Nur auf LitRes lesen

Das Buch kann nicht als Datei heruntergeladen werden, kann aber in unserer App oder online auf der Website gelesen werden.

Buch lesen: «De economische toestand der vrouw», Seite 8

Schriftart:

De vrouwenbeweging berust niet alleen op een hooger staande persoonlijkheid der vrouw en haar diepe verontwaardiging over onrechtvaardigheid, maar op het breede, diepe solidariteitsgevoel der vrouwen. De vrouwenbeweging is een harmonische beweging, gegrondvest op de erkenning van een algemeen kwaad en op het zoeken naar een algemeen goed. Hetzelfde is het geval met de arbeidersbeweging. Zij is niet ontstaan doordat de individueele werkman beter opgevoed, hooger ontwikkeld is dan de domme boer van vroeger, maar door dat met het scherper persoonlijk bewustzijn een grooter sociaal bewustzijn gepaard ging, zonder hetwelk geen klasse haar toestand verbeteren kan. De bijkomende eigenaardigheden van onze sexueel-economische verhouding hebben zich zóó ver ontwikkeld, dat zij het voortduren van deze verhouding verbieden. In de economische wereld hebben de overdreven mannelijkheid met haar woesten wedijver en primitief individualisme, en de overdreven vrouwelijkheid met haar overmatig verbruik en hinderlijke afhankelijkheid thans een stadium bereikt, waardoor zij meer kwaad dan goed uitrichten.

De moderne vrouw die met elken dag zich meer gaat wijden aan een bepaald vak, waarvoor zij den vereischten aanleg van den zich voortdurend meer bekwamenden man heeft geërfd, komt door de zich ontwikkelende ras-hoedanigheden in opstand tegen de primitieve beperkingen van een zuiver sexueele verhouding. De wensch om te produceeren, – deze kenmerkende eigenschap van den mensch, – vergenoegt zich niet langer met een staat waarin alleen de reproductie van het geslacht wordt toegestaan. In ons tegenwoordig stadium van sociale evolutie wordt het voor de vrouwen steeds moeilijker en pijnlijker haar toestand van economische afhankelijkheid te verdragen en daarom scheppen zij zich een andere positie. Dit wil niet zeggen dat op een gegeven oogenblik alle vrouwen economisch onafhankelijk aaneengeschaard zullen staan, maar dat een langzaam aangroeiend aantal vrouwen, nu reeds zoo groot dat de geheele wereld ze opmerkt, bij de meest geavanceerde volkeren reeds dit vrije standpunt inneemt. Groote sociale verbeteringen komen langzaam, gelijk het veel-golvig opkomen van den vloed; het zijn geen plotselinge sprongen over gapende kloven.

Maar, behalve dat wij voor het eerst duidelijk bemerken dat onze vreemde verhouding haar einde nadert, kunnen wij ook zien, hoe zij door eigen werking krachten ontwikkelt, die aan haar bestaan of aan het onze een einde moesten maken. Door onze eigenaardige vereeniging der geslachten, waarbij de vrouw zich van den man bedient als middel om haar doel te bereiken, – de moeder-vader die het werk doet voor het hulpelooze wezen dat hij aan zijn hart koestert; de parasiet-gezellin die zelfs verslindt waar zij het meest moest voeden, – is de toestand geboren reeds herhaaldelijk aangeduid: dat de vrouw door den man onderhouden wordt uit geslachtslust. Uit vrees dat hij haar zal verliezen voedt hij haar, en door den nood gedwongen, ook haar jongen. Zij, haar voedsel verdienende door haar geslachtsleven wordt oversekst en werkt daardoor met steeds toenemende prikkeling op zijn geslachts-neigingen en daar deze neigingen verband moeten houden met zijn economisch kunnen, sporen zij hem tot economisch handelen aan en bevordert de vrouw zoodoende de nijverheid en elken vooruitgang. Maar, – en hier volgt nu het natuurlijke einde van een onnatuurlijken toestand, een toestand die wel is waar een tijdlang zijn doel diende, doch die de kiemen van eigen ondergang medevoerde – de geslachtsdrift, versterkt als zij werd door den abnormalen druk van de economische zijde der verhouding, werd zoo overdreven ontwikkeld, dat zij strekte tot vernietiging van individu en ras beide; en zulke karakter-hoedanigheden ontstonden daardoor, dat ook deze strekten tot ons nadeel en onze vernietiging.

