Buch lesen: «Een Huzaar wordt niet geboren», Seite 2

Schriftart:

Foto C. de Vries
Midden in de nacht kregen wij een oefening. Als je krijgsgevangen werd gemaakt, mocht je alleen je legernummer zeggen als je verhoord werd, verder moest je over de oefening en wie je bent je mond dichthouden (zwijgplicht). Wij moesten tijdens de oefening ons bivak verdedigen, er waren wachtposten uitgezet die alarm moesten slaan als ons bivak werd overvallen. Wat wij niet wisten, was dat de SROC, School voor Reserve Officieren van de cavalerie, ook op oefening was. Zij moesten ons bivak overvallen en ons krijgsgevangenen maken. En meenemen voor een derdegraadsverhoor. Midden in de nacht sloeg de wacht alarm. Er werd met traangasgranaten gegooid en met losse flodders geschoten naar ons bivak, ook werden rookgranaten naar ons bivak gegooid. Algehele verwarring in ons bivak, we wisten totaal niet wat er aan de hand was. Wij werden overvallen en meegenomen als krijgsgevangenen. Ik werd ook meegenomen, werd tegen een boom aangezet. Met de veters uit mijn schoenen, werd ik aan mijn vingers aan een boom vastgebonden. Dat deed behoorlijk pijn. Met een scherp schijnende lamp schenen zij mij recht in mijn gezicht, ze bleven mij maar ondervragen, vroegen wie mijn commandant was en de naam van mijn legeronderdeel. Ik gaf alleen mijn legernummer, kreeg iedere keer een harde schop tegen mijn kont en ze vroegen mij opnieuw wie mijn commandant was. Dat werd steeds herhaald. Maar ik gaf geen kik. Na dit stevige verhoor werd ik losgemaakt en werd in een groep gezet met een goede beoordeling. Ik had alleen mijn legernummer genoemd en verder niets en heb dit vol kunnen houden. Ondanks de schoppen tegen mijn kont en het prikken met een bajonet. Van onze adjudant, die ook aanwezig was, kreeg ik een warme beker chocolademelk als beloning. Een van onze jongens sloeg helemaal door, vertelde alles, wie zijn commandant was en wat wij deden in het bivak. Hij werd uitgefoeterd dat hij een slappe zak was, een huzaaronwaardig. Er werd heel veel op zijn eergevoel gewerkt. Een luitenant deelde de doorgeslagen huzaar mee dat hij voor de krijgsraad te velde zou moeten verschijnen, vanwege de hoge paraatheid in deze Koude Oorlog. Ons hele peloton was getuige, toen de krijgsraad te velde werd samengesteld.
Een uitgeklapte tafel met een groen tafelkleed moest de balie voorstellen. Drie officieren namen plaats achter de groene tafel en begonnen de voorgeleide huzaar te ondervragen waarom hij alles bekend had. De jongen stond te stotteren, en stamelde dat hij bang was geworden voor zijn ondervragers. Zij hadden hem veel pijn gedaan. “Hij heeft de ondervraging door het toegepaste geweld niet kunnen weerstaan,” vertelde zijn verdediger die hem was toegewezen. De huzaar werd daarna weggeleid. De krijgsraad te velde zou zich tien minuten terugtrekken, om zich te beraden over het vonnis.
De officieren van de krijgsraad kwamen na tien minuten terug, namen plechtig plaats achter de groene tafel, iedereen moest opstaan en de huzaar werd voorgeleid. Hij moest de houding aannemen om de uitspraak van het vonnis aan te horen. De krijgsraad sprak unaniem de doodstraf uit, die direct ter plaatse uitgevoerd zou worden. De jongens in ons peloton, die allemaal getuigen waren van deze rechtspraak midden in de nacht, schrokken zich wezenloos. Dachten bij zichzelf: “Wat gaat hier in godsnaam gebeuren?” Zij konden door hun oververmoeidheid niet meer helder nadenken, haalden werkelijkheid en fantasie door elkaar!
Wat wij niet wisten, was dat alles van tevoren in scene was gezet, de huzaar hadden zij verwisseld met iemand van het SROC, die het spel realistisch meespeelde.
Door een luitenant werd een vuurpeloton samengesteld, het vuurpeloton bestond uit zes O.O’s in opleiding voor officier. Zij kregen allemaal één patroon toegewezen en moesten daarmee hun geweer laden. Wat wij niet wisten dat het losse flodders waren.
Het vuurpeloton van SROC werd opgesteld. De huzaar die doorgeslagen was, werd voor het vuurpeloton gebracht en aan een boom vastgebonden. Hij schreeuwde en huilde en riep om zijn moeder., Door de luitenant werd de huzaar geblinddoekt. Een aanwezige tamboer van het trompetterkorps begon luid te roffelen op zijn trommel. De huzaar werd gevraagd of hij nog wat te zeggen had.
De veroordeelde huzaar schreeuwde alleen maar: “Laat me los … laat me los … ik heb niets gedaan!” De luitenant, die het commando voerde over het vuurpeloton, riep met luide stem: “Richten … vuur!” Na de schoten van het vuurpeloton, viel de huzaar dood neer en bleef voorover op de grond liggen.
De huzaren in ons peloton, die getuigen waren van de executie, schrokken zich wezenloos. Dachten dat de executie echt was, een van de huzaren had van schrik in zijn broek gepoept. Gelukkig stapte de dode huzaar even later weer op, en werd aan ons voorgesteld om te laten zien dat de krijgsraad en het vuurpeloton realistisch in scene waren gezet. Wisten wij veel, we zaten net in dienst, waren naïef, ze konden ons in deze periode van alles wijsmaken. Maar na deze velddienst niet meer. Wmr1 Vermeulen zei: “Nu zie je wat in tijd van oorlog met je kan gebeuren, laat dit een goede les voor jullie zijn.”
Na deze nepterechtstelling, mochten wij terug naar onze tenten. Het was inmiddels 02.00 uur geworden, we mochten eindelijk gaan slapen. Niemand van ons heeft die nacht goed geslapen, diverse jongens waren de weg kwijt na deze schijnexecutie. Er werd weinig gezegd onder elkaar, men was nog helemaal onder de indruk van wat afgelopen nacht was gebeurd. De veldoefeningen werden afgemaakt, daarna zijn we teruggemarcheerd met volle bepakking naar de kazerne, het was mijn weekje wel. Er werd vrij realistisch geoefend bij de cavalerie, dat zal ik niet snel vergeten.
Je persoonlijkheidsvorming kreeg tijdens de oefening ontzettend veel aandacht.
Op een ochtend, tijdens het ochtendappel, werd ons meegedeeld dat wij vandaag antieke uniformen moesten gaan passen bij de foerier. De antieke uniformen waren afkomstig uit het legermuseum. Het waren uniformen van dragonders uit 1815. De volgende dag was het groot feest op de kazerne, ter ere van de keifeesten in Amersfoort. Alle kazernes in Amersfoort deden hieraan mee. Vier pelotons moesten oude uniformen passen, het was een drukte bij de foerier tijdens het passen van die antieke uniformen. Een sergeant van het museum kleedde ons peloton aan, in het juiste tenue. Wij moesten in dit tenue exerceren, wat helemaal niet lukte met die vreemde bepakking en de grote sabel aan je koppel. De volgende dag, tijdens de keifeesten, zou onder grote publieke belangstelling, een commando-overdracht plaatsvinden op de Willem III-kazerne. Door de oude en de nieuwe kazernecommandant. Beiden op hun paard, zoals het in vroegere tijden plaatsvond.
De dag van de commando-overdracht was aangebroken, wij moesten ons al vroeg opstellen voor het hoofdgebouw in het uniform van de dragonders, het was een prachtig, kleurrijk gezicht. Wij hadden voor ons peloton een opper staan met een gigantische grote snor en een grote kolenbak op zijn kop. Zijn sabel hing aan zijn koppel, kon net om zijn dikke buik vastgemaakt worden.
Langs de hekken van de kazerne, zag het zwart van de mensen die niets van de commando-overdracht wilden missen. Veel publiek was op de commandowisseling afgekomen. Wij stonden al twintig minuten in de eerste rust. Eindelijk klonk een trompetsignaal, beide commandanten reden met hun paard naar het midden van de grote appelplaats, zij stelden zich op naast elkaar voor de vlaggenmast. Er werd appèl afgenomen. Door beide commandanten werd er een toespraak gehouden, waarna het commando zou worden overgedragen. De oude en de nieuwe commandant trokken hun sabel en brachten een groet aan de aangetreden troepen. Intussen speelde het trompetterkorps de cavaleriemars. Na de groet wilde de oude commandant zijn sabel weer in zijn schede steken, maar stak per ongeluk onwennig met zijn sabel in het achterwerk van het paard van de nieuwe commandant. Dat beest begon te steigeren, er was geen houden meer aan. De commandant verloor zijn evenwicht en duvelde van zijn paard af. Onder luid applaus van de omstanders aan de hekken.
Ons peloton moest hier ontzettend om lachen. Wat niet in goede aarde viel bij de opper die voor ons peloton stond. De opper maakte rechtsomkeert, keek ons strak aan. Met zijn kolenbak half scheef op zijn kop, riep hij ons met luide stem toe, met een stalen gezicht, zonder een spier te vertrekken en zijn grote snor te bewegen. “Koppen dicht, haal die lacherige grijns van jullie smoelen, al komt Jezus Christus naar beneden, dan hebben jullie je nog in te houden, hebben jullie dat begrepen!” Dat riep de opper om het gezicht van zijn peloton te redden. Hij kreeg luid applaus van het publiek. Wij hebben hier later nog veel om gelachen.
