Buch lesen: «Een Eed Van Broeders »
EEN EED VAN BROEDERS
(BOEK #14 IN DE TOVENAARSRING)
MORGAN RICE
Morgan Rice
Morgan Rice is de #1 Bestverkopende auteur van DE VAMPIER DAGBOEKEN, een tienerserie die inmiddels bestaat uit elf boeken; DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit twee boeken; en de #1 bestverkopende epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit zeventien boeken.
Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.
Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app de downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven.
Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice
DE TOVENAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”
--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos
“[Een] entertainende epische fantasy.”
—Kirkus Reviews
“Het begin van iets uitzonderlijks is aanwezig.”
--San Francisco Book Review
“Boordevol actie …. Rice' schrijven is solide en de premisse intrigerend.”
--Publishers Weekly
“Een levendige fantasy ….Slechts het begin van wat een epische tienerserie belooft te worden.”
--Midwest Book Review
Boeken door Morgan Rice
KONINGEN EN TOVENAARS
DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (Boek #1)
DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (Boek #2)
DE ZWAARTE VAN EER (Boek #3)
EEN SMIDSVUUR VAN MOED (Boek #4)
EEN RIJK VAN SCHADUWEN (Boek#5)
NACHT VAN DE DAPPEREN (Boek #6)
DE TOVENAARSRING
EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (Boek #1)
EEN MARS VAN KONINGEN (Boek #2)
EEN LOT VAN DRAKEN (Boek #3)
EEN SCHREEUW VAN EER (Boek #4)
EEN GELOFTE VAN GLORIE (Boek #5)
EEN AANVAL VAN MOED (Boek #6)
EEN RITE VAN ZWAARDEN (Boek #7)
EEN GIFT VAN WAPENS (Boek #8)
EEN HEMEL VAN SPREUKEN (Boek #9)
EEN ZEE VAN SCHILDEN (Boek #10)
EEN BEWIND VAN STAAL (Boek #11)
EEN LAND VAN VUUR (Boek #12)
EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (Boek #13)
EEN EED VAN BROEDERS (Boek #14)
EEN DROOM VAN STERVELINGEN (Boek #15)
EEN STEEKSPEL VAN RIDDERS (Boek #16)
HET GESCHENK VAN DE STRIJD (Boek #17)
DE SURVIVAL TRILOGIE
ARENA EEN: SLAVERSUNNERS (Boek #1)
ARENA TWEE (Boek #2)
DE VAMPIER DAGBOEKEN
VERANDERD (Boek #1)
GELIEFD (Boek #2)
VERRADEN (Boek #3)
VOORBESTEMD (Boek #4)
BEGEERD (Boek #5)
VERLOOFD (Boek #6)
GEZWOREN (Boek #7)
GEVONDEN (Boek #8)
HERREZEN (Boek #9)
VERLANGD (Boek #10)
VOORBESCHIKT (Boek #11)
Luister naar DE TOVENAARSRING serie in audioboek formaat!
Copyright © 2014 by Morgan Rice
Alle rechten voorbehouden. Uitgezonderd zoals toegestaan onder de U.S. Copyright Act van 1976, mag niets van deze publicatie gereproduceerd, gedistribueerd of overdragen worden in enige vorm of via enige middelen, of opgeslagen worden in een database of opslag systeem, zonder voorafgaande toestemming van de auteur.
Dit ebook is alleen bedoeld voor uw persoonlijk genot. Dit ebook mag niet doorverkocht of aan andere mensen weggegeven worden. Als u dit boek met een ander persoon wilt delen, koop dan alstublieft een extra copie voor iedere ontvanger. Als u dit boek leest en u heeft het niet gekocht, of het wasniet voor uw gebruik alleen gekocht, retourneer het dan en koop uw eigen copie. Dank u dat u het harde werk van deze auteur respecteert.
Dit is een fantasie verhaal. Namen, karakters, zaken, organisaties, plaatsen, gebeurtenissen en voorvallen zijn het product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met werkelijke personen, levend of dood, is geheel toevallig.
Jacket image Copyright RazzoomGame, used under license from Shutterstock.com.