Een verhouding die onvermijdelijk een abnormale ontwikkeling voortbrengt, kan op den duur niet gehandhaafd worden. Het toepassen der geslachtsdrift als een sociale kracht heeft zulk een onbegrensde overdrijving van geslachtslust ten gevolge gehad, dat het sexueel in de onnatuurlijke ondeugden der moderne beschaving, en maatschappelijk in de gespannen economische verhouding tusschen voortbrenger en verbruiker, waardoor de maatschappij in tweeën is gedeeld, tot uitdrukking komt. De sexueel-economische verhouding dient om de sociale ontwikkeling tot een zekere hoogte op te voeren. Nadat die hoogte bereikt is, moet een hooger verhouding aangenomen worden òf het proces houdt op opheffend te zijn; het ras gaat dan te gronde door ziekelijke werking van eigen krachten en een jonger ras komt op, om het geheele verloop van sociale evolutie op nieuw te beginnen.

Onder den prikkel der sexueel-economische verhouding verhief zich de eene beschavingstoestand na den anderen, om telkens weder onder te gaan in vermoeiende opeenvolging. Ons is het overgelaten een nieuwer, een beter vorm van geslachtsverhouding en daarmee gepaard gaande economische verhouding te ontwikkelen en zoodoende de vruchten te plukken van voorafgaande civilisatie en opgevoerd te worden tot hooger wezens. De ware en duurzame maatschappelijke vooruitgang, verder dan wij thans gekomen zijn, is gebaseerd op onderlinge menschenliefde, niet uitsluitend op onderlinge geslachtsliefde; hij vereischt een economisch samenstel dat voor menschelijke behoeften en niet voor geslachts-behoeften georganiseerd is. De sexueel-economische verhouding voerde den man tot die hoogte op, waarop hij volkomen mensch kan zijn. Zij verhief en ontwikkelde den menschelijken geest tot hij in staat was die groote sociale belangen te begrijpen en te volbrengen, waarin een opvolgend leven zijn uiting moet vinden. Maar indien het menschdom deze nieuwe krachten niet ziet, ze niet voelt, ze niet trouw dient, dan wordt de hoogte van waar elke verdere vooruitgang moet voortschrijden niet bereikt, en daalt het weder. Telkens en telkens was de maatschappij reeds tot op die hoogte gestegen, bleef dan in gebreke de nieuwe plichten te aanvaarden en zonk terug.

Thans zullen wij niet weder dalen, want het sociale bewustzijn is ten slotte zoo’n bezielende kracht in man en vrouw beide geworden, dat wij duidelijk gevoelen dat ons menschelijk leven niet ten volle door het geslachtsleven alleen geleefd kan worden. Wij zijn reeds zoo ver geïndividualiseerd, zoo ver gesocialiseerd, dat mannen kunnen werken zonder de aansporing van den overdreven geslachtsprikkel, werken voor een ander doel dan alleen voor vrouw en kinderen; terwijl de vrouwen, zonder in den slaafschen toestand van economische afhankelijkheid gebracht te zijn, kunnen liefhebben en dienen, – ja beter liefhebben en meer dienen. De geslachtsprikkel begint en eindigt in de individuen. De sociale zin is een hooger iets, een betere zaak, waar een breeder, edeler leven mede gepaard gaat, een leven zooals wij het nooit zullen leeren kennen, zoolang het alleen op een geslachts-basis rust.

Daarenboven moet men goed begrijpen, wat reeds in wijden kring vaag gevoeld wordt, dat de hoogere ontwikkeling van het sociale leven, die op de economische onafhankelijkheid der vrouwen volgt, een hooger geslachtsleven mogelijk maakt dan tot dusver bekend was. Even snel als de mensch tot op een bepaalde hoogte in maatschappelijken vooruitgang stijgt, even snel verslijt en vergaat deze oorspronkelijke vorm van geslachts-vereeniging; dan gevoelt men ook hoe onvoldaan een zoodanige vereeniging laat en hoe kwetsend zij is. In het hedendaagsche leven is dit reeds duidelijk merkbaar. De lange, zekere, opgaande strooming van het menschelijk ras naar het monogame huwelijk wordt niet langer gesteund, maar belemmerd door de economische zijde van de verhouding. Het beste huwelijk is dat hetwelk gesloten is door de beste individuen; doch heden ten dage voelen de beste individuen van beide seksen zich steeds meer gekwetst door de economische basis van ons huwelijk, een basis die in mannen en vrouwen die eigenschappen en de daaruit voortvloeiende industrieele toestanden voortbrengt en in stand houdt, welke het huwelijk met elken dag moeilijker en wisselvalliger maken.