Onze rekrutentijd zat er zowat op, iedere rekruut snakte naar het einde van zijn opleiding, deze was behoorlijk zwaar geweest, en was mij behoorlijk tegengevallen. Ik had een conditie, die ik later nooit meer heb gehad. Wij zaten nu in afwachting wat onze nieuwe bestemming zou zijn voor de vervolgopleiding. Niemand wist nog waar hij naartoe ging.
Gelukkig was het vandaag betaaldag Wij kregen als dienstplichtige huzaar nog steeds maar f 1,00 per dag vergoeding, dat was niet veel. Ik was al aardig aan het interen op mijn spaarrekening. Gelukkig had ik nog wat achter de hand, overgehouden van het varen. Na het uitbetalen dacht ik bij mezelf: “Ik moet toch zien dat ik wat meer kan verdienen in het leger.” Er werd veel reclame gemaakt in het leger om als kvv’er, in dienst te treden. De wedde zag er goed uit en je kreeg na zes jaar een vette premie mee, drie jaarsalarissen. Dat stond mij wel aan. Na die zes jaar zou ik wel zien wat ik dan ging doen. Maar eerst maar mijn opleiding afmaken.
De eerste opleiding zat erop, de laatste woensdag van de opleiding kregen wij a.p. om in de binnenstad van Amersfoort ons oliebollenfeest te vieren, samen met het kader wat ons had opgeleid. In café ‘Zwarte Riek’ zou ons feestje plaatsvinden. Daar kostten een borrel en een biertje maar f 0,35 cent. Dit was een speciaal tarief voor de huzaren die hun opleiding erop hadden zitten.
De kpl’s hadden dit café voor ons uitgezocht. Wij trokken veel bekijks in onze nieuwe uniformen in de binnenstad. Vooral van de huzaren, die een lichting voor ons in dienst waren gegaan en nu in hun oude Engelse uniformen op de Bernhard-kazerne zaten voor hun tankopleiding. De ouwe stomp had ook a.p. en schreeuwde ons na: “Oliebollen… Cut fillers!” Wij waren in onze nieuwe uniformen duidelijk herkenbaar als oliebol in de stad.
De eerste drie rondjes kregen wij van de kpl’s, als beloning dat wij het beste peloton waren geworden van de opleiding. De kpl’s waren geslaagd voor hun rang van wachtmeester. Zij vertelden dat wij in begin een moeilijke klas waren geweest, stronteigenwijs.
De meeste hadden jaren gevaren en raakten niet snel onder de indruk van het geschreeuw van het kader, als zij riepen. “Je komt voorlopig niet thuis.” Dat zou ons een rotzorg zijn, de meesten hadden reizen gemaakt van een jaar of langer, waren maanden van huis geweest. Maar uiteindelijk is het ze toch gelukt.
De kpl’s dachten ons onder tafel te kunnen zuipen, maar dat viel ze vies tegen. De eersten die goed dronken waren, en onder tafel lagen, waren de kpl’s. Aan het einde van het feest hebben we de kpl’s onder de tafels vandaan gehaald en mee moeten slepen naar de kazerne. Samen uit, samen thuis. Het was ook hun eindfeestje geweest, zij waren nu wachtmeester geworden en waren nu kpl af. Onze adjudant en wmr1 Vermeulen hielden tijdens het afscheidsfeest hun verstand erbij. Tijdens de borrel vertelde de adjudant over de invasie in Normandië. Hij heeft tijdens de invasie in Normandië veel meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog, en lustte de Russen rauw, vertelde de adjudant. De adjudant was trots op zijn invasiekoord, dat hij mocht dragen op zijn uniform.
De allerlaatste dag van de basisopleiding waren de ouders, familie en verloofdes uitgenodigd op de kazerne. Op de ouderdag was iedereen welkom om te zien hoe hun zonen en verloofden in deze twee maanden omgeschoold waren tot echte huzaren!
Diverse militairenvoertuigen stonden opgesteld op het parkeerterrein. Onder andere een Centurion bergingstank, AMX tank, Half-tracks rupsvoertuig, diverse soorten Daf-voertuigen, Jeeps. Al deze voertuigen mocht men ook van binnen bezichtigen. Het was feest op de kazerne, het trompetterkorps gaf een uitgebreide taptoe met exercitie. Het demonstratiepeloton uit de Bernhard- kazerne liet zien hoe er geëxerceerd moest worden. Ons peloton moest een demonstratie geven op de stormbaan. Voor het eerst werd de limiet gehaald, vermoedelijk kwam dat door de aanmoediging van de familieleden. Onze kamers mochten bezichtigd worden, mijn vader en moeder vonden het maar een oude bende, deze slaaplokalen, het leek meer op een gevangenis. Het was mooi weer, het werd een leuke dag.
Tussen de middag kregen wij een blauwe hap te eten, nasi goreng met allerlei toebehoren. Mijn verloofde wist niet dat ik zo hard kon hollen en zo lenig was tijdens het nemen van de stormbaan. Ik was conditioneel een heel stuk vooruitgegaan. Na de lunch waren er nog demonstraties van een verkenningseenheid met verschillende wapens. Halverwege de middag was het einde van de open dag. Wij moesten nog eenmaal op appel, voordat wij naar huis mochten. Op de laatste dag kregen wij onze nieuwe bestemming te horen, waar wij heen moesten voor een vervolgopleiding. De meeste jongens gingen naar de Bernhard-kazerne, om opgeleid te worden voor tankchauffeur of voor seinerlader. Een grote groep jongens was ingedeeld voor de rijopleiding. Mijn naam zat hier ook bij. Ik werd opgeleid voor kok/ chauffeur, mijn koksopleiding hoefde ik niet meer te volgen omdat ik als kok gevaren had. Er waren ook jongens bij die hun vrachtwagenrijbewijs hadden, die gingen naar de Kromhout-kazerne in Utrecht voor de opleiding vrachtwagenmonteur.
De rijopleiding vond plaats op de Willem III –kazerne, ik hoefde gelukkig alleen te verhuizen naar de bovenste verdieping, nog meer trappenlopen maar dat had ik er wel voor over. Mijn verloofde was erg blij met dit bericht, dat ik op de Willem III- kazerne bleef gelegerd, lekker dicht bij huis. De uitslag van de overplaatsing kwam voor mij en mijn verloofde goed uit.
Na het weekeinde moest ik mij melden bij de rijopleiding. Wachtmeester 1e klas Ringelberg en wachtmeester 1e klas Takkenberg zwaaiden hier de scepter. Opperwachtmeester Molenaar was onze grote baas, althans dat vertelde hij. Hij zei altijd: “Ritmeester Bikker is de hoogste in rang, maar jullie doen wat ik zeg.” Wij moesten beneden aantreden voor ons eerste appel. Alles ging een stuk gemoedelijker op de rijopleiding, maar men moest nog steeds in looppas lopen. Om geen schele ogen te maken tegenover de nieuwe rekruten die net binnen kwamen lopen. Ook op de rijopleiding, moesten wij iedere week een stormbaantje lopen en kregen we een veldloop van vijf kilometer, dwars door Amersfoort heen. Tevens moesten wij iedereen week gekleed zwemmen, in overall met gymschoenen in het sportfondsenbad, om te oefenen voor het MLV –speldje. Hier ontkwamen wij niet aan.
Op het appel werden de namen afgeroepen door de wmr van de week en er werd gevraagd of er nog huzaren waren die op ziekenrapport moesten. Daarna werd de dagorde voorgelezen, tevens werd ons uitgelegd wat de bedoeling was van de rijopleiding op een dikke Daf YA 328. De opleiding zou twee maanden duren. De ene week kreeg je in de ochtend theorie en andere diensten, in de middag werd rijles gegeven, de andere week was het precies andersom.
Wij begonnen de eerste dag in de ochtend met de rijlessen, ik moest mij melden bij kpl Brouwer. Voor mij was kpl Brouwer geen onbekende, het was wel opmerkelijk dat ik bij hem werd ingedeeld. Ik kende Henk vrij goed, een vriendelijke kerel maar streng in zijn rijopleiding en voortrekken was er niet bij. Na het appel zijn we afgemarcheerd naar de parkeerplaats van de lesauto’s. Eerst kregen wij uitleg over de dikke Daf YA 328, je had een hoge en lage versnellingsbak. De versnellingsbak was niet gesynchroniseerd, er moest met tussengas geschakeld worden. Kpl Brouwer nam zelf plaats achter het stuur, met als bijrijder zijn eerste leerling, hij zou ons naar het industrieterrein van Amersfoort rijden om daar het een en ander voor te doen. Met drie man zaten wij achter in de bak van de dikke Daf. Het was mooi weer om te lessen.
Kpl Brouwer kwam met zijn lesauto voor bij de uitgang van de kazerne. Hier werden wij tegengehouden en tot stoppen gedwongen door de wachtcommandant. De uitgang was tijdelijk gestremd, niemand mocht erdoor.
Vandaag kwamen nieuwe rekruten binnen, voor hun eerste opleiding.
Een Groningse dienstplichtige boer had diverse malen uitstel of afstel van zijn dienstplicht gevraagd, helaas was dit steeds afgewezen. Tot grote frustratie van de boer, die door de beslissing van Defensie ten einde raad was. Op de dag van zijn oproep om op de kazerne te verschijnen, is de dienstplichtige boer met zijn hele veestapel naar de kazerne toegekomen.
Grote paniek voor aan de poort, de officier van piket liep heen en weer te beren en gelaste de dienstplichtige boer om zijn vee weer in de veeauto’s te laden. Dat hij vastgebonden had aan het hek van de kazerne. Hij was net begonnen zijn koeien te melken. Er werd druk getelefoneerd met het ministerie van Defensie in Den Haag om deze situatie op te heffen.
