maar ze gaan wel omhoog. En ze vliegen. Hoe werkt dat dan, slimmerik?”

Oliver glimlachte alleen maar. “Dat komt weer neer op Isaac Newtons derde bewegingswet. Alleen hierbij gaat het om stuwkracht, niet om opwaartse druk. Stuwkracht is dezelfde kracht die een stoomtrein laat bewegen. Een grote ontploffing aan een uiteinde produceert een tegengestelde reactie van stuwkracht. Alleen een raket moet de ruimte in, dus de explosie moet echt groot zijn.”

Oliver voelde dat hij opgewonden werd terwijl hij hierover praatte. Het kon hem niet eens schelen dat alle leerlingen hem aanstaarden alsof hij een freak was.

Hij draaide zich weer naar voren. Daar stond juffrouw Belfry met een trotse glimlach op haar gezicht.

“En weet je wat al deze uitvinders gemeen hadden?” zei ze. “De Montgolfiers en de Wrights en Robert Goddard, die de eerste door vloeibare brandstof aangedreven raket lanceerde? Dat zal ik je vertellen. Ze deden dingen waarvan iedereen had gezegd dat het onmogelijk was! Hun uitvindingen waren gestoord. Stel je voor dat iemand zei dat we de principes van eeuwenoude Chinese katapulten konden gebruiken om iemand de ruimte in te lanceren! En toch werden ze baanbrekende uitvinders wiens uitvindingen de wereld hebben veranderd en het hele traject van de mensheid!”

Oliver wist dat ze het tegen hem had, dat ze hem wilde laten weten dat ongeacht wat mensen deden of zeiden, hij zich nooit moest laten intimideren.

Toen gebeurde er iets opmerkelijks. In reactie op juffrouw Belfry’s passie en enthousiasme, viel er een verbijsterde stilte in de klas. Het was niet de gespannen stilte voor een aanval, maar de nederige stilte van leerlingen die iets geleerd hadden dat hen inspireerde.

Oliver kreeg een heerlijk gevoel in zijn buik. Juffrouw Belfry was echt de beste lerares. Zij was de enige die iets had laten zien dat in de buurt kwam bij de opwinding die hij voelde voor natuurkunde en wetenschap en uitvinders. Haar enthousiasme had zelfs zijn rumoerige klasgenoten tot bedaren gebracht, al was het dan maar voor even.

Op dat moment deed een enorme windvlaag de ramen klapperen. Iedereen sprong op en keek naar de grijze lucht.

“Het ziet ernaar uit dat de storm komt opzetten,” zei juffrouw Belfry.

Ze had het nog maar nauwelijks gezegd of de stem van de rector klonk over de intercom.

“Studenten, we hebben zojuist een waarschuwing ontvangen van de Nationale Weerdienst. Dit wordt de storm van de eeuw, een storm zoals we nog nooit hebben meegemaakt. We weten niet wat we kunnen verwachten. Dus voor de zekerheid heeft de burgemeester besloten alle lessen voor de rest van de dag te schrappen.”

Iedereen begon opgewonden te roepen en Oliver moest zijn best doen om de laatste woorden van de rector te kunnen horen.

“De storm zal ons ergens in het komende uur treffen. Buiten staan bussen. Ga alsjeblieft direct naar huis. De officiële waarschuwing is om niet buiten te staan als de storm over ongeveer een uur hier is. Dit is een waarschuwing voor de hele stad, dus jullie ouders zullen jullie thuis opwachten. Iedereen die betrapt wordt op spijbelen riskeert schorsing.”

Het leek niemand iets te kunnen schelen. Het enige dat tot hen doordrong was dat de school uit was en daar zouden ze volop van profiteren. Ze grepen hun boeken en stormden als een kudde bizons het lokaal uit.

Oliver nam de tijd om zijn spulletjes bij elkaar te pakken.

“Je hebt het geweldig gedaan vandaag,” zei juffrouw Belfry tegen hem terwijl ze haar modellen in haar tas deed. “Kom je veilig thuis?” Ze leek oprecht bezorgd om zijn welzijn.