Daarom moest de vrouwenbeweging door ieder rechtschapen en helderziend man zoowel als vrouw begroet worden als de beste vrucht van deze eeuw. De vooruitstrevende banier voert tot zinspreuk: “gelijkheid voor de wet”, de vrouw een aandeel in het politieke leven; maar de voornaamste vooruitgang is en zal zijn economische vrijheid en gelijkheid. Zoolang leven op aarde bestaat, zullen de economische voorwaarden van elken bestaanden levensvorm er den grondslag van vormen en den toestand beheerschen; het menschelijk leven maakt hierop geen uitzondering. Een maatschappij, wier economische eenheid een geslachts-verbond is, kan zich niet boven een zekere hoogte economisch ontwikkelen; evenmin als een maatschappij, zooals de patriarchale, wier politieke eenheid een geslachts-verbond was, zich boven een zekere hoogte politiek kon verheffen.

De laatste bevrijding van het individu zal de laatste vereeniging van individuen mogelijk maken. Zoolang de zonen zich moesten buigen voor den wil van een patriarchalen vader was democratie een onmogelijkheid. Democratie beteekent, vereischt, is, persoonlijke vrijheid. Zoolang de sexueel-economische verhouding het huisgezin maakt tot het doel waarvoor wij werken, is geen hooger samenleven dan wij thans bereikt hebben mogelijk. Doch zoodra de vrouwen vrije, economische, maatschappelijke factoren geworden zijn, wordt een volkomen maatschappelijke vereeniging van individuen met collectieve voortbrenging mogelijk. Met zulk een vèr strekkende vereeniging, wordt ook een vereeniging tusschen man en vrouw mogelijk, zooals de wereld zich die reeds lang te vergeefs gedroomd heeft.

VIII

Met zoo’n onmisbare en ingrijpende verandering in het menschelijk leven als deze verandering van economischen grondslag in de positie der vrouwen, doen wij goed eindelijk meer aandacht te schenken aan de verklaring van alledaagsche feiten in ons gewone leven, die door elken oppervlakkigen lezer begrepen kunnen worden, indien hij ten minste weet, hoe hij moet lezen. In den regel begrijpen wij niets van de belangrijkste openbaringen aan de menschheid, – de teekenen des tijds. Geschiedkundige crisissen, welke langzaam haar hoogtepunt bereikt hebben, barsten plotseling over ons los, nog voor de overgroote meerderheid van het volk bemerkt dat er iets gaande is. Het eerste geweer dat te Fort Sumter werd afgeschoten, was een buitengewone verrassing voor de meeste burgers der Vereenigde Staten. Toen de adel van Frankrijk werd vernietigd, hadden slechts weinigen dit genoegzaam voorzien om het te voorkomen.

Gelukkig wachten de wetten der sociale evolutie niet op onze erkenning of aanneming er van, zij gaan onverbiddelijk haar gang. Zoo is de verandering, grooter en belangrijker dan de wereld ooit aanschouwd heeft, het langzaam oprijzen van de eeuwenlang onderdrukte vrouw tot volkomen ras-gelijkheid met den man, reeds lang genoeg rondom ons gaande geweest, om opgemerkt te kunnen worden. Zij verscheen om velerlei redenen in Amerika eerder en sterker dan ergens elders.