Korporaal Brouwere kon zo lang niet wachten, dit ging allemaal van onze lestijd af. In overleg met de wachtcommandant hebben wij de kazerne aan de achterkant verlaten. Wij zijn eerst naar het industrieterrein gereden. Om beurten moesten wij plaatsnemen achter het stuur. De instructeur had alleen een grote hendel voor zich waarmee hij het voertuig tot stilstand kon brengen.
Alle vier waren we aan de beurt geweest, wij reden nu richting de binnenstad.
Wij reden in de Langestraat van de binnenstad, mijn maatje was weer voor de zoveelste keer zijn richtingwijzer vergeten terug te zetten. Opeens liet kpl Brouwer, midden in de winkelstraat, de auto stilzetten. Hij moest uitstappen en naar de richtingaanwijzer lopen op de auto, die nog knipperde. Kpl Brouwer gaf het bevel dat hij de richtingaanwijzer moest uitblazen. Hij stond een paar minuten, midden op straat naast de lesauto, hard te blazen op de richtingaanwijzer. Het winkelend publiek stond verbaasd naar de blazende huzaar te kijken, hij stond echt voor lul. Vanuit de auto riep kpl Brouwer: “ Hier binnen zit een knopje waarmee je de richtingaanwijzer uit en aan kan zetten, dan hoef je niet meer zo hard te blazen. We zijn nooit meer vergeten om onze richtingaanwijzer terug te zetten. Een van de jongens had moeite om te onthouden wat links of rechts was. Hij reed steeds de verkeerde kant op. Kpl Brouwer zei: “Morgen, als we weer gaan rijden, moet jij je als eerste bij mij melden, dan heb ik wat voor je, om snel te leren wat links of rechts is.
De volgende dag meldden wij ons weer bij kpl Brouwer, voor onze rijinstructie. De knaap die gisteren steeds de verkeerde kant op reed, meldde zich bij kpl Brouwer. Hij kreeg om zijn linkerarm een bos strooi gebonden en om zijn rechterarm een bos hooi. Hij stond voor paal met die bossen om zijn armen. Mijn maatje moest als eerste rijden, kpl Brouwer riep geen links- of rechtsaf, maar …hooi en dan weer strooi. Hij zat voor lul in de lesauto. Het was snel afgeleerd om je te vergissen.
Zij hebben bij de cavalerie wel aparte leermethodes. Je leerde snel. Iedere dag, na het einde van de rijles, moest er afgetankt worden op de Bernhard-kazerne. De dikke Daf s, waren niet zuinig in benzinegebruik, 1: 3 als je geluk had. In het oefenterrein liepen ze op 2:1. In de middag kregen we theorieles van een oude kpl 1e klas, voertuigkennis, motortechniek en verkeersles. De wegenverkeerswet werd helemaal uitgeplozen en ontleed, niets werd er overgeslagen. Het eerste artikel in handboekchauffeur art.1 luidde;, “Een militaire chauffeur mag bij een aanrijding of ongeval ‘nooit’ schuld bekennen.” De schuldvraag moest je overlaten aan de Koninklijk Marechaussee. De overheid was namelijk niet verzekerd. Bekende je toch schuld, dan kon je direct door naar Nieuwersluis (militaire gevangenis) om daar aardappelen te gaan schillen.
Op donderdagavond mocht niemand weg, dan hadden wij groot corvee, alles moest tot in de puntjes schoongemaakt worden. Het was steenkoud op de kamer waar wij sliepen, het was inmiddels hartje winter geworden. Klaas van de Weide uit Limburg had nog wat extra kolen in de potkachel gegooid, wat niet slim was vlak voor het avondappel. Want over een half uur kregen wij inspectie en moest die kachel helemaal schoon en leeg zijn. Groot protest van de andere jongens: “Hoe kan je dat nu doen, lul?” Klaas zei: “Dat is geen probleem, ik schep even voor tien uur die hete kolen in de kolenkit en breng die naar buiten.”
Tegen tien uur schepte Klaas de overgebleven, brandende kolen uit de potkachel in een kolenkit en sjouwde hij de kolenkit de kamer uit. Halverwege de trap hoorden wij Klaas schreeuwen. De bodem was onder uit de kolenkit gevallen en de brandende kolen lagen nu verspreid op de stenen trap. Gelukkig kon dat geen kwaad. Door de hete kolen had het soldeer onder aan de bodem van de kolenkit losgelaten, die was door de hitte van de hete kolen gaan smelten.
Met een emmer water hebben wij de kolen geblust en de rommel opgeruimd. Gelukkig was de bodem er niet in onze kamer onderuitgegaan, anders had de kunststof vloerbedekking op de vloer van onze kamer vlamgevat. Gelukkig waren wij de laatste kamer waar de wmr van de week zijn inspectie hield. Wij waren net op tijd klaar met het schoonmaken van de trap, voor het appel en voor de inspectie.
Tijdens het groot corvee waren wij in een melige bui, een bijdehante Hagenees op onze kamer had weer eens het hoogste woord. Een van de jongens zei tegen hem: “Henkie… wil jij een geeltje verdienen?” Ja… dat wilde Henkie wel. “Dan moet je je lul laten zien, en hem nu op de rand van de tafel leggen.”
Direct gooide Wiebe, een Fries, een geeltje op tafel (25 gulden). Henkie, de Hagenees vond dat te weinig. Nog zes jongens deden mee en gooiden geld op tafel. Henkie haalde bij het zien van al dat geld onmiddellijk zijn lul uit zijn broek, en legde die op de rand van de tafel. Direct pakten de jongens die om Henkie heen stonden hun geld weer van tafel! “Wat krijgen we nou?” riep Henkie, die nog druk bezig was met zijn gulp. Wiebe, de Fries, zei tegen Henkie: “Je krijgt helemaal niets, jouw lul heeft geen oogjes en kan niet zien!”
Henkie sprong uit zijn vel van kwaadheid, wilde Wiebe aanvliegen. Met de jongens om Henkie heen hebben wij dat gelukkig kunnen voorkomen. De Hagenees was even een kopje kleiner gemaakt en had geen grote bek meer. Henkie was even op zijn nummer gezet door deze huzarengrap.
Op vrijdag werd er niet gelest met de auto en werd er ook geen theorieles gegeven. Dat was de laatste dag van de week, dan werd onderhoud gepleegd aan de lesvoertuigen. Hier waren wij de hele ochtend en een stukje van de middag mee bezig. Op het einde van de middag, als afsluiting van de week, moesten wij nog een stormbaantje lopen Hier probeerden wij ons van te drukken, wat niet altijd lukte. Het onderhoud geschiedde geheel volgens schema, zoals vermeld in handboek chauffeur. Onder toezicht van een kpl beheerder BOS (benzine, olie, smeermiddelen) moesten wij onderhoud plegen. Het voorframe van de dikke Daf moest voor de auto worden opgesteld, net als de motorkap voor de Hercules lijnmotor. Beide stoelen uit de auto moesten ernaast gezet worden. Precies volgens schema uit het handboek chauffeur, alles moest in één rechte lijn staan met de andere motorvoertuigen waar onderhoud aan werd gepleegd. De wormkasten bij de wielen moesten bijgevuld worden met olie, het oliepeil moest nagekeken worden net als de bandendruk, en alle nippels op de leswagen moesten doorgesmeerd worden. En de korte tussenas moest aangedraaid worden, hier mocht geen speling op staan. Het onderhoud was geen onaangenaam werk. Tenminste, als het niet regende, je stond in de openlucht je werk te doen, het was behoorlijk koud. Er werd behoorlijk diep ingegaan op praktische motorkennis, privé stak je daar veel van op.
Na een maand rijopleiding, hadden wij al diverse proeven gedaan, zoals van twee laag naar driehoog schakelen met de korte tussenpook en de hellingproef. Kpl Brouwer vroeg aan ons wie de hellingproef al goed onder de knie had. Direct meldde zich een bijdehand dat hij de beste was. Wij stonden stil op de steile helling voor het ziekenhuis Lichtenberg in Amersfoort. Kpl Brouwer zei tegen de jongen: “Geef mij je polshorloge maar even.” Kpl Brouwer stapte uit en legde het horloge achter een groot achterwiel en zei tegen de jongen: “Rijden maar.” De jongen zweette peentjes, het water liep langs zijn gezicht. Hij was bang voor zijn horloge, dat hij had gekregen van zijn ouders toen hij achttien jaar was geworden. Heel langzaam gaf hij gas terwijl hij de handrem stevig in zijn hand hield. Bij het juiste toerental liet hij het voertuig langzaam optrekken, gelukkig ging hij geen millimeter naar achter, zijn horloge was gered. “Netjes gedaan,” was het korte commentaar van kpl Brouwer. Hij kon daarna zijn horloge van de weg afpakken. Het waren wel harde leermethodes, je leerde snel goed rijden en je mond erover dicht te houden, opscheppen was er niet bij!
In de laatste weken van de rijopleiding moesten wij terreinrijden op de Leusderheide, dwars door de diepe tanksporen heen. Je moest goed uitkijken met sturen. De dikke Daf had geen stuurbekrachtiging en je kreeg zware klappen op het stuur in het mulle zand. Je moest je duimen aan de buitenkant van het stuur houden. Een van de jongens had zijn duim verstuikt omdat hij zijn stuur verkeerd vast had gehouden en moest daarmee naar de dokter. Vrij kort daarna moesten wij rijexamen doen. Gelukkig slaagden we allemaal.