Oliver knikte om haar gerust te stellen. “Ik neem de bus met de rest,” zei hij. Toen besefte hij dat dit betekende dat hij een reis met Chris moest zien te overleven. Hij huiverde.

Oliver zwaaide zijn rugtas over zijn schouder en volgde de rest van de scholieren naar buiten. De lucht was zo donker dat hij bijna zwart was. Het voelde heel onheilspellend.

Met gebogen hoofd liep Oliver naar de bushalte. Maar op dat moment zag hij iets achter zich, iets dat veel enger was dan een donkere wolk in een tropische storm: Chris. Uiteraard in het gezelschap van zijn trawanten.

Oliver draaide zich om en zette het op een rennen. Hij rende regelrecht naar de eerste bus. Die zat al vol met scholieren en stond op het punt om te vertrekken. Zonder zelfs maar te kijken waar de bus heen ging, sprong Oliver naar binnen.

Net op tijd. Het mechanisme siste en de deur ging achter hem dicht. Een fractie van een seconde later verscheen Chris aan de andere kant, een dreigende blik op zijn gezicht. Zijn trawanten kwamen naast hem staan en staarden Oliver aan door de deur, die niet veel meer was dan een dunne glasplaat.

De bus vertrok en Oliver zag hun woedende gezichten voorbijglijden.

Hij tuurde uit het raam terwijl de bus vaart begon te maken. Tot Olivers afgrijzen stormden Chris en zijn trawanten meteen naar eerstvolgende bus. Ook die vertrok en reed vlak achter zijn bus aan.

Oliver slikte. Nu Chris en zijn vrienden slechts één bus achter hem zaten, wist hij dat als ze hem zouden zien uitstappen, zij dat ook zouden doen. Dan zouden ze hem bespringen en hem in elkaar slaan. Hij beet op zijn lip, niet wetend wat hij nu moest doen. Als hij nu zijn onzichtbaarheidsjas maar had. Die zou hij nu goed kunnen gebruiken!

Ineens leek de hemel open te splijten. De regen kwam met bakken uit de lucht en de hemel werd verlicht door bliksemschichten. Een uur voordat de storm zou treffen? dacht Oliver. Hij was er al.

De bus reed gevaarlijk zwenkend over de weg. Oliver greep de metalen stang en botste tegen de andere scholieren aan. Zijn onheilspellende voorgevoel was nu veranderd in angst.

Er joeg nog een bliksemschicht door de lucht. De scholieren in de bus piepten van angst.

Toen besefte Oliver dat hij de storm misschien in zijn voordeel kon gebruiken. Aangezien het geen optie was om bij zijn eigen halte uit te stappen nu hij door Chris’ vrienden in de gaten werd gehouden, zou hij onverwachts de bus moeten verlaten. Opgaan in de drukte. En dankzij de stromende regen en algehele desoriëntatie was dat misschien mogelijk.

Op dat moment kwam de bus tot stilstand. Een grote groep scholieren verdrong zich richting de deur. Oliver keek om zich heen en zag dat ze net aan de rand van de goede buurt waren, waar blijkbaar het grootste deel van de leerlingen op Campbell Junior High woonde. Oliver kende de buurt niet zo goed, maar hij had een vaag idee van waar het was ten opzichte van zijn eigen wijk.

Dus volgde hij de anderen en stapte hij bij een onbekende halte uit de bus. Het plensde van de regen. Hij probeerde tussen de anderen te blijven, maar tot zijn wanhoop gingen alle scholieren een andere richting op, en snel ook, om aan het weer te ontsnappen. Voordat Oliver met zijn ogen kon knipperen stond hij helemaal alleen op de stoep.

Nog geen seconde later kwam de tweede bus aan. Oliver zag Chris door het beslagen raam. Toen was het duidelijk dat Chris Oliver ook had gezien, want hij begon opgewonden te wijzen en leek iets naar zijn vrienden te roepen. Oliver had geen vertaler nodig om te weten wat Chris’ gebaren betekenden. Hij kwam hem halen.