Het Anglo-Saksisch bloed, dat engelsch mengsel waarvan Tennyson zingt, – “Saksisch, Normandisch en Deensch zijn wij”, – toont de krachtigste uiting van den laatsten stroom van frisch rassen-leven van het Noorden; van deze krachtige rassen, waar de vrouwen meer gelijk waren aan de mannen en de mannen er niet minder mannelijk om waren. De sterke, levendige geest van den godsdienst-opstand in de nieuwe kerk, die protesteerde tegen en zich los maakte van de oude, deed de ziel der vrouw even goed als die van den man ontwaken en in de gelijkheid van het martelaarschap leerden beide seksen naast elkander staan. Daarna, in het durven en zich blootstellen, het harde werken en de bittere ontbering van het pioniers-leven der eerste kolonisten, was de aanwezigheid der vrouwen werkelijk van het hoogste belang en had haar arbeid groote economische waarde. Geslachts-afhankelijkheid werd bijna niet gevoeld. Zij die de kogels goot en de geweren laadde, terwijl de mannen ze afvuurden, was mede-verdediger van huis en haard. Zij die de wol kamde, verfde, spon en weefde was mede-kostwinner van het gezin. Mannen en vrouwen zonden te zamen hunne gebeden op, werkten te zamen en vochten te zamen in betrekkelijke gelijkheid. De ontwikkeling der democratie heeft ons echter meer dan alles de volmaaktste individualisatie gebracht die de wereld ooit aanschouwd heeft. Ofschoon dit in het politieke leven alleen door de mannen wordt geuit, is toch het karakter dat het heeft voortgebracht, ook door hun dochters geërfd. De democratische Federatie die in haar organische vereeniging terugwerkt op individuen, heeft in Amerika den geest der menschen zoo vrij gemaakt, zoo versterkt, zoo aangemoedigd, dat zij de slavernij hebben afgeworpen, en, door denzelfden prikkel in beweging gebracht, den langen strijd voor wettelijke gelijkstelling der vrouw zijn begonnen.

Deze strijd is in Amerika reeds 50 jaren onvermoeid gestreden en nadert thans met snelle schreden zegevierend zijn einde. Het is niet alleen dat in vier Staten ten volle het kiesrecht wordt uitgeoefend door beide seksen, noch dat in vierentwintig andere Staten het kiesrecht voor een deel aan de vrouwen is toegekend, wat wij onder vooruitgang rekenen; maar wij vinden in de wettelijke en maatschappelijke, geestelijke en lichamelijke veranderingen het bewijs dat de moeder der wereld haar rechte plaats in de maatschappij gaat innemen. Hebben wij niet reeds opgemerkt dat de moderne vrouw in grootte, kracht en vlugheid gewonnen heeft? De moderne vrouw, die geest en lichaam staalt, vertegenwoordigt het nieuwe type, waarlijk een edel type. De heldinnen van novellen en drama’s hebben tegenwoordig reeds een ander karakter dan die van het begin dezer eeuw. Niet alleen dat men ze uiterlijk anders schetst, maar zij gedragen zich ook anders. De valsche sentimentaliteit, de valsche preutschheid, de valsche teederheid, de buitengewone valschheid van de overdreven complimenten en kruipende hoffelijkheid, welke met al die andere valschheden hand aan hand gaan, verdwijnen langzamerhand. De vrouwen beginnen oprechter, flinker, sterker, gezonder en werkzaam, bekwaam, vrij te worden, meer menschelijk in elk opzicht.

De verandering in opvoeding is voor een groot deel de oorzaak hiervan en zal er later een gevolg van worden. Dag aan dag vallen hinderpalen neder. Meer en meer worden wegen voor de vrouw geopend waar zij haar geest kan verrijken, en gretig maakt zij daarvan gebruik. Niet alleen onze leerlingen, maar zelfs onze onderwijzers zijn meestal vrouwen. En het heldere en krachtige verstand der vrouwen toont telkenmale hoe onrechtvaardig de laffe beleediging was, waarmede men vroeger steeds verachtelijk sprak van “vrouwelijk verstand.” Vrouwelijk verstand bestaat niet. Hersenen zijn geen geslachtsorganen. Wij zouden even goed van een vrouwelijke lever kunnen spreken.

Aanhoudend gaat de vrouw vooruit in kunsten en wetenschappen, handel en ambachten; doch het is zeer dom met deze betrekkelijke vorderingen aanspraak op superioriteit op dit gebied van vrouwen boven mannen te maken of zelfs hunne gelijkheid hieruit te willen afleiden. Meer voor dit doel geschikt, en wat ook gemakkelijker aangetoond kan worden, is de superioriteit der hedendaagsche vrouwen boven die van vroeger tijden, de onbegrensde nieuwe ontwikkeling van ras-hoedanigheden in de vrouw. Zouden wij ons nog in spreekwoorden uitdrukken, dan zouden onze moderne spreekwoorden niet meer met zulk een verpletterende, onbeteugelde verachting van de hedendaagsche vrouwen spreken, als deze onfeilbare uitspraken der volksmeening vroeger deden.