In de laatste week van de rijopleiding kregen wij les in colonne rijden. Wij gingen drie dagen in het heuvelachtige gebied van provincie Limburg rijden om het colonne rijden onder de knie te krijgen. Op deze manier werden wij geoefend in colonne rijden naar Duitsland. Het oefengebied in Duitsland is nogal heuvelachtig.
’s Nachts sliepen de leerling chauffeurs met elkaar in de achterbak van de dikke Daf. De kpl’s, instructeurs en de wmr’s waren ingekwartierd in een café, waar slaapplaatsen waren geregeld. Het was voor de kpl’s en de wmr’s een uitje, om de bloemetjes eens goed buiten te kunnen zetten, zonder toezicht van hun vrouwen. Veel anekdotes deden hierover de ronde.
Wachtmeester Molenaar met zijn immense grote snor en buitenmodel grote zwarte baret, reed staande als colonnecommandant voorop in zijn open jeep. Hij leek wel op de Engelse generaal Mont Gomerie zoals hij voorbij kwam rijden.
Wij hadden voor drie dagen noodrantsoenen bij ons, die moesten wij zelf warm maken. Wij hadden twee waterverhitters meegekregen om de afwas in te doen en de noodrantsoenen in op te warmen. Deze werden op benzine gestookt, wat niet ongevaarlijk was bij ondeskundig gebruik.
Midden in het dorpje Eijsden hielden wij stil om ons bivak voor de nacht op te zetten. Van hieruit zouden wij iedere dag onze ritjes maken, om rijervaring op te doen in heuvelachtige gebied. Wij stonden midden op het marktplein, met militaire precisie waren de voertuigen netjes op een rijtje gezet. We kregen veel belangstelling van de plaatselijke schooljeugd, die vond het prachtig, al die militairen met hun voertuigen. Ook de meiden uit het dorp waren bij ons niet weg te slaan, en bedelden om de chocoladerepen en sigaretten die in de noodrantsoenen zaten.
Ik werd de volgende morgen aangewezen om het ontbijt te verzorgen en eieren te bakken voor de kpl’s en de wmr’s, die opper Molenaar had geregeld op de Willem III- kazerne. Kpl Brouwer zei:” Jij bent kok geweest op de grote vaart, ga je gang.” De avond ervoor hadden veel jongens stevig gedronken in de plaatselijke kroegen, het was met het drankgebruik behoorlijk uit de hand gelopen. Het was compleet carnaval geweest, iedereen liep nog met een punthoofd rond.
De omgang met het kader in de rijopleiding was heel wat gezelliger en gemoedelijker dan in onze basisopleiding. Achter de geparkeerde auto’s, op het open stuk marktterrein, hebben wij een groot gat gegraven om afval in te doen. Hier hebben de huzaren de lege dozen van hun noodrantsoen ingegooid. Op verzoek van opperwachtmeester Molenaar moesten de dozen verbrand worden. Een van de jongens van de onderhoudsgroep (BOG) die onze colonne begeleidde, gooide een halve jerrycan benzine over de kartonnen dozen om ze snel te kunnen verbranden. De BOG’er kon zo gauw geen lucifers vinden. Na een tijdje zoeken had de huzaar eindelijk lucifers gevonden en stak hij de lege dozen alsnog aan. Plotseling hoorden we een harde knal, er ontstond een ware explosie met een enorme steekvlam uit de afvalkuil.
De huzaar die het vuur had aangestoken schoot naar achteren. De benzine was tussen de dozen gaan gassen en veroorzaakte bij het aansteken een enorme vuurexplosie. Diverse omwonenden uit de buurt kwamen kijken wat er aan de hand was. Gelukkig vielen de verwondingen mee, de huzaar was alleen zijn wenkbrauwen kwijtgeraakt door de plotselinge, grote hitte. De huzaar die het vuur had aangestoken hoefde gelukkig niet naar een dokter, hij was alleen erg geschrokken. Verder was niemand gewond geraakt door die enorme steekvlam.
Na de derde dag zat de rijoefening erop en zijn wij, nadat we de bivakplaats schoon hebben achtergelaten, weer teruggereden naar Amersfoort. De volgende dag was het vrijdag, onderhoudsdag van de voertuigen. Alles moest netjes in orde gemaakt worden, voordat wij naar huis konden met verlof.
Tijdens het onderhoud kwam de wmr van de week naar de onderhoudsplaats, en riep dat ik bij hem moest komen. Ik moest op rapport komen bij ritmeester Bikker. Samen met de wmr van de week zijn wij naar het stafbureau gelopen. Ik moest voor de deur van de ritmeester wachten. Precies op de minuut af die afgesproken was, werd ik naar binnen geroepen. Stram in de houding meldde ik mij voor het bureau van de ritmeester, ik wist nog steeds niet waarvoor ik op rapport moest komen. Opeens werd het mij duidelijk, ik had enkele weken geleden een rekest ingediend met een verzoek om overgeplaatst te worden naar de kaderschool als kvv’er. Ik wilde wachtmeester/menagemeester worden.
Ritmeester Bikker keek mij strak aan. Ik moest mijn arbeidsverleden aan hem vertellen, tevens wilde hij mijn motivatie weten waarom ik kvv’er wilde worden, terwijl ik eerst had geprobeerd om onder de dienstplicht uit te komen via de vrijstellingsregeling van de koopvaardij. Een en ander uitgelegd aan de ritmeester, die hier aantekeningen van maakte. De ritmeester vertelde mij kort en krachtig dat mijn rekest was goedgekeurd in Den Haag. Dat ik na mijn rijopleiding overgeplaatst zou worden naar de kaderschool (koksschool) in Leiden. Voor opleiding tot onderofficier, in de functie van wachtmeester/menagemeester. Na de mededeling van de ritmeester maakte ik rechtsomkeert, na eerst een groet gebracht te hebben, en ben ik teruggegaan naar de onderhoudsplaats. Eind van de middag lag mijn contract klaar op het stafbureau om in dienst te treden als kvv’er. Om 16.00 uur werd ik op het stafbureau verwacht om mijn contract te ondertekenen. Na het ondertekenen van mijn contract zag mijn wedde er een stuk beter uit dan die f 1,00 per dag die ik nu kreeg. Kpl Brouwer feliciteerde mij met mijn toekomstige promotie en zei: “Welkom bij de club.”
Half november zat de rijopleiding erop, gezamenlijk hebben wij met onze groep een afscheidsfeestje gevierd in het café van ‘Zwarte Riet’. Wmr Ringelberg, onze examinator, was ook aanwezig, samen met de kpl’s rijinstructeurs. Wij hebben een leuke tijd met elkaar gehad tijdens de rijopleiding. Half november werd ik overgeplaatst naar de kaderschool in Leiden. Er waren twee intendancekazernes in Leiden. In de Morspoort-kazerne werden de messbediendes opgeleid en op de Doelen-kazerne de koks, de korporaalkoks en de sergeant- c.q. wachtmeesters/menagemeesters. Veel jongens van de rijopleiding werden naar hun nieuwe onderdelen overgeplaatst, de meeste jongens kwamen bij de parate troepen terecht, waarvan een groot deel in Duitsland i.v.m. de Koude Oorlog. De volgende maandagmorgen moest ik mij in volledige oorlogsbepakking en met mijn plunjebaal melden in de Doelen-kazerne. Het was nogal een gehannes om met volle bepakking in de trein naar Leiden af te reizen. Bij aankomst in de Doelen-kazerne werden wij opgevangen door een sgt-instructeur van de infanterie. Na kennismaking werd ons een houten barak toegewezen, verblijfplaats voor toekomstige O.O’s. Om één uur in de middag hadden wij onze eerste appel. De sgt van de week riep de namen af, iedereen riep: “ Present,” behalve ik. Ik antwoordde met: ”Hier.” De sgt keek mij aan en riep: “Waarom antwoord jij niet met present?” Waarop ik antwoordde: “,Bij de cavalerie zeggen wij ‘hier’.” Ik was de enige cavalerist in de groep. Bij de opleiding kpl ’koks, aan de andere kant van de kazerne, waren meer cavaleristen ondergebracht. Die zaten in een ander gebouw. Tijdens het appel, werden de uitmonsteringtekens (driehoekjes) van de kaderschool uitgereikt, die moesten op het padje van je kraagspiegel bevestigd worden. Iedereen kon nu zien dat je op een kaderschool was ingedeeld. Na de introductie van de kaderopleiding kregen wij de volgende dag onze eerste les, in keuken- en voedingsleer. Wij moesten precies uitrekenen hoeveel calorieën een soldaat of huzaar nodig had tijdens een zware veldoefening. Wij kregen les van een vrouwelijke luitenant van de milva, daar hoefde je geen geintjes mee uit te halen, het was een pittige tante met mooie, strakke borsten. Na de les konden wij onze PSU in orde maken, tot het avondappel. Verder werden wij de hele avond met rust gelaten en konden we naar de kantine. De volgende dag hadden wij exercitie, nu moesten wij om beurten zelf exercitie les geven, als toekomstige onderofficier. Wij moesten bij de kpl’s in opleiding inspectie houden, dat viel voor de eerste keer niet mee! We kregen op onze donder dat wij veel te slap inspecteerden, dat moest scherper en strenger. De derde nacht, het was een uur of één, we lagen al lang en breed te slapen, kregen wij NATO-alarm. Dat gebeurde regelmatig op de kazernes tijdens de Koude Oorlog, iedereen moest in volle bepakking aantreden, ook het kader van de kazerne werd van huis gehaald. Na inspectie van de overste kregen wij het sein ‘einde alarm’. Wij konden de boel weer opruimen en weer naar bed. Wij sliepen nu als toekomstige onderofficier op echte bedden met