Oliver ging ervandoor.

Hij wist niet precies waar hij was, maar hij rende. Hij rende de kant op waarvan hij zeker wist dat het min of meer de richting van zijn huis was.

Oliver rende en rende zonder achterom te kijken. Regen en wind sloegen in zijn gezicht en maakten het hem moeilijk om vooruit te komen, maar dit was een van de weinige situaties waarin klein zijn een voordeel was. Chris zou worstelen om zijn lompe lijf vooruit te krijgen, wist Oliver, terwijl hij behendig was.

Maar, besefte Oliver, Chris was niet zijn enige probleem. Zijn vrienden waren bij hem. Vooral het meisje was snel. Oliver wierp een blik over zijn schouder en zag dat ze de afstand tussen hen verkleinde.

Oliver passeerde een aantal winkels en dook een steeg in die naar een achterafstraatje leidde. Hij ontweek obstakels zoals achtergelaten winkelwagentjes en lege dozen die door de wind waren meegevoerd.

Toen ging hij een hoek om. Gedurende een paar seconden was hij uit het zicht van de pestkoppen die achter hem aan zaten.

Toen een sterke windvlaag een afvalcontainer omverblies, kreeg Oliver ineens een idee. Zonder te aarzelen sprong hij in de container. Hij kroop over rottend voedsel en lege verpakkingen tot hij helemaal uit het zicht was. Toen krulde hij zich op als een kat en wachtte.

Hij zag de voeten van het meisje in zicht komen. Ze stopte en liep een rondje, alsof ze naar hem zocht. Toen hoorde Oliver meer voetstappen en zag dat Chris en hun andere vrienden erbij kwamen staan.

“Waar is hij heen gegaan?” hoorde hij een van hen roepen.

“Hoe kon je hem nu kwijtraken?” klonk Chris’ bekende stem.

 

“Hij was hier en het volgende moment was hij verdwenen!” riep het meisje terug.

Oliver bleef doodstil zitten. Zijn hart bonkte in zijn keel en zijn ledematen trilden van de inspanning.

“Hij heeft een van zijn spreuken gedaan,” zei Chris.

In zijn stinkende, donkere afvalcontainer, fronste Oliver zijn wenkbrauwen. Waar had Chris het over?

“Dat is zo bizar,” zei het meisje. “Bedoel je dat hij zichzelf heeft laten verdwijnen?”

“Ik zei het je toch?” antwoordde Chris. “Hij is een freak.”

“Misschien is hij wel bezeten,” zei een van de jongens.

“Doe niet zo idioot,” antwoordde Chris. “Hij is niet bezeten. Maar er is echt iets mis met hem. Geloven jullie me nu?”

“Ik wel,” zei het meisje, maar Oliver merkte dat haar stem nu verder weg klonk.

Hij tuurde naar de plek waar haar voeten hadden gestaan en zag dat ze nu uit het zicht waren. Chris en zijn trawanten gingen weg.

Oliver wachtte. Zelfs nadat hun denigrerende gesprek over hem was vervaagd, durfde hij niet uit de afvalcontainer te komen. Er was nog altijd een kans dat een van hen was blijven wachten voor het geval dat hij uit zijn schuilplaats zou komen.

Al snel begon het echt te plenzen. Oliver hoorde de regen hard tegen de metalen afvalbak kletteren. Pas toen wilde hij geloven dat Chris echt weg was. Hoe graag hij Oliver ook in elkaar wilde slaan, hij zou niet in de regen blijven wachten. En Oliver wist zeker dat zijn vrienden dat ook niet zouden doen.

Toen hij zeker wist dat het veilig was, wilde Oliver uit de afvalbak kruipen. Maar net toen hij naar voren kroop, kwam er een enorme windvlaag die hem weer naar achteren blies. De wind moest van richting zijn veranderd, want ineens voelde Oliver de afvalbak bewegen. De wind was zo sterk dat hij de afvalbak over de straat heen blies!