De volksgeest van heden wordt weergegeven in novellen en romans, eenvoudige verzen en humoristische toespelingen. Onze verandering in omstandigheden en verandering van gevoelens blijkt uit hetgeen door de meeste auteurs vrij geschreven en door de meeste menschen vrij gelezen wordt. In oude romans was de vrouw alleen mooi, voornaam, deugdzaam en soms “talentvol”. Zij deed niets dan beminnen en haten, gehoorzamen of niet gehoorzamen, hier en daar werd zij aan schurken, helden en slechte ouders overgeleverd, werd uitgescholden, viel in zwijm of barstte in tranen uit, al naar het best bij de gelegenheid paste.

De hedendaagsche roman ruimt de vrouw hoe langer hoe grooter plaats in de handeling van het verhaal in. Er worden persoonlijke bijzonderheden van haar vermeld, buiten en behalve haar lichamelijke schoonheid. En zij is niet meer tevreden met er eenvoudig “te zijn”, zij “doet” ook werkelijk iets. Onze romanheldinnen bezitten thans eigenschappen van moed, lijdzaamheid, kracht, overleg, en de macht om een goed overlegd plan snel uit te voeren. Zij hebben een eigen oordeel en een eigen doel, en zelfs wanneer, zooals in zoovele gevallen door de meer reactionaire novellisten beschreven wordt, de pogingen van de heldin volkomen nutteloos blijken en zij meestal vrij onberedeneerd ten slotte toch haar toevlucht neemt tot een huwelijk met economische afhankelijkheid, dan ontbraken toch de pogingen niet. Afkeuren mag hij, zijn kunst gebruiken om te veroordeelen en te verguizen mag hij, maar de ware novellist is verplicht om de kenmerkende verschijnselen van dezen tijd te boekstaven, en geen teeken is meer kenschetsend voor dezen tijd, dan de steeds toenemende individualisatie der vrouwen. Lichtelijk, doch met gelijke onfeilbare waarheid, vertoonen het vernuft en de humor tegenwoordig dezelfde ontwikkeling. De meeste van onze tegenwoordige aardigheden op vrouwen hebben betrekking op haar “nieuwheid”, haar geavanceerdheid.

Geen sociologische verandering, die in belangrijkheid gelijk was aan deze duidelijk opgemerkte verbetering van een geheele sekse, heeft ooit in één eeuw plaats gegrepen. Onophoudelijk gaat de spil waar alles om draait, de groote verandering in de economische verhouding, haar gang. Zij volgt een geheel natuurlijke, richting. Even als het toenemend gebruik van machines de ruwe lichaamskracht in waarde doet verminderen en ontwikkeld verstand en ervaring in waarde doet stijgen, zoo eischt ook de druk van industrieele toestanden een steeds hoogeren graad van arbeidsverdeeling en leidt tot het verdwijnen van dit overblijfsel uit het patriarchale tijdperk, – het gezin als een economische eenheid.

De vrouwen zijn door den druk der noodzakelijkheid tegen haar zin op het veld der economische werkzaamheid aangeland. Voor haar langzaamheid en begeerigheid, een gevolg van eeuwenlange afhankelijkheid, is die verandering volstrekt niet aantrekkelijk. Vele vrouwen werken alleen omdat zij moeten, en niet langer dan tot zij kunnen trouwen en “onderhouden worden.” Ook de mannen, die in de macht van het geld en in de geringe soort dankbaarheid en toewijding die er mede gekocht kan worden behagen scheppen, verwerpen en bestrijden de verandering; maar door dit alles wordt de loop van den socialen vooruitgang slechts weinig gewijzigd.

Een sprekend feit is de toenemende wensch van jonge meisjes om onafhankelijk te worden, om een eigen loopbaan te hebben, ten minste voor een tijd, en het steeds aangroeiend bezwaar van tallooze gehuwde vrouwen om hun man nederig om geld te vragen, om te bedelen voor hun onderhoud. Meer en meer geven vaders hun dochters en mannen hun vrouwen een vast jaargeld – een afzonderlijk bedrag, dat zij naar eigen goedvinden kunnen gebruiken. Het gevoel van persoonlijke onafhankelijkheid bij de tegenwoordige vrouwen is een zeker bewijs dat er verandering is gekomen.