lakens, heel wat anders dan op die strozakken zonder lakens in de oude koude Willem III--kazerne. De soldaten en huzaren op de Doelen-kazerne sliepen nog wel op strozakken. De volgende ochtend, bij het ochtendappel, werd mij meegedeeld dat ik de dienstdoende wmr van de week was (titulair). Ik moest iedere dag een dagrapport bijhouden van wat er die dag allemaal plaats had gevonden. Wij hadden een mentor (sgt) die ons begeleidde. Alleen overdag was de mentor op de kazerne aanwezig, in de avond en nacht was je op jezelf aangewezen. En overal verantwoordelijk voor. Ook moesten wij dienstdoen als wachtcommandant, om beurten aan de poort wachtdiensten verrichten. Door de week 12-uursdiensten en in het weekeinde 24-uursdiensten. Ook moesten wij bij toerbeurt op de Morspoort-kazerne wachtdiensten lopen. Op een dag was ik wachtcommandant op de Morspoort-kazerne. Tijdens het ochtendappel marcheerde ik met twee man van de wacht naar de vlaggenmast. Via een grammofoonplaat werd het geluid van een ochtendappel ten gehore gebracht. Door de wacht, aankomende messbediendes, werd de vlag gehesen en wij brachten de groet aan de vlag. De kazernecommandant begon ineens hard tegen mij uit te varen, schreeuwde: “Wachtcommandant, in welk land leven wij?” en wees naar de vlag. De twee jongens van de wacht hadden de Nederlandse vlag op zijn kop naar boven gehesen. Ik kreeg als d.d. wachtcommandant behoorlijk op mijn sodemieter en had op mijn volgende vrije weekeind extra wacht, als wachtcommandant, voor straf. Daar kon ik het even mee doen. Hier was ik niet blij mee. Door dit soort taferelen begonnen wij ons als toekomstig kader steeds harder op te stellen naar de manschappen toe. Een wachtmeester wordt net als een huzaar niet geboren, maar gemaakt door zijn ondergeschikte. Na de ochtendexercitie, die wij gaven aan de kpl’s in opleiding, kregen wij kookles in de leskeuken, van een sergeant kok. In de leskeuken stonden achttien huishoudelijke kookfornuizen opgesteld, met ieder vier kookpitten en een bakoven. In een groen gestoken kokstenue kregen wij les in menuleer. Hier werd het menu besproken, veel van mijn collega’s in opleiding kwamen van de hogere hotelschool af. Onder elkaar was er veel rivaliteit, de ene groep had zijn opleiding gehad op de hogere hotelschool in Den Haag, en de andere groep kwam van de hogere hotelschool uit Maastricht. Nadat het menu was vastgesteld, moesten wij voor één persoon koken, dit was tevens je warme lunch voor deze dag. Op het menu stond een kalfskroketje vooraf, een groentesoepje, gekookte aardappelen, witlof met een balletje gehakt, en een griesmeelpuddinkje toe. Dit was een verrekt moeilijke opdracht, ga maar eens voor één persoon koken als je gewend ben om voor tachtig t/m tweeduizend man te koken. De sergeant had al snel de pik op mij, vooral toen ik hem een paar keer in de rede was gevallen, tijdens zijn les menuleer. De sgt was met het kazernemenu bezig voor driehonderd man, ik had daar opmerkingen over gemaakt. Hij vroeg aan mij wat daaraan markeerde, ik zei: “Er zitten twee dezelfde kleuren in gerechten van het menu, dat hoort niet.” Ik werd bijgevallen door enkele collega’s van de hogere hotelschool. Gelukkig had de sgt wel gezorgd voor receptuur voor één persoon. Wij hadden de hele morgen de tijd om het eten klaar te maken voor de lunch, na de bereiding van onze persoonlijke lunch werden we beoordeeld op smaak en presentatie. Hier zouden wij een cijfer voor krijgen. Daarna zou er gezamenlijk gegeten worden aan de grote, lange tafel in de leskeuken. De sgt verliet de keuken en liet ons alleen achter en wenste ons veel succes. Wij konden beginnen met het bereiden van onze warme lunch. De meeste collega’s hadden moeite om kleine porties te maken. Ik sprak af, dat ik voor de hele klas de salpicon voor de ragout van de kroketten zou maken, zodat eenieder hiervan een kroketje kon draaien. De rest was wel te doen. Tegen twaalf uur was iedereen klaar met het maken van zijn lunch. Ik had de pan waarin ik de krokettenragout had gemaakt onder mijn bank gezet, ik was wel benieuwd naar de becijfering van de sgt. Sommige jongens konden bij hem geen kwaad doen en kregen een voorkeursbehandeling, zoals Arthur. Zijn vader was eigenaar van het Parkhotel in Rotterdam. De sgt kwam de keuken binnen en begon bij het eerste fornuis van mijn maatje een stukje van zijn kroket te proeven. Hij kreeg een zeven voor de smaak en een zes voor zijn presentatie (model kroket). Daarna kwam hij bij mij, ik kreeg een vier voor de smaak van mijn kroket, Arthur kreeg een negen en zo werden er nog meer verschillende cijfers gegeven. Het kroketje was de moeilijkheid van dit menu, om dat goed te maken. Tijdens het eten vroeg de sgt hoe het was gegaan en of iemand hier nog opmerkingen over had. Ik stak mijn hand op en vertelde dat ik het met de becijfering van de smaak van de kroketten totaal niet eens was. Geïrriteerd vroeg de sgt aan mij wat daaraan mankeerde. Ik pakte de pan waarin ik de ragout had gemaakt, liet die aan de sgt zien en zei: “ Ik heb de ragout voor alle kroketten gemaakt. De cijfers voor de smaak van de kroket hadden gelijk moeten zijn. ”Witheet stapte de sgt de keuken uit en zei verder niets. Na het middagappel moest ik bij de sgt (infanterie) op zijn kamer komen. Hij zei tegen mij:” Ik wil je even waarschuwen. Als jij de kaderschool af wil maken, moet je toch een andere houding aan gaan nemen. Er gaan nu al stemmen op onder het kader om jou van de kaderschool af te trappen en dat zou zonde zijn. Vooral nu je voor zes jaar hebt getekend als kvv’er.” In overleg met de sgt ben ik naar zijn collega gegaan om mijn excuus aan te bieden, omdat ik hem te kakken had gezet waar de hele klas bij was. De sgt kon het waarderen dat ik naar hem toe was gekomen om mijn excuus aan te bieden. Achteraf vond hij het toch wel een mooie grap, alleen kon hij het niet waarderen dat de hele klas hier getuige van was geweest. Hij begreep dat ik een jongen van de praktijk was, niet op een hogere hotelschool had gezeten en door ervaring op de grote vaart (cruiseschepen) op de kaderschool terecht was gekomen. Gelukkig aanvaardde de sgt mijn excuus. Tevens heb ik de sgt beloofd hem niet meer in de weg te lopen. Tijdens de opleiding zijn wij zelfs goede vrienden geworden, ik moest vaak speciale klussen voor hem opknappen, o.a. helpen koken voor hoge stafofficieren die uitgenodigd waren. Er werd uit de burgerij van Leiden nog weleens een beroep gedaan op de cursisten van de koksschool. Kolonel Wessels was onze commandant van de koksschool, hij zat in diverse besturen van allerlei verenigingen in de stad Leiden. Op een dag was er groot feest in de studentensociëteit Minerva. Wij moesten in opdracht van de sgt een hele grote taart maken van karton op twee balken, waarmee wij met vier man de taart naar binnen konden dragen. In deze taart zou een stripteasedanseres plaatsnemen die tijdens het feest naakt uit de taart zou springen om een show te geven voor de studenten. De kartonnen taart werd met eiwitschuim netjes opgespoten, met kersjes en aardbeien gegarneerd, het leek net op een echte taart van vier meter hoog. Met de sgt hebben wij de taart afgeleverd bij Minerva en in een apart kantoortje hebben wij de stripteasedanseres in de taart gestopt. Kolonel Wessels zat op het podium met de andere bestuursleden en hoge hotemetoten van Minerva. Terwijl het orkest speelde, moesten wij op het ritme van de muziek in wit kokstenue de taart naar binnendragen. Onder luid applaus liepen wij de feestzaal binnen. Halverwege de zaal schoot de bodem onder de taart vandaan. De naakte danseres viel in haar blootje, met geknakte struisvogelveren, op haar hoofd op de grond. Precies met haar blote kont in een paar spijkers van de onderplaat. Dat mens begon keihard te vloeken en te schelden, schold ons uit voor een stel klootzakken, onder luid gejuich en handgeklap van de studenten, die het prachtig vonden wat er gebeurde. Kolonel Wessels ging op het podium staan en schreeuwde: “Stelletje amateurs, wat flikken jullie mij nou, mij hier voor schut te zetten.” Inwendig barstten wij van het lachen. Gelukkig voor de studenten maakte de naaktdanseres toch haar show af. Ondanks haar pijnlijke rode billen. Het was eind november, wij zouden een veldoefening krijgen op een militair oefenterrein in Katwijk. Er stonden twee mooie stadsbussen klaar op de appelplaats om ons weg te brengen naar Katwijk. Bij de cavalerie was ik gewend om achter in een dikke Daf op een houten bank plaats te nemen. Of helemaal in volle bepakking naar de schietbaan te lopen. Nu werden wij luxe vervoerd in een stadsbus. In Katwijk moest onze klas als eerste schieten op de marine schietbaan. Ik was de klos en kreeg met twee andere jongens schietschijvencorvee. Het was ontzettend rotweer, het