Oliver greep zich vast aan de randen van zijn metalen gevangenis. Angstig en gedesoriënteerd tolde hij rond en rond en rond. Hij voelde zich misselijk van de paniek, misselijk van de bewegingen. Oliver wenste dat het zou ophouden, maar het bleef maar doorgaan. Hij werd door elkaar heen geschud.

Ineens klapte Olivers hoofd hard tegen de zijkant van de afvalbak aan. Hij zag sterretjes. Hij sloot zijn ogen. En toen werd alles zwart.

*

Olivers ogen gingen open en hij zag de sferische metalen gevangenis waar hij in zat. Het rollen was gestopt, maar hij kon nog steeds het kabaal van de storm horen. Gedesoriënteerd knipperde hij met zijn ogen. Zijn hoofd bonkte nog van de klap.

Hij had geen idee hoe lang hij bewusteloos was geweest, maar hij was nu bedekt met stinkend afval. Hij werd overspoeld door een golf van misselijkheid.

Snel kroop Oliver naar de voorkant van de afvalbak en tuurde naar buiten. De lucht was donker en de regen kwam met bakken uit de hemel.

Oliver krabbelde uit de afvalbak. Het was ijskoud en binnen enkele seconden was hij helemaal doorweekt. Hij wreef over zijn armen om er iets van warmte in te krijgen. Rillend keek Oliver om zich heen, in een poging zich te oriënteren.

Ineens drong het tot hem door waar hij was, waar de wind de afvalbak heen had geblazen. Hij was bij de fabriek! Alleen deze keer, zag Oliver, brandde er licht binnen.

Zijn mond viel open. Hielden zijn ogen hem voor de gek? Misschien had die klap op zijn hoofd hem wel een hersenschudding opgeleverd.

Het regende onophoudelijk. De lichten in de fabriek gloeiden als een soort baken en trokken hem aan.

Oliver haastte zich erheen. Hij bereikte het gras waar de fabriek door omgeven werd. Het gras sopte onder zijn voeten, drassig van de stortbui. Toen liep hij om de zijkant van het gebouw heen en vertrapte de klimop en brandnetels in zijn haast om bij de achterdeur te komen. Hij trof de deur aan zoals hij hem had achtergelaten; op een kier, net wijd genoeg om zichzelf doorheen te persen.

Toen hij dat deed, stond hij in dezelfde duistere ruimte. Hij rook dezelfde stoffige geur, hoorde dezelfde verlaten echo.

Oliver stopte, opgelucht om uit de regen te zijn. Hij wachtte tot zijn ogen zich aan de duisternis hadden aangepast. Toen zag hij dat alles precies zo was als de laatste keer, met stoffige, met spinnenwebben bedekte machines. Behalve…

Oliver zag een hele dunne, rechte gele lijn over de vloer lopen. Geen verf, maar licht. Een lichtstraal. Oliver wist dat elke lichtstraal een bron nodig had, dus hij volgde hem alsof het een spoor van broodkruimels was. De straal liep helemaal naar een massieve bakstenen muur.

Wat bizar, dacht Oliver. Hij stopte en duwde zijn vingers tegen de muur. Licht kan helemaal niet door objecten heen.

Hij rommelde in het schemerige licht en probeerde uit te vinden hoe het licht door een massief object kon vallen. Toen raakte zijn hand ineens iets. Een hendel?

Oliver werd geraakt door een plotselinge opwelling van hoop. Hij trok aan de hendel en sprong naar achteren toen er een luid krakend geluid door de fabriek galmde.

De grond beefde. Oliver wankelde en probeerde rechtop te blijven staan toen de grond onder zijn voeten begon te bewegen.

Hij draaide. Niet alleen hij, maar de muur ook. De muur moest op een draaischijf gebouwd zijn! En terwijl hij draaide, verscheen er een enorme straal goudkleurig licht.