De invoering der machines, waardoor een tijd geleden vele takken van industrie uit het huis verdreven werden, beroofde de vrouw geheel van hare economische waarde; maar thans verheft zij zich en volgt haar verloren spinnewiel en weefstoel naar hun nieuwe plaats, de fabriek. Er is tegenwoordig nauwelijks een industrie aan te wijzen waarin niet eenige vrouwen werkzaam gevonden worden. Door heel Amerika vindt men vrouwelijke werklieden buiten den onbetaalden arbeid van het gezin; bij de laatste volkstelling waren er reeds drie millioen. Dit is zulk een bekend feit en wordt op zoo verschillende wijzen door een zoo groot aantal personen gevoeld dat het tot herhaalde en breedvoerige bespreking en verschillende opvatting aanleiding geeft. Zonder ons hier te verdiepen in de onmiddellijke vóór- of nadeelen hiervan voor de industrie, halen wij dit alleen als een onbetwistbaar bewijs aan van de radicale verandering in de economische positie der vrouwen, zooals die zich thans aan ons voordoet. Voor onze oogen zien wij de vrouw van jaar tot jaar nieuwe banen betreden, maar met deze feiten uit een persoonlijk oogpunt te beschouwen, bleven wij in gebreke den aard der verandering naar waarde te schatten.

Overwegen wij eens de veranderde gezins-verhouding, die met de verandering in de positie der vrouwen gepaard gaat. Geheel afgescheiden van de gespannen verhouding in het huwelijk, worden ook de andere takken van het familieleven door de vreemde nieuwe krachten geïnfluenceerd en beantwoorden er aan. “Toen ik een meisje was”, zucht de grijze moeder, “zaten wij zusters allen stil te naaien, terwijl moeder ons voorlas. Nu gaan mijn dochters allen naar een verschillende club!” Zij zucht, laat ons dat niet onopgemerkt laten. Wij voelen altijd bezwaar veranderingen in die uitingen van het leven te maken, waaraan wij een ethische beteekenis hebben gegeven. Dat al de dochters zouden naaien terwijl de moeder hardop voorlas, werd als goed beschouwd en daarom acht men het verkeerd dat de dochters naar verschillende clubs gaan, omdat hierin gevaar schuilt voor het huiselijk leven. In de periode van gezamenlijk naaien en lezen waren de zoo vergaderde vrouwen even nauw verwant in industrieele en intellectueele ontwikkeling als in familie-verwantschap. Zij konden allen hetzelfde werk doen en zij hielden er van om het te doen. Zij konden allen hetzelfde boek lezen en zij hielden er van om het te lezen. (En lezen werd een halve eeuw geleden, half als een deugd, half als een kunst beschouwd). Van daar het gemak waarmede zulk een groep vrouwen hun gemeenschappelijk werk en hun gemeenschappelijk genoegen opvatten.

De steeds grooter wordende individualisatie door het democratisch leven brengt onvermijdelijk in onze dochters even goed als in onze zonen verandering. Niet alle meisjes houden meer van naaien, velen kunnen het zelfs niet. Nu bij elkaar te gaan zitten naaien, zou in plaats van een harmonisch proces te zijn, op verschillende wijze rusteloosheid, afkeer en zenuwachtige prikkelbaarheid te weeg brengen. En wat het hardop lezen aangaat, het is nu niet meer zoo gemakkelijk een boek te vinden, waarin een goed onderwezen gezin van moderne meisjes en de moeder allen te zamen belang zouden stellen. Met het zich meer specialiseeren, meer differentieeren van het menschenras worden de eenvoudige banden van het familieleven minder sterk gevoeld, terwijl de meer samengestelde banden van het sociale leven krachtiger tot ons spreken; en dit is voor vrouwen zoowel als voor mannen een volmaakt natuurlijk en gewild proces.