had ’s nachts voor het eerst gevroren, er stond een felle, koude wind vanuit zee. De schietbaan stond in de onbeschutte duinen. Wij moesten in de schietkuil plaatsnemen, een bunker, om de schietresultaten door te geven wat mijn collega’s hadden geschoten. De collega cursisten moesten vanaf 200 meter met hun Fal op de schijven schieten. De Fal is een vrij zwaar wapen, dat ondersteund wordt door twee inklapbare steunen. In de eerste ronde bakten ze er niets van, niemand had de schijven geraakt. Volgens mij moesten de wapens bijgesteld worden. In de tweede en derde ronde ging het gelukkig ietsje beter, hier en daar had de sgt instructeur van de infanterie hun vizier bijgesteld. Daarna moesten zij vanaf honderd meter proberen te schieten. Met een periscoop konden wij vanuit de kuil de schutters zien, met de veldtelefoon gaven wij de schietresultaten door. Het was erg koud en winderig, echt weer om bij de kachel te zitten. Het was steenkoud in de bunker en wij wilden daar snel uit. Opeens werd er weer geschoten, wij haalden de schijven naar beneden, niemand had de schijven geraakt. Wij prikten met ons potlood zelf een groep van vijf gaten in de schietschijf en gaven die door. Wij wilden zo snel mogelijk uit die kuil vandaan, we stonden te verkleumen van de kou. Via de periscoop zagen wij het rode sein omhooggaan, teken dat er niet meer geschoten mocht worden. Een infanterie-adjudant, die de leiding over de schietbaan had, kwam op onze kuil aflopen. Hij riep tegen ons in de kuil: ”Hoe kan er nu een groep met vijf gaten op de schijf staan, terwijl wij niet eens geschoten hebben?” Wat bleek? Op de schietbaan vlak naast ons was er geschoten, maar niet op onze baan. Dat hadden wij niet gezien. Wij vielen door de mand omdat wijzelf de gaten er ingeprikt hadden om snel klaar te zijn. Voor straf werden wij niet afgelost en moesten we de hele middag voor de schijven zorgen. Na het schieten kregen wij nog allerlei andere veldoefeningen, zoals handgranaten gooien met oefengranaten. Wij werden getraind voor de MLV-proef, die bestond uit allerlei onderdelen zoals tien kilometer hardlopen in veldtenue, gekleed zwemmen, honderd meter hardlopen en dat alles binnen een bepaalde tijd. Bij het slagen van deze proeven kreeg je een MLV-speldje op je uniform. Het speldje heb ik nooit gehaald. Ik haalde de afstand met overhands granaatgooien niet, ik gooide wel hoog maar niet ver genoeg, kwam steeds vier meter te kort. Een week later hadden wij weer een oefening in Katwijk. Nu moesten we koken en een modelveldkeuken opzetten met vetput, en latrines graven. Precies volgens het handboek onderofficier. Wij moesten onze lunch klaarmaken op een benzinebrander (M3) en dat was nog een heel gedoe in dit weer met die harde wind. Alles moest vers gekookt worden. Tevens moest je de calorieën uitrekenen die een soldaat nodig had tijdens een velddienst. Als je niet zeker van je zaak was dat je genoeg calorieën in de maaltijd had verwerkt, gaf je er een reep chocola bij als toetje. Na het koken moest je de maaltijd zelf opeten. Tegen vijf uur was het einde oefening en werden wij weer met luxe bussen teruggebracht naar de kazerne en gingen wij weer over tot de orde van de dag.
Het landelijke stafbureau van de welzijnszorg hield kantoor bij ons op de kazerne. Wij kregen veel artiesten die bij ons op de kazerne auditie moesten doen, om goedgekeurd te worden om te mogen optreden bij militairen elders in het land. Op een van deze auditie-avonden, waren de Blue Diamonds uitgenodigd. De hele kazerne werd uitgenodigd in de O.O.-mess om getuige te zijn. Kolonel Wessels zat op de voorste rij met zijn vrouw om bij het eerste optreden van de Blue Diamonds aanwezig te zijn. Het was een leuke avond, ik heb op deze kazerne heel veel artiesten de revue zien passeren die hun try-out maakten voor de WWZ. Dat was een leuke onderbreking tijdens mijn opleiding voor onderofficier. Iedere week trad een nieuwe artiest of een groep op.
Op een ochtend had ik hoge koorts, ik wilde op ziekenrapport, ik voelde mij totaal niet lekker. Ik meldde mij bij de dokter, die begreep niet hoe ik aan zo’n hoge koorts kwam. Aan de dokter vertelde ik dat ik gevaren had en tijdens een reis lichte malaria had opgelopen in India, die regelmatig terugkwam. Ik vroeg hiervoor aan de dokter kinine om de koorts te laten zakken. “Maar dat ging niet zomaar, “ zei de dokter. Hij vertrouwde het niet en stuurde mij naar het militair hospitaal in Leiden. Ik werd daar direct opgenomen voor onderzoek. Het was precies op de dag dat Koningin Juliana de verloving bekendmaakte van prinses Margriet en Pieter van Vollenhoven. Het onderzoek wees uit dat ik een lichte malaria-aanval had. Ik kreeg direct kinine te slikken, en binnen een week kon ik weer terug naar de kazerne.
Terug op de kazerne moesten wij om beurten in de manschappenkeuken koken (tevens praktijkles) voor de militairen die op de kazerne waren gelegerd. Ook werd vanaf onze kazerne voor foerage gezorgd voor de marine kazerne in Leiden. Niet ver van onze kazerne, je kon er lopend naar toe! Op een dag moest ik op de marine kazerne de keukenbriefjes ophalen; dat waren de bestellingen voor de porties vlees en andere foerage die vanuit onze kazerne werden bevoorraad. Ik was de marine kazerne opgelopen om een bezoek te brengen aan de bottelier om de bestelling op te nemen voor onze slagerij. Nadat ik klaar was bij de bottelier, wilde ik de marine kazerne verlaten. Bij de poort werd ik teruggeroepen. Ik mocht zomaar de poort niet uit, ik moest wachten tot een sloep naar de wal ging. Ik dacht: “Wat krijgen we nu? Wat een onzin. Er is hier geen water en geen sloep te bekennen.” Ik moest mij opstellen bij de bel en toen er een man of vijf bij de bel stond te wachten, luidde de bootsman de bel en mocht de sloep naar de wal. Wij mochten toen, lopend in brede rij, de kazerne verlaten. “Wat een achterlijk gedoe,” dacht ik bij mijzelf, “Gelukkig was het vroeger bij de koopvaardij toch anders.”
De eerste maand van de kaderopleiding zat erop, vandaag zou duidelijk worden wie er bevorderd zouden worden tot korporaal. Sergeant Vival kwam de kamer binnen om de namen op te noemen van diegenen die verder gingen met hun kaderopleiding. De sgt deed nogal geheimzinnig wie er door mochten gaan, hij had een stapeltje kpl-strepen bij zich om uit te delen. Ik zag mijn streep ertussen zitten;, de cavalerie heeft een afwijkende kleur net als de Koninklijke Marechaussee, beide zijn bereden wapens. Ik zag aan de afwijkende kpl- streep dat ik geslaagd was voor kpl. Om beurten moesten wij bij de sgt aan zijn tafel komen staan, de houding aannemen, we kregen onze streep uitgedeeld en die moest tijdens het weekeindverlof, thuis, netjes op je uitgaansuniform genaaid worden.
Sgt Vival feliciteerde ons met onze eerste bevordering. ’s Avonds hebben wij een feestje gevierd in de korporaalsmess. Als kersverse kpl’s mochten wij voor het eerst in de kpl-mess komen. Drie collega’s hadden het niet gehaald en zij werden teruggeplaatst naar hun oude onderdeel. Jammer dat zij het niet gehaald hadden.
Op een dag was ik wachtcommandant in de Doelen-kazerne. Ik had twee arrestanten in de cel zitten die door de Koninklijke Marechaussee bij ons in voorarrest waren geplaatst, de brigadepost had zelf geen geschikte cellen met constante bewaking. Een van de arrestanten werd ervan verdacht dat hij in de binnenstad van Leiden een prostituee had vermoord. Een van hen was vrij vervelend, om de tien minuten belde hij vanuit zijn cel dat hij moest plassen. Ik bleef met die arrestant heen en weer lopen naar het toilet, hij bleef de hele avond doorgaan met zeuren. In de nacht viel hij eindelijk in slaap. Wij moesten als wcdt de hele nacht opblijven, mochten niet slapen tijdens onze 12-uurswacht.
Opeens kreeg ik het idee om de rollen om te draaien. Ik liep naar de cel van de verdachte toe en maakte hem wakker, waarop de arrestant vroeg: “Wat is er aan de hand?” Ik zei: “Je moet plassen anders wordt je bed nat.” Iedere keer als de arrestant weer in slaap was gevallen, maakte ik hem wakker om hem naar het toilet te brengen. Dat heb ik de hele nacht volgehouden, tot in de morgenuren. Ik heb de volgende dag totaal geen last meer gehad van de arrestant.
Op vrijdag, de laatste dag van de week voor wij met verlof gingen, moesten wij exercitie (les) geven, aan de kpl’s in opleiding. Wij zouden door twee beroepssergeanten beoordeeld worden. Gelukkig zaten er huzaren in het peloton die hun uiterste best deden om mij te laten slagen.
In de middag moesten wij PSU-inspectie houden op de kamers van de dienstplichtige koks in opleiding. Ruim zestig man moest geïnspecteerd worden, van twaalf man werd de PSU niet in orde bevonden en zij moesten opnieuw hun PSU in orde maken voor zij op weekeindverlof mochten.