Oliver knipperde met zijn ogen tegen het plotselinge, verblindende licht. Zijn benen voelden wankel door het verschuiven van de vloer.

Toen, net zo snel als het begonnen was, stopte het weer. Er klonk een klik toen de muur zijn nieuwe positie gevonden had. Oliver wankelde, deze keer door de abrupte vertraging.

Hij keek om zich heen en was verbijsterd door wat hij zag. Hij stond nu in een compleet nieuwe vleugel van de fabriek. Die stond vol met ongelofelijke, fantastische uitvindingen! Het waren niet de met spinnenwebben bedekte, krakende, roestende relieken uit het warenhuis. Van de vloer tot het plafond, zover het oog reikte, stonden glimmende, nieuwe, gigantische machines.

Oliver kon zichzelf niet bedwingen. Opgewonden rende hij naar de eerste machine. Die had een beweegbare arm die vlak boven zijn hoofd draaide. Hij dook net op tijd omlaag en zag de hand aan het uiteinde van de arm een gekookt ei in een eierdopje deponeren. Vlak daarnaast pingelden twee automatonhanden op de toetsen van een piano, terwijl daarnaast een grote, koperen metronoom het ritme aangaf.

Hij was zo in beslag genomen en verrukt door de uitvindingen om hem heen dat Oliver niet eens het vreemde komvormige object van de vorige dag opmerkte, of de man die ermee bezig was. Pas toen het vogeltje in een koekoeksklok naar buiten vloog, hij naar achteren wankelde en tegen de man aanbotste, werd Oliver zich ervan bewust dat hij niet alleen was.

Oliver draaide zich met een ruk om. Ineens besefte hij naar wie hij keek. Hoewel hij vele jaren ouder was dan op de foto in zijn boek, wist Oliver dat hij in de ogen van Armando Illstrom keek.

Oliver snakte naar adem. Hij kon het niet geloven. Zijn held was echt hier. Hij stond voor hem, levend en wel!

“Ah!” zei Armando glimlachend. “Ik vroeg me al af wanneer je zou komen.”

HOOFDSTUK VIJF

Oliver knipperde met zijn ogen, verbijsterd door wat hij zag. In tegenstelling tot het stoffige, met spinnenwebben beklede deel van de fabriek aan de andere kant van de mechanische muur, was deze kant licht en warm, glimmend, schoon en bruisend van het leven.

“Heb je het koud?” vroeg Armando. “Je ziet eruit of je door de regen hebt gelopen.”

Olivers blik ging weer naar de uitvinder. Hij was geschokt dat hij nu echt oog in oog stond met zijn held. De seconden gingen voorbij, maar hij stond met zijn mond vol tanden.

Oliver probeerde te zeggen, “Dat klopt,” maar het enige geluid dat uit zijn keel kwam was een soort verward gekreun.

“Kom, kom,” zei Armando. “Ik maak wat warms te drinken voor je.”

Hoewel hij onmiskenbaar de Armando uit zijn uitvindersboek was, had de tijd haar sporen nagelaten op zijn gezicht. Oliver maakte snel wat berekeningen in zijn hoofd; hij wist uit zijn uitvindersboek dat Armando’s fabriek tijdens de Tweede Wereldoorlog operationeel was en dat Armando zelf nauwelijks twintig jaar oud was geweest in de hoogtijdagen van de fabriek. Dat betekende dat hij nu al in de negentig moest zijn! Toen zag hij voor het eerst dat Armando een wandelstok had om zijn fragiele lichaam te ondersteunen.

Oliver volgde Armando door de fabriek. In het schemerige licht kon hij niet zien wat de grote schimmige vormen om hem heen precies moesten voorstellen, hoewel hij vermoedde dat het meer van Armando’s glorieuze uitvinden waren. Werkende uitvindingen, in tegenstelling tot de machines aan de andere kant van de mechanische muur.