Het moet in het voorbijgaan even worden opgemerkt, dat een van de oorzaken van hetgeen men “Americanitis” noemt, gevonden wordt in de toenemende zenuwachtige inspanning om het familieverband te behouden, wat voornamelijk op de vrouwen van invloed is. Nu zij persoonlijk meer zelfstandig worden, lijden zij meer onder de primitieve en onbeteekenende toestanden van het familieleven uit vroegeren tijd. Wat “een vrouw” en “een moeder” verondersteld werd volkomen geschikt te vinden, vindt de ontwikkelde vrouw van heden, die tevens een persoonlijkheid werd, dikwijls leelijk en ongeschikt, – een wantje waar zij een handschoen begeert. De huiselijke zorgen en werkzaamheden die nog niet op de hoogte van den tijd zijn gebracht, laten haar toenemende ontwikkeling geen vrij spel. Waar de embryonische samenvoeging van kok-verpleegster-waschvrouw-kamermeid-huishoudster-naaister-kindermeid tevreden was met een “van alle markten thuis” en niets geheel meester te zijn, daar lijdt de vrouw, die zich in staat voelt in één van die zaken uit te munten, doch daarnaast minder van de andere af te weten dubbel, wanneer zij genoodzaakt wordt te doen waartoe zij zich niet in staat voelt en te laten wat zij goed zou kunnen doen. Het met zorg ontwikkeld modern verstand ondervindt door de botsing en schok van het wel een dozijn keeren daags veranderen van het soort arbeid een bepaald nadeel, een verlies van zenuwkracht. Met de breeder maatschappelijke ontwikkeling van de hedendaagsche vrouw gaat gepaard een geschiktheid en verlangen naar een ruimer arbeidsveld, naar een meer georganiseerde wijze van werken voor grooter doeleinden, waardoor het algemeen belang meer gediend wordt, terwijl de sterke persoonlijke grenzen van de meer primitieve huiselijke plichten, belangen en methoden steeds zwaarder gaan drukken. En deze druk en spanning moet met den vooruitgang der vrouwen grooter worden, totdat de nieuwe functioneele macht zich zelf een organische uiting verschaft en de verouderde huiselijke werkzaamheden onder handen genomen en georganiseerd worden, evenals de andere arbeid van het moderne leven.

Onderwijl evenwel lijden de besten en de meest op den voorgrond tredende vrouwen zeer veel; de maatschappelijke vooruitgang wordt sterk belemmerd door de moeilijkheid om oude toestanden aan nieuwe levensvoorwaarden passend te maken. Men moet toch bedenken dat het niet de wezenlijke verhoudingen van vrouw en moeder zijn, welke door deze verandering gewijzigd worden, maar dat alleen de huishoudelijke werkzaamheden die uit de economische afhankelijkheid van vrouw en moeder voortspruiten en die tot nu toe verondersteld werden een deel van haar functiën te zijn, veranderen zullen. De verandering die wij ondergaan maakt in geen enkel opzicht inbreuk op de ware familieverhoudingen, huwelijk, ouderschap; doch alleen op die onder-verhoudingen, die in een vroeger tijd tehuis behooren en nu langzamerhand gaan verdwijnen. De familie als een geheel, een economisch en maatschappelijke eenheid, blijft niet bestaan zooals zij was. De banden tusschen broeder en zuster, neven en nichten en bloedverwanten in het algemeen, worden langzamerhand minder sterk en zijn verplicht plaats te maken voor nieuwe banden, die een beter verbond zullen vormen.

De verandering werkt opvallender bij vrouwen dan bij mannen, omdat onder haar langer de meer oorspronkelijke phasen van het familieleven bleven bestaan. Een van de meest in het oog vallende teekenen is de eisch der vrouwen niet alleen van eigen geld, maar van eigen werk, om zich persoonlijk te kunnen uiten. Zij die zich verzetten tegen vrouwen-arbeid op grond dat zij niet moeten wedijveren met mannen of niet verplicht moeten worden te strijden voor haar bestaan, beschouwen het werken alleen als middel om geld te verdienen. Zij moeten bedenken dat menschenarbeid een uiting van bekwaamheid is, dat “te doen” en “te maken” niet alleen hoog genot verschaft, maar dat het onontbeerlijk is voor een gezonde lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. Slechts weinige hedendaagsche meisjes blijven in gebreke om op de een of andere wijze dezen wensch voor persoonlijke uiting te kennen te geven. Dit zien wij niet alleen in de klassen der maatschappij waar men gedwongen is te werken, maar zelfs onder de rijke vrouwen vinden wij dezelfde krachtige uiting van normale ras-energie. Houtsnijden, ijzersmeden, photographeeren, japonnen maken volgens de regelen der kunst, – om het even wat het is, maar onze tegenwoordige meisjes willen allen iets doen. Het is een zeer gezonde toestand die wijst op de ontwikkeling van raskenmerken in de vrouwen en een evenredige vermindering van geslachtskenmerken, tot deze hun normale verhouding weder zullen hebben ingenomen.

