Nur auf LitRes lesen

Das Buch kann nicht als Datei heruntergeladen werden, kann aber in unserer App oder online auf der Website gelesen werden.

Buch lesen: «Het eerste ontwerp voor de bedijking der Zuiderzee, 1848», Seite 10

Schriftart:

Korte omschrijving

De bedoeling is voorhands een gedeelte van de Zuiderzee in te dijken en daaraan is vooral in het belang van de Stad Amsterdam van daar een kanaal, langs Zandpoort tot in de Noordzee lopende, verbonden, waardoor schepen van grooten diepgang, met ongebroken last binnen weinige uren de Stad zullen kunnen naderen.

Men zoude beginnen met het Zeekanaal dat eenen aanvang nam bij het Westerdok, in eene regte lijn binnen- en buitendijks op Halfweg aanlopende, en van daar langs Spaarndam op Zandpoort, op 500 ellen afstand van het kasteel van Bredenrode; hier werden schutsluizen gelegd, met nog overlaten ter weerzijde, van valraketten voorzien, om bij magtig opperwater eenen geregelden afloop daarvan te verzekeren, voorts worde van af die sluis in eene regte lijn door de duinen heen doorgegraven tot in zee, in de richting van mijlpaal No. 57.

Men stelt voor aan het geheele kanaal eene diepte van zeven ellen beneden Amstelpeil te geven, wordende hetzelve buiten bij de sluizen beginnende 300 ellen wijd en in de in zee te leggen hoofden 350 ellen, waarbij 100 ellen voor overlaat, 50 ellen aan weerszijde. Het binnenkanaal worde boven 300 ellen wijd, latende daarvan aan weerszijden 50 ellen breedte, als uiterwaarden, dienende om bij hoogen binnenwaterstand als waterberging en meerdere ruimte tot afloop van water te verstrekken, blijvende het eigentlijke kanaal alzoo 200 ellen wijd.

Wanneer dit werk voltooid is, wordt er een afdammingsdijk gelegd in het IJ, van af het Westerdok in rigting op de Willemssluis van het Noordhollandsche kanaal. De geheele uitgestrektheid van het IJ, aldus ingesloten, stelt men voor droogtemaken, en daarin twee kanalen te graven, waarvan er een bestemd is voor de vaart van af Nauerna op Spaarndam 15 ellen wijd en een van Zaandam op Halfweg aan, wijd 50 ellen, terwijl er tevens eene ringvaart gemaakt wordt van af te Beverwijk op Spaarndam aan, daar en voorts overal om het IJ alle bestaande regten en uitwateringen opnemende.

Men blijve met het kanaal op eenen afstand van 500 ellen van de sluizen van Rijnland te Halfweg en Spaarndam, die als dan zoo werkeloos als thans niet zouden blijven, daar men het verhang bij gewoon getijde van Amsterdam tot in de Noordzee bij Mijlpaal No. 57 op minstens eene el berekenen kan en dat van het grootste gewigt voor Amstelland, de stad, Noordholland en de droog te maken Haarlemmermeer en Rijnland is.

Na de daarstelling van bovengenoemde werken, welke eene oppervlakte na de droogmaking van ruim 8000 bunders zoude beslaan, allen van de vruchtbaarste slibgronden, als mede, hier niet onder begrepen, eene strook der allodiale gronden in de duinen, langs het kanaal op ½ uur breedte ter wederzijde ter bebouwing aangekocht hebbende, worde er met de voorbereidende maatregelen voor de indijking der Zuiderzee begonnen. Deze bestaan in het daarstellen van ringvaarten om de geheele uitgestrektheid der kust, zoo Westvriesche tot Enkhuizen, als om de andere zijde, langs alle de aan zee gelegene steden, tot aan Laaksum, een gehugt in de nabijheid van Stavoren.

Deze ringvaarten die meerendeels binnen de bestaande dijken aangelegd zouden worden, om buitendijks voor de havens uit te komen, dienden om de gemeenschap met die havens van uit de Zuiderzee open te houden, voorziende die ringvaarten bij Enkhuizen en bij Stavoren van schutsluizen. Behalve het onderhouden der watergemeenschappen werden de ringvaarten ook dienstig om alle de uitwateringen der stroomen, rivieren, beeken enz. op te nemen, wier afloop verzekerd wordt door die ringvaarten op het zeekanaal en ook naar gelang der winden, door de sluizen, die bij Enkhuizen en Stavoren zullen worden gelegd. Daar er door het Noordhollandsche kanaal en verder door tot Edam eene voldoende vaart bestaat, zoo is er geene behoefte daar eene ringvaart te graven. Er worde dan eerst eene vaart gemaakt ter wijdte van 30 ellen en 5 ellen diep, buitendijks van af Edam langs Oosthuizen tot aan het Galgenwater bij Hoorn, van daar binnendijks tot voor Hoorn buitendijks, met een basin of kom voor de scheepvaart voor die stad, om te Enkhuizen te eindigen. De ringvaart die om de oost van de Zee gelegd worde, kreeg tot aan de Steenenkamer boven Nijkerk, eene breedte van 200 ellen, met inbegrip van 100 ellen overlaat of uiterwaarden met 5 ellen diepte en zoude van bij het polderhuis van Diemen beginnen, om binnendijks doorgegraven, buitendijks voor Muiden uittekomen, van daar worde voor Naarden heen op de Eem, voorbij Spakenburg en Nijkerk tot op de hoogte van de Steenenkamer de rigting van het kanaal of ringvaart gevolgd.