Ze gingen een hal in en Oliver kon nog steeds niet geloven dat dit echt was. Hij bleef verwachten dat hij elk moment wakker kon worden en ontdekken dat dit een droom was, veroorzaakt door de klap die hij tegen zijn hoofd had gehad.

Wat alles nog fantastischer en onwerkelijker maakte voor Oliver, was de fabriek zelf. Die was ontworpen als een konijnenheuvel, een labyrint met deuren en welvingen en gangen en trappen, die allemaal uitkwamen in de grote fabriekshal. Zelfs toen hij de vorige dag helemaal om de fabriek heen was gelopen, was hem niets bijzonders in de architectuur opgevallen, geen tekenen van externe trappen en dergelijke. Maar de fabriek zelf was zo enorm, redeneerde hij, dat het vanaf de buitenkant gewoon een enorme bakstenen rechthoek leek. Niemand zou vanaf de buitenkant kunnen raden hoe het interieur eruitzag. En niemand zou het verwachten. Hij wist dat Armando bekend stond als absurd, maar de manier waarop deze fabriek was ontworpen was ronduit bizar!

Oliver keek om zich heen terwijl hij liep. Door een deur zag hij een grote machine die leek op het eerste computer-prototype van Charles Babbage. Aan de andere kant van een andere deur bevond zich een ruimte met een torendak, zoals in een kerk, en een mezzanine, waarop een rij gigantische messing telescopen stond, gericht op een enorm glazen raam.

Oliver volgde de trillende uitvinder, voortdurend overweldigd door wat hij zag. Hij tuurde nog een kamer in. Die was gevuld met griezelige, menselijk-uitziende automatons. In de volgende ruimte stond een complete militaire tank, waarop de meest vreemd uitziende wapens bevestigd waren.

“Let maar niet op Horatio,” zei Armando ineens. Oliver schrok op uit zijn gedachten.

Hij zocht om zich heen naar die Horatio terwijl er allerlei machines door zijn gedachten gingen die zo genoemd zouden kunnen zijn. Toen zag hij een verdrietig uitziende bloedhond in een mandje aan zijn voeten liggen.

“Zijn artritis is nog erger dan de mijne, arm beest,” vervolgde Armando. “Het maakt hem erg knorrig.”

Oliver wierp de hond een snelle blik toe. Horatio snoof even terwijl hij langsliep en krulde zich toen met een verveelde zucht weer op.

Armando hobbelde stijfjes een kleine keuken in en Oliver liep achter hem aan. Het was een bescheiden ruimte en erg rommelig; precies het soort keuken dat je zou verwachten bij een man die de afgelopen zeventig jaar had besteed aan het uitvinden van absurde machines die niet werkten.

Oliver knipperde met zijn ogen onder de flikkerende fluorescerende lampen.

“Hou je van tomatensoep?” vroeg Armando ineens.

“Uh…” zei Oliver, nog steeds te sprakeloos om daadwerkelijk iets te zeggen, om zelfs maar te bevatten dat zijn held zojuist had aangeboden om soep voor hem te maken.

“Dat vat ik op als een ja,” zei Armando met een vriendelijke glimlach.

Oliver zag hoe hij twee blikken soep tevoorschijn haalde uit een kastje waarvan het deurtje nauwelijks nog in de scharnieren hing. Toen haalde hij een apparaat uit een lade die qua ontwerp leek op een blikopener, maar zo groot was dat je twee handen nodig had om het ding te bedienen.

“Ze zeggen niet voor niets dat het niet nodig is om het wiel opnieuw uit te vinden,” zei Armando grinnikend toen hij Olivers nieuwsgierige blik zag.

Toen de blikken open waren goot Armando de soep in een pan op het kleine gasstelletje. Oliver merkte dat hij helemaal verstijfd was, niet in staat om te spreken of zelfs maar te bewegen. Hij kon alleen maar staren naar deze man, naar de echte, levende versie van zijn held. Hij moest zichzelf een paar keer in zijn arm knijpen. Maar het was echt. Hij was echt hier. Hij was echt bij Armando Illstrom.