De vrouw ondergaat thans in lichaam en geest, in alles wat met het leven in verband staat een zegenrijke verandering; terwijl zij vroeger in hoofdzaak een geslachtswezen was, ontwikkelt zij zich thans tot een volmaakt menschelijk wezen dat niet minder een ware vrouw is, nu zij meer een waar mensch wordt. Wat ons beangstigt en mishaagt bij het zien van deze dingen komt voort uit ons dwaas wanbegrip dat ras-functiën mannelijke functiën zijn. Er wordt veel inspanning nutteloos verbruikt met te willen aantoonen dat vrouwen geslachtloos en mannelijk zullen worden, door deze menschelijke plichten op zich te nemen. Men zegt ons dat het voor de kindsheid en voor den ouderdom karakteristiek is slechts weinig geslachtelijk onderscheiden te zijn en dat aanneming van eigenschappen die de andere sekse eigen zijn, een verval of een onontwikkelden toestand bewijst. Bij elk ras zijn de jongen minder geslachtelijk onderscheiden en van de ouden van dagen zijn de kenmerkende geslachts-eigenschappen somtijds verwisseld, bijv. het kraaien van oude hennen of het groeien van een baard bij oude vrouwen. Het is om die reden dat men ons overtuigen wil dat de poging der vrouwen om mannelijke economische functiën te verrichten een verminderde beschaving bewijst en diep betreurd moet worden. Er zou eenige reden voor die opvatting zijn, indien de gewone ras-werkzaamheden van de menschheid, waaraan de vrouwen nu zoo ijverig deelnemen, inderdaad mannelijke functien waren. Maar dat zijn zij niet. Wij kunnen onze ziekelijke denkbeelden omtrent geslachts-onderscheid niet bespottelijker uitdrukken dan door dezen liefelijken eisch om alle menschelijke levensprocessen tot geslachts-functien van den man te verklaren. “Mannelijk” en “vrouwelijk” heeft alleen betrekking op reproductieve geslachts-functien, op de processen van ras-behoud. De processen van zelf behoud zijn ras-functien, anders voor iedere diersoort, doch gelijk voor beide geslachten.

Indien kon aangetoond worden dat de hedendaagsche vrouwen een baard kregen of bijv. van bekkenbeenderen veranderden, of basstemmen ontwikkelden, of dat zij in hun nieuwe werkzaamheden de vernietigende kracht, den ruwen oorlogzuchtigen aard, of de intense geslachts-ijdelheid van den man vertoonden, dan zou er reden zijn om zich ongerust te maken. Maar men vond steeds bij elk onderzoek dat ingesteld werd naar vrouwen die werkzaam waren, dat zij toch vrouwen bleven, en dit schijnt voor vele eenvoudige zielen een verrassing geweest te zijn. Een vrouwelijk paard is niet minder vrouwelijk dan een vrouwelijke zeester, maar zij heeft meer functien. Zij kan meer dingen doen, is een hooger ontwikkeld organisme, heeft meer verstand, en met dit alles is zij zelfs vrouwelijker in haar meer uitgewerkte en verder strekkende voortplantingsprocessen. Zoo zal ook de “moderne vrouw” niet minder vrouw zijn dan de “ouderwetsche vrouw”, ofschoon zij ook meer functien verricht, meer dingen kan doen, een fijner ontwikkeld, organisme heeft en meer verstand bezit. Zij zal met dit alles vrouwelijker zijn, daardoor zal zij veel beter voor de kinderen zorg dragen dan met onze tegenwoordige verspillende, betreurenswaardige methode, waarbij wij, evenals een kabeljauw, vijftig percent van de jongen verloren laten gaan, mogelijk is. Een gehuwd paar, zegt de wetenschappelijke dictator in allen ernst, heeft gemiddeld vier kinderen noodig om de bevolking op de tegenwoordige hoogte te houden, twee om de ouders te vervangen en twee om dood te gaan, – een pleizierige manier van doen en eene die veel tot den goeden naam van ons moederschap bijdraagt!