Nu echter moet men eene voldoende afwatering aan den Gelderschen IJssel verschaffen, die bij gewoonen waterstand langs Kampen door de ringvaart zoude kunnen loozen, doch bij hoogen waterstand in den winter en voorjaarstijden ware dit ongenoegzaam en er dienen andere voorzorgsmaatregelen genomen te worden. Het heeft zijne groote bezwaren om den IJssel na de droogmaking der Zuiderzee daardoor te leiden, daardoor werd ook niet in de thans bestaande behoefte voorzien. Men heeft zich voorgesteld door meerderen afloop van water langs den IJssel, meerdere schuuring aan de Ketel bij Kampen te bezorgen, dit is ook door de bekribbing aan de monding boven, ontstaan, maar met welke noodlottige gevolgen? dat men aan de Waal en aan den Rijn het voor hun zoo nodige water tot instandhouding dier rivieren onttrekt en er te veel water op den IJssel komt, zoo dat de uiterwaarden en de bouwlanden in Gelderland en in Overijssel dikwerf laat in het voorjaar nog onderstaan, wanneer de rivier bij Kampen reeds op eenen lagen stand gekomen is en de afloop niet spoedig genoeg geschieden kan, om de schadelijke gevolgen der overstrooming te voorkomen.

Men stelt voor om op nader aan te wijzen punten drie keersluizen in dien IJssel te leggen met valraketten voorzien, om het nodige water voor de scheepvaart op de rivier te behouden en winterdag de uiterwaarden met slibwater te kunnen inunderen; de IJssel behield zoodoende zijne nodige toevoeren van water en men gaf aan den Rijn en Waal hunne gekrenkte regten terug; doch om de geheele Betuwe en de waarden benedenwaarts te sekureren bij eventueele ijsverstopping bij hooge voorjaarsvloeden, wordt er een regtlijnig kanaal vereischt, om als regelaar te dienen, dit kanaal met zijne overlaten 200 ellen wijd van drie sluizen met raketten voorzien, zoude beginnen op omstreeks een half uur beneden Westervoort, door de bergen van Gelderland en de Veluwe in de rigting van de Steenenkamer, om aldaar in de tweede ringvaart uit te wateren. Het kanaal werd voor den Amsterdamschen Rijnvaarthandel zeer dienstig, de Veluwe werd meer bebouwd en de gesteldheid onzer hoofdrivieren, die zoo dringend voorziening behoeven werd verbeterd.

Na dit kanaal daargesteld te hebben of ook tijdens dien, worde de ringvaart van 30 ellen breedte langs Harderwijk, Elburg, de Ketel, Genemuiden op de Lemmer aan tot bij Laaksum in de nabijheid van Stavoren vervolgd, voor alle de steden vrij verkeer en onbelemmerde afwatering latende. Dit alles voltooid zijnde, worde de afdammingsdijk tusschen Enkhuizen en Laaksum, over de ondiepten heen, die daar in de zee menigvuldig zijn, gelegd en deze tot stand gebragt, worde de Zee afgesloten door den dijk tusschen Durgerdam en het polderhuis van Diemen, latende aldus in het IJ eene kom van omstreeks 1200 Bunders, gelegen voor Amsterdam, die als maritime en koopvaardij haven eene der veiligste, schoonste en ruimste in het Heelal werd.

Onmiddellijk zoude na voltooide afdamming tusschen Enkhuizen tot in de nabijheid van Stavoren de Zuiderzee eene el en meer water van hare oppervlakte verliezen, waardoor veel grond al dadelijk gereed ter bebouwing werd, alvorens men tot de droogmaking over ging, daar alsdan de werkzaamheden daarvan eenen aanvang moesten nemen, die gene bezwaren opleveren. Na de voltooide droogmaking stelt men het graven van een breed kanaal door de drooggemaakte gronden voor in de rigting van de Lemmer op Naarden aan, om voorts ook binnenvaarten, weteringen, togtsloten enz. daarin te maken.

Het zoude aan eene tot dit werk gevormde Commissie of direktie overgelaten worden om zelve de aanzienlijke laatste werkzaamheden zelve uittevoeren of zulks aan eventueele pachters overtelaten om de landen door kavelen, sloten, slechten en grebben tot bebouwing gereed te maken, waartoe eene aanzienlijke som vereischt werd, aangezien er omstreeks 260000 Bunders aanwezig zijn, daar men die bereiding op ƒ 84. – p. Bunder begroot.

De raming van het geheel beloopt 92 millioen guldens. Het is er echter verre af, dat deze som benodigd ware. Het drooggemaakte IJ bezat eene waarde van 16 millioen guldens, die te realiseeren waren. – Door de genoemde afloop van water kwamen er ook dadelijk na de afdamming duizende Bunders disponibel, die in de nabijheid der kusten spoediger aftrek zouden vinden en het kavelen enz. aan de bebouwers overlatende, werd welligt het geheel voor 30 à 35 millioenen daargesteld, en met alle de voordeelen die aan deze onderneming verbonden zijn, kwam de Bunder land geheel toebereid op tusschen ƒ 325 à ƒ 350 te kosten, eene som die zeer gering is, aangezien de meeste in dit gedeelte der zee aanwezige grond klei is van eene zeer vruchtbaren aard.