 

“Ga zitten,” zei Armando terwijl hij twee kommen soep op de gammele tafel zette. “Eet.”

Oliver kon zich nog net herinneren hoe hij moest gaan zitten. Hij nam plaats en besefte dat hij zich behoorlijk vreemd voelde. Armando liet zich langzaam in de stoel tegenover hem zakken. Oliver zag de glazige blik in zijn ogen, de ouderdomsvlekken in zijn gezicht. Alle kenmerken van ouderdom. Toen Armando zijn handen op de tafel legde, zag Oliver dat zijn vingergewrichten rood en gezwollen waren van de artritis.

Olivers maag knorde toen hij de soep rook. Ondanks het feit dat hij ontzettend geschokt en verward was door alles, nam zijn honger de overhand. Voordat hij tijd had om na te denken had hij zijn lepel al gegrepen en een grote hap van de hete, smaakvolle soep genomen. Die smaakte erg lekker en voedzaam. Veel beter dan alles dat zijn ouders ooit voor hem hadden gemaakt. Hij nam nog een hap. Het kon hem niet eens schelen dat de soep zijn gehemelte verbrandde.

“Lekker?” vroeg Armando, die zijn soep een stuk rustiger at, op bemoedigende toon.

Het lukte Oliver om zich enigszins in te houden en tussen zijn monden vol soep te knikken.

“Hopelijk warm je snel op,” voegde Armando vriendelijk toe.

Oliver wist niet of Armando bedoelde dat hij snel zou opwarmen van de ijzige regen, of sociaal. Hij had niet bepaald veel gezegd sinds hij hier was aangekomen, maar hij was zo verward door de storm en toen zo verrast om Armando in levenden lijve te zien, dat zijn spraakvermogen hem volledig in de steek had gelaten!

Hij probeerde nu iets te zeggen door een van zijn brandende vragen te stellen. Maar toen hij zijn mond opendeed kwamen er geen woorden uit, alleen gegaap.

“Je bent moe,” zei Armando. “Natuurlijk. Er is een extra kamer waar je een dutje kunt doen. Ik zal wat dekens pakken, het weer is behoorlijk koud momenteel.”

Oliver knipperde met zijn ogen. “Een dutje?”

Armando knikte. “Je bent toch niet van plan die storm weer in te gaan, of wel? Volgens het laatste bericht van de burgemeester kunnen we verwachten dat we nog zeker een paar uur binnen moeten blijven.”

Voor het eerst dacht Oliver aan zijn ouders. Als ze gehoor hadden gegeven aan de instructies van de burgemeester om naar huis te gaan, wat zou er dan gebeuren als ze ontdekten dat slechts één van hun zoons van school was thuisgekomen? Hij had geen idee hoe lang hij bewusteloos in de afvalbak had gelegen, of hoeveel uren er voorbij waren gegaan terwijl hij door de wind werd meegevoerd. Zouden ze bezorgd zijn?

Toen schudde Oliver zijn zorgen van zich af. Zijn ouders hadden waarschijnlijk niet eens gemerkt dat hij weg was. Waarom zou hij de kans om in een echt bed te rusten laten schieten wanneer het enige dat hem thuis opwachtte een donkere alkoof was?

Hij keek op naar Armando.

“Dat klinkt heel fijn,” zei hij, voor het eerst in staat om een volledige zin uit te brengen. “Dank u wel.” Hij zweeg even en dacht na over wat hij wilde zeggen. “Ik heb zoveel vragen die ik u wil stellen.”

“Ik zal er zijn als je wakker wordt,” zei de oude uitvinder met een vriendelijke glimlach. “Zodra je warm, gevoed en uitgerust bent, kunnen we over alles praten.”