Na de PSU-inspectie moesten de koks buiten aantreden met hun wapen (oude karabijn) buiten op de appelplaats. Onze klas moest kleding- en wapeninspectie houden. Wat wij niet wisten, was dat deze jongens door enkele sergeanten waren opgejut de opdrachten precies uit te voeren, die de inspecterende kpl’s hun opdroegen. Ook al waren de opdrachten nog zo gek, ze dienden letterlijk uitgevoerd te worden.
Onze begeleidende sergeant zette ons onder druk om meer krachttermen te gebruiken en harder op te treden, als de kleding en het wapen niet in orde waren. De koks stonden buiten in het gelid, wij konden met de inspectie beginnen. Diverse knopen werden van hun uniformen afgesneden omdat zij die niet vast hadden gemaakt. Een van mijn collega’s schreeuwde tegen een kok dat zijn wapen niet in orde was, het leek nergens op. Hij zei: “Gooi dat maar in de gracht, het ziet er niet uit, hier heb je geen moer aan!” En ging daarna verder met zijn inspectie.
Opeens kwam de soldaat kok, die hij net had geïnspecteerd op zijn wapen, voor hem staan en riep met luide stem: “Opdracht uitgevoerd korporaal, het wapen ligt in de gracht hier naast de kazerne.” Groot was de verbazing van mijn collega met dit bericht en hij dacht bij zichzelf: “Shit! Nu hebben wij echt een probleem.”
Onze kaderklas had echt een groot probleem: hoe krijgen wij het wapen weer uit die gracht? Wij hebben eerst de inspectie afgemaakt en zijn daarna met zijn allen in de gracht gaan dreggen om het wapen te zoeken. De klas met de leerling-koks had inmiddels de kazerne verlaten, zij waren al met verlof naar huis. Wij waren nog steeds aan het zoeken naar het wapen in de gracht. Gelukkig stond er maar een dun laagje water in de gracht, de rest was modder. Laat in de avond vonden wij gelukkig het wapen op een plek in de modder. Wij hebben de karabijn uit de modder gevist, met zijn allen hebben we hem snel en goed schoongemaakt en veiliggesteld. Na dit wapenincident zijn wij met verlof gegaan, het was al laat in de avond geworden. De meeste jongens konden met het openbaar vervoer niet meer thuiskomen. Gelukkig was ik met eigen vervoer. De soldaat had ons mooi bij de pik gehad om het commando letterlijk uit te voeren. Wij hadden ons lesje inspecteren geleerd, we wisten nu hoe we met de leerling-koks om moesten gaan, en dat je niet alles zomaar kon zeggen.
De week erop stond een bivak op het programma, klein oorlog op de Bussumse hei, vlak naast de Palm-kazerne van de intendance. Dat werd afzien, het was hartje winter en steenkoud, het vroor –15 graden.
Hard klonk het tirailleursfluitje van de sgt van de week in opleiding op onze kamer, het was nog donker. Ik keek op mijn horloge, het was pas kwart over vijf in de morgen en wij moesten ons klaarmaken voor het bivak. De militaire vrachtauto stond al voor ons klaar op de appelplaats. Wij moesten onze hele PSU-uitrusting meenemen. Voor het bivak werden slaapzakken uitgedeeld vanwege de strenge kou, normaal werden die alleen uitgegeven bij de parate eenheden. Na de oefening moesten de slaapzakken direct weer ingeleverd worden bij de foerier.
In de Oostbloklanden rommelde het weer met het Warschaupact. Om de haverklap werd er NATO-alarm gegeven. Ons werd verteld dat op alle kazernes de schildwachten met scherpe patronen waren uitgerust en daarmee op wacht stonden. Ook op de Palm-kazerne in Bussum stonden ze met scherpe patronen op wacht. Wij moesten daar rekening mee houden tijdens onze oefening. De schildwachten op de kazernes hadden speciale wachtconsignes gekregen; hier diende je terdege rekening mee te houden, je was gewaarschuwd om geen geintjes uit te halen. Er gingen geruchten rond op de Palm-kazerne dat een rekruut die pas drie dagen in dienst was en op wacht stond, aan de poort met scherpe patronen had geschoten. Hij had om drie uur in de nacht een scherpe kogel afgevuurd op een luxe dienstauto van een bezoekende, een hoge officier. Hij schoot de kogel dwars door de kofferbak van zijn dienstauto heen. De passerende officier had het stopteken van de schildwacht genegeerd. Niemand in de dienstauto was gewond geraakt. Het sterke verhaal ging rond, dat ook prins Bernhard in de auto had gezeten. Volgens de schildwacht wilde de auto doorrijden ondanks zijn stopteken. Conform de wachtconsignes heeft de rekruut een schot gelost, als reactie op het negeren van zijn stopteken om de dienstauto te laten stoppen. Het verhaal ging rond dat de rekruut zijn wachtconsignes goed had uitgevoerd en van de kazernecommandant een week prestatieverlof had gekregen. Ik had wel eens willen zien of hij ook verlof had gekregen, als hij iemand in de dienstauto geraakt had en iemand gewond was geraakt. Volgens mij was dan de wereld te klein geweest, vooral als prins Bernhard echt in de auto had gezeten. Omstreeks zeven uur, vertrokken wij in een kleine colonne naar de Bussumse heide.
Op de hei in Bussum aangekomen, moesten wij het bivak inrichten. Keukentent opzetten, verdeelplaats voor het eten in orde maken, latrines en sleuven graven voor de benzinebranders waar op gekookt moest worden. En dat in bevroren grond, dat viel niet mee. We hadden veel te doen voordat het bivak helemaal in orde was. Sergeant Vial wees de plaatsen aan waar de pubtenten opgesteld moesten worden en de plaatsen voor de staftenten van de instructeurs. Het vroor ontzettend hard, je kreeg haast geen spade in de grond. Je moest eerst met een pikhouweel de grond voorbewerken, voor je kon graven. Na uren hard zwoegen, heb ik mijn broek van mijn kont gewerkt. Het is ons gelukt om een modelbivak op te zetten en in te richten volgens het handboek onderofficier. Je werd beoordeeld op je inzet en je organisatievermogen. Er werden vrijwilligers gevraagd om de leiding te nemen over de veldkeuken tijdens de duur van het bivak. Hier waren extra punten mee te verdienen in je beoordeling. Tijdens het koken op zee heb ik vaak heel zwaar weer meegemaakt. Ik heb op zee heel vaak moeten improviseren tijdens het koken, voor mij moest deze klus niet moeilijk zijn. Ik was aan boord gewend om voor duizend man te koken. De jongens die de hoge hotelschool hadden doorlopen dorsten het niet aan, zij waren meer theoretisch opgeleid voor het koks vak en hadden weinig praktijkervaring. Het koken op benzinebranders zagen zij totaal niet zitten. Ik meldde mij bij sgt Vial, en vertelde dat ik de leiding van de keuken wel op mij wilde nemen. Ik kreeg twee leerling-kpl’s (in opleiding) toegewezen, die mee waren gegaan als assistent kok, ook zij kregen hier een aparte beoordeling voor. Al heel snel had ik gezien dat ik niet in een pubtent hoefde te slapen, maar mijn bedje op kon maken in de grote foeragetent waar plaats genoeg was. In de foeragetent stond een kacheltje (Aladin) tegen het bevriezen van de opgeslagen etenswaren. Hier kon ik mij ’s nachts lekker warmhouden, tijdens de strenge vorst. Ik hoefde nu niet in een koud pubtentje te slapen, dat stond mij goed aan. Met beide leerling-kpl’s heb ik lange kookgleuven gegraven twee op een rij. Daarna de ijzeren kookplaten ingezet, om de gamellen met eten daar op te kunnen zetten. Aan het begin van de gleuf werd een grote benzinebrander gezet, die eerst op druk gepompt moest worden met een autovoetpomp. Hetzelfde systeem als een primusbrander vroeger op de camping, maar dan een stuk groter. Je moest goed uitkijken met koken, het eten kon zo aanbranden met die grote vuurstraal van twaalf meter onder uit de brander. Je zette de aardappelen vooraan, dan het vlees wat gebraden moest worden, dan de groenten en op het einde van de gleuf de melk om griesmeelpap te koken. Hier was het vuur niet meer zo heftig en kon je de melk beter onder controle houden. Je kon het vuur niet even lager zetten, je moest steeds schuiven met je gamellen op het vuur, dat moet je goed aanvoelen. Beide leerling-kpl’s, hadden met dit soort branders al gewerkt bij hun koksopleiding. Wij moesten voor honderdtwintig man koken. Om vijf uur was het eten klaar en kon er uitgedeeld worden. Ik had kans gezien om de witlof lekker aan te maken met een lekkere bechamelsaus met versgeraspte nootmuskaat. Het eten hebben wij op de uitdeeltafels neergezet, gehaktballen, gekookte aardappelen, witlof en griesmeelpap met bessensap toe. Sgt Vial liet de groep opstellen, het uitdelen kon beginnen. Het smaakte uitstekend, veel jongens kwamen voor de tweede keer langs en er was weinig voedsel overgebleven. De corveeploeg moest afwassen. Daar had ik als chef-kok geen omkijken naar. De volgende dag hadden wij velddienst, er werden trieëreursgroepen samengesteld. Je loopt dan met negen man op linie. Ik kreeg een Brenmitrailleur in mijn handen gedrukt, een zwaar, oud Engels wapen. Ik sjouwde mij ongelukkig met het ding. Magazijnen vol losse flodders heb ik meegekregen om hiermee te schieten, dat was wel spannend. Op een gegeven