Hij had een betekenisvolle blik in zijn ogen. Om de een of andere reden vroeg Oliver zich af of Armando iets over hem wist, over zijn bizarre krachten, zijn visioenen en wat ze betekenden. Maar Oliver zette die gedachten snel uit zijn hoofd. Natuurlijk wist hij dat niet. Er was niets magisch aan Armando. Hij was gewoon een oude uitvinder in een vreemde fabriek, geen magiër of tovenaar.

Plotseling overvallen door vermoeidheid, kon Oliver niet eens meer helder nadenken. De storm, de stressvolle dagen van de verhuizing en een nieuwe school, het gebrek aan eten, het werd ineens allemaal te veel voor hem.

“Oké,” gaf hij toe. “Maar alleen een kort dutje.”

“Natuurlijk,” antwoordde Armando.

Oliver ging staan en wreef in zijn vermoeide ogen. Armando gebruikte zijn wandelstok om zijn fragiele lichaam overheid te helpen.

“Deze kant op,” zei Armando, gebarend naar de smalle, schemerige gang.

Oliver sjokte vermoeid achter Armando aan. Zijn lichaam voelde nu heel zwaar, alsof hij zo lang zoveel stress en ongelukkigheid had vastgehouden en zich daar nu pas van bewust werd.

Aan het einde van de gang bevond zich een vreemde houten deur die veel lager was dan een normale deur, aan de bovenzijde gewelfd, zoals de deur van een kapel. Er zat zelfs een klein raampje in, omlijst met gepolijst ijzer.

Armando deed de deur open en wenkte Oliver naar binnen. Oliver voelde een nerveuze anticipatie toen hij over de drempel stapte.

De kamer was groter dan hij verwacht had en veel netter dan de keuken. Er stond een groot bed met een zacht, wit dekbed en bijpassende kussens. Op het einde lag een extra wollen deken opgevouwen. Onder een raam met lange blauwe gordijnen stond een houten bureau met kleine oorlogsfiguurtjes. In een hoek van de kamer stond een met stof beklede stoel naast een boekenplank die vol stond met spannend uitziende avonturenverhalen.

Het zag er, in elk opzicht, uit als het soort slaapkamer dat een elfjarige jongen als Oliver zou moeten hebben in plaats van een alkoof in de koude, donkere hoek van een kale woonkamer. Hij werd ineens overspoeld door een golf van verdriet om zijn leven. Maar sterker dan dat verdriet was de dankbaarheid die hij voelde voor deze onverwachte kans om alles te ontsnappen, al was het maar voor een paar uur.

Oliver keek over zijn schouder naar Armando. “Dit is een hele mooie kamer,” zei hij. “Weet u zeker dat u het niet erg vindt als ik hier ben?”

Toen werd hij zich ineens bewust van zijn doorweekte kleren en de modder die hij naar binnen moest hebben gelopen. Maar in plaats van hem te straffen of uit te schelden – zoals zijn ouders gisteren hadden gedaan met zijn doorweekte trui – wierp Armando hem alleen een betekenisvolle glimlach toe.

“Ik hoop dat je goed slaapt en uitgerust wakker wordt,” zei hij. Toen draaide hij zich om en verliet hij de kamer.

Oliver stond daar gedurende één verbijsterend moment, alvorens het tot hem doordrong dat hij te moe was om zelfs maar overeind te blijven staan. Hij wilde nadenken over de vreemde gebeurtenissen die dag, om ze te verwerken. Hij wilde ze opnieuw beleven en ze in zijn geest te ordenen en te catalogiseren. Maar zijn lichaam wilde nu maar één ding en dat was slapen.

Dus trok hij zijn kleren uit, deed een veel te grote pyjama aan die hij in de kast vond en kroop in het bed. Het matras was comfortabel. Het dekbed was warm en rook naar verse lavendel.

Terwijl Oliver zich in het grote, warme bed nestelde, voelde hij zich veiliger dan hij zich ooit in zijn leven had gevoeld. Eindelijk had hij het gevoel dat hij ergens thuishoorde.

Sie haben die kostenlose Leseprobe beendet. Möchten Sie mehr lesen?