moment kwamen wij tegenover de denkbeeldige vijand te liggen, die aan de overkant van de openbare Larenseweg lag. Zij gooiden met lawinestrijkers en rookgranaten, wij schoten met losse flodders terug. De mensen op de openbare weg schrokken zich ongelukkig en stapten van hun fiets af. Ook het autoverkeer werd ontregeld. Beide groepen waren zo fanatiek aan de gang, dat zij helemaal opgingen in hun gevecht en niet op de omstanders op de weg letten. Tijdens het gevecht kwam een luitenant van de Palm-kazerne op hoge poten bij ons langs en moesten wij op zijn bevel onmiddellijk de oefening staken. Er waren op de Palm-kazerne klachten binnengekomen van mensen die totaal overstuur waren, dat op de openbare weg geschoten werd door militairen. Inmiddels was sgt Vial bij ons gearriveerd, die onmiddellijk in overleg trad met de luitenant. De oefening klein oorlog werd voor een korte tijd direct gestaakt. Wij moesten ons terugtrekken in ons bivak. In de middag moest ik met mijn twee assistenten koken voor de hele groep, de voeding in natura was al gebracht vanuit de Palm-kazerne. Mijn andere collega’s gingen gewoon door met de veldoefening. Voor de avondoefeningen en de dropping was ik vrijgesteld, ik moest zorgen voor koffie en warme soep die uitgedeeld zou worden als de jongens midden in de nacht terugkwamen van de dropping. Zij waren met een geblindeerde vrachtauto in Eemnes afgezet en moesten lopend het bivak in Bussum terug zien te vinden. Het was gelukkig volle maan zodat je in het bos nog wat konden zien. Voor de meeste jongens was de omgeving niet bekend en wisten ze niet waar ze zaten. Ze moesten via verkeersborden uitzoeken hoe ze de richting naar Bussum konden vinden. De volgende morgen wilde ik water halen uit de waterwagen om thee en koffie te zetten maar er kwam geen druppel water uit die kraan van de waterwagen- Alles was bevroren. Ik liep luid vloekend rond, maar dat hielp geen zak en ik dacht: “Wat nu, wat is wijsheid, hoe krijg ik water uit die aanhanger?” Ik heb een grote benzinebrander gepakt waarmee wij ons eten kookten. Deze aangestoken en daarmee de waterkraan ontdooid; gelukkig was niet de hele waterwagen bevroren. Nu kon ik koffie en thee zetten en konden de manschappen zich wassen en scheren. Het was even improviseren voor ik water had. De jongens hadden het in hun pubtent tijdens het slapen behoorlijk koud gehad van de vorst in de nacht. Terwijl ik lekker in mijn fouragetent lag te slapen met een warm Aladin kacheltje. Veel jongens waren jaloers op mij. Zij vonden het jammer dat zij een verkeerde keus hadden gemaakt om niet de leiding te nemen in de veldkeuken. De volgende dag moesten we in het veld ons eigen potje koken op een M3-brander met vers voedsel. We hadden een runderlapje gekregen met verse winterwortels en aardappelen. Eigenlijk was dat een rotstreek van het kader. Een runderlapje moet je minstens twee uur laten sudderen voor het gaar wordt en daar hadden we geen tijd voor. Tijdens het koken ging de oefening gewoon door, zoals het beveiligen van het tijdelijke bivak waar werd gekookt. Wij waren druk bezig met het braden van ons runderlapje toen er ineens op ons geschoten werd met losse flodders en lawinestrijkers. De tegenstanders waren officieren in opleiding van de Palm-kazerne. De tegenstanders overrompelden ons bivak en schopten mijn M3- brander om waar ik mijn maaltijd op kookte. Ik werd pislink, van mijn eten moeten ze afblijven. Zij schopten mijn eten het veld in. Ik pakte mijn runderlapje snel uit mijn mesting en stak het in de broekzak van mijn gevechtstenue. Ik wilde toch wat te eten hebben onderweg, anders had ik niets. Ik kon ook nog wat wortelen redden. Even later hebben wij ons weer gehergroepeerd voor een tegenaanval, er werd keihard gevochten. Sommige jongens van ons sloegen met de kolf van hun geweer op de aanvallers in, er vielen rake klappen. Ze riepen onder het slaan: “Dan moet je maar met je poten van mijn vreten afblijven, klootzak.” Na een tijdje werd de oefening gestaakt en moesten wij weer terug naar ons hoofdbivak. Mijn runderlapje heb ik nog halfrauw op kunnen eten met een paar halfgare wortels. De meeste jongens hadden niets meer te eten. Terug in de fouragetent heb ik aan de meeste jongens kaki’s uitgedeeld, die ik nog in de fouragetent had liggen uit de overgebleven noodrantsoenen. Het was mijn oefeningetje wel! Dat had ik niet verwacht bij de intendance, die bekend staat als een slap onderdeel van koks en messbediendes.
Eind van de maand moest ik als kvv’er mijn eerste wedde ophalen, bij de betaalmeester op de Doelen-kazerne. De betaalmeester was een burgerambtenaar, werkzaam op de kazerne-administratie. In die tijd hadden wij geen bankrekening waar de wedde op overgemaakt kon worden. Deze werd contant uitbetaald, net als in de burgerbedrijven. Met diverse beroepsonderofficieren stond ik te wachten tot ik aan de beurt was. Eindelijk stond ik voor de tafel en ik kwam met de betaalmeester aan de praat. Tot mijn grote verrassing vertelde de betaalmeester dat hij een neef was van mijn verloofde. Dat was wel leuk, maar ik kreeg geen cent extra. Wij hebben daarna nog een tijdje nagepraat, ik kreeg van hem goede adviezen over belastingaangifte als ik mijn eindpremie zou ontvangen. Tevens vertelde hij naar welk onderdeel ik overgeplaatst zou worden, als ik geslaagd was voor wachtmeester. Hij had mijn naam gezien op een indelingslijst bij de administratie. In de laatste week van de opleiding werden de puntjes extra op de i gezet. Mijn PSU moest ingepakt worden voor de overplaatsing, alarmbepakking en plunjebaal, precies volgens handboek onderofficier. Op de laatste dag werden onze strepen uitgedeeld, die moesten we op onze mouwen naaien, voordat wij de poort uit mochten. Ik was nu wachtmeester/menagemeester titulair, voor de eerste twee maanden. Daarna, als alles goed ging, werd ik wachtmeester/menagemeester der cavalerie effectief. Ik was trots op mijn streep. Had hier hard voor gewerkt. Dat had ik vroeger nooit kunnen bedenken. Vanaf de bevrijding tot het einde van mijn lagereschooltijd had ik een oorlogstrauma, ik was ontzettend bang voor oorlog en bombardementen. Op het einde van de oorlog heb ik in mijn jeugd veel bombardementen meegemaakt. Wij woonden vlak bij Schiphol, dat regelmatig werd gebombardeerd. Ik was zo bang voor oorlog, wilde met al die verschrikkelijkheden niets te maken hebben. Ik voerde om onder mijn diensttijd vandaan te komen, koopvaardijregeling.
Mijn oorlogstrauma was veroorzaakt door allerlei gruwelverhalen, die steeds maar weer werden verteld en constant werden herhaald door mijn ouders en familieleden. Ook heb ik er grote moeite gehad, dat mijn vader niet in het verzet had gezeten, maar moest werken voor de Duitsers in Duitsland, toen hij daar een oproep voor had gehad na een oproep van het arbeidsbureau.
Dat heb ik hem altijd kwalijk genomen, nu nog. Ik kon hier niet met mijn vader over praten. In 1944, het laatste jaar van de oorlog, is hij na een bombardement uit Duitsland gevlucht. Hij heeft nog een halfjaar in Holland onderdoken gezeten tot de bevrijding.
Nu, met de spanningen van het Warschaupact, wist je niet wat voor ellende ons te wachten stond. De parate troepen oefenden regelmatig in Duitsland om klaar te zijn voor tegenactie. Mijn gevoel zei, dat ik daar een steentje aan bij moest dragen. Ik wilde het anders doen dan mijn vader met zijn familie; als er nu een beroep op mij werd gedaan door defensie, dan was ik daar klaar voor.
Na de middaglunch op onze laatste dag van de kaderschool, hebben wij afscheid genomen van onze instructeurs die onze nieuwe bestemming bekendmaakten. Ik werd overgeplaatst naar de parate troepen van 101 Tankbataljon, gelegerd in De Boskamp, het vroegere oude concentratiekamp in Amersfoort. Over dit concentratiekamp heb ik veel gelezen, de rillingen liepen mij over mijn lijf toen ik terugdacht aan de gruwelijke verhalen van mijn ouders en familie.
Tijdens mijn opleiding op de Willem III- kazerne heb ik veel gelezen over het ontstaan en de oprichting van 101 Tankbataljon. Het 101 Tankbat werd op 15 oktober 1957 opgericht in het kader van legerplan 1958. De tankeskadrons waren uitgerust met Centuriontanks. Ik werd overgeplaatst naar het staf-staf-verzorgings-eskadron van 101 Tankbataljon.
De eerste commandant van 101 Tankbat was ritmeester Wladislav Kohutnicki. Deze legendarische Poolse officier heeft deel uitgemaakt van de Poolse brigade, die na de intocht van Normandië Brabant heeft bevrijd.
75 jaar vrede! (2020 krantenbericht Telegraaf).
Nu, 75 jaar na de bevrijding, werd de bevrijding van Breda door het Poolse leger gevierd. De Poolse regering van nu lag nogal dwars met de EU in Brussel. De PVV (pro Europa) is nu een grote tegenstander geworden van de Polen in ons land!


Der kostenlose Auszug ist beendet.

12,99 €