HOOFDSTUK EEN
HOOFDSTUK EEN
HOOFDSTUK TWEE
HOOFDSTUK DRIE
HOOFDSTUK VIER
HOOFDSTUK VIJF
HOOFDSTUK ZES
HOOFDSTUK ZEVEN
HOOFDSTUK ACHT
HOOFDSTUK NEGEN
HOOFDSTUK TIEN
HOOFDSTUK ELF
HOOFDSTUK TWAALF
HOOFDSTUK DERTIEN
HOOFDSTUK VEERTIEN
HOOFDSTUK VIJFTIEN
HOOFDSTUK ZESTIEN
HOOFDSTUK ZEVENTIEN
HOOFDSTUK ACHTTIEN
HOOFDSTUK NEGENTIEN
HOOFDSTUK TWINTIG
HOOFDSTUK EENENTWINTIG
HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG
HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG
HOOFDSTUK VIERENTWINTIG
HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG
HOOFDSTUK ZESENTWINTIG
HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG
HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG
HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG
HOOFDSTUK DERTIG
HOOFDSTUK EENENDERTIG
HOOFDSTUK TWEEËNDERTIG
HOOFDSTUK DRIEËNDERTIG
HOOFDSTUK VIERENDERTIG
HOOFDSTUK VIJFENDERTIG
HOOFDSTUK ZESENDERTIG
HOOFDSTUK EEN
Darius keek neer naar zijn bloedige dolk in zijn hand, naar de Keizerlijke aanvoerder dood aan zijn voeten en hij vroeg zich af wat hij zojuist had gedaan. Zijn wereld vertraagde toen hij weer op keek en zag de geschokte gezichten van het Keizerlijke leger die verspreid voor hem stond, honderden mannen aan de horizon, echte mannen, krijgers in echt harnas en met echte wapens, twintigtallen gezeten op zerta’s. Mannen die nog nooit een nederlaag gekend hadden.
Darius wist dat achter hem zijn paar honderd armzalige dorpelingen stonden, mannen en vrouwen zonder staal, zonder harnas, alleen gelaten om dit professionele leger het hoofd te bieden. Ze hadden hem gesmeekt om zich over te geven, om de verminking te accepteren; zij wilden geen oorlog die ze niet konden winnen. Zij wilden niet dood. En Darius wilde zich hieraan verplichten.
Maar diep in zijn ziel kon hij dit niet. Zijn handen handelden alleen, zijn ziel steeg op, en hij kon dit niet onder controle houden al probeerde hij dit. Het was het donkerste deel van hemzelf, het deel dat hij zijn gehele leven onderdrukt had, het deel dat verlangde naar vrijheid zoals een stervende man naar water verlangde.
Darius keek naar de zee van gezichten, zich nog nooit zo eenzaam gevoeld en tegelijkertijd nog nooit zo vrij en zijn wereld draaide om hem heen. Hij voelde zich buiten zichzelf, op zichzelf neerkijkend. Het voelde allemaal surrealistisch. Hij wist dat dit een van die centrale momenten in zijn leven was. Hij wist dat dit een moment was die alles zou veranderen.
Maar Darius had geen spijt. Hij keek naar de dode Keizerlijke aanvoerder, deze man die Loti gedood zou hebben, die ze allemaal gedood zou hebben, die ze verminkt zou hebben en hij kreeg een gevoel van rechtvaardigheid. Hij voelde zich ook aangemoedigd. Uiteindelijk was er een Keizerlijke officier gesneuveld. En dat betekende dat iedere Keizerlijke soldaat kon sneuvelen. Zij mochten dan wel getooid zijn met het mooiste harnas, de beste wapens, maar zij bloedden net als iedere andere man. Zij waren niet onoverwinnelijk.
Darius voelde een stroom van kracht binnen in hem en barstte in actie uit voordat één van de anderen kon reageren. Een paar meter verderop stond het kleine gevolg van de Keizerlijke officieren die hun aanvoerder vergezelden, en zij stonden daar in shock, duidelijk niets anders verwachtend dan overgave, nooit gedacht dat hun aanvoerder aangevallen zou worden.
Darius gebruikte hun verrassing in zijn voordeel. Hij sprong voorwaarts, trok een dolk van zijn taille, sneed een keel door, draaide toen rond en in dezelfde beweging sneed hij er nog één door.
Ze staarden allebei naar hem, hun ogen wagenwijd open, alsof ze niet konden geloven dat dit hun kon overkomen, bloed stromend uit hun kelen, waarna ze op hun knieën vielen. Toen storten ze ineen, dood.
Darius pepte zichzelf op; zijn gedurfde beweging had hem kwetsbaar voor de aanval gemaakt en één van de officieren sprong naar voren en zwaaide met zijn stalen zwaard, gericht op zijn dood. Darius wenste op dat moment dat hij een harnas, een schild, een zwaard – of ook maar iets had om dit te blokkeren. Maar hij had niets. Hij had zichzelf kwetsbaar voor de aanval gemaakt, en hij wist dat hij daarvoor de prijs moest betalen. Maar hij zou tenminste als vrij man sterven.
Een plotseling gekletter sneed door de lucht en Darius keek opzij naar Raj die naast hem stond, de stoot blokkerend en realiseerde zich dat Raj het zwaard van de dode soldaat had gepakt, naar voren was gesneld en op het laatste moment voor hem blokkeerde.
Nog meer gekletter klonk door de lucht, en Darius keek naar de andere kant en zag dat Desmond een andere stoot blokkeerde die voor hem bedoeld was. Raj en Desmond snelden voorwaarts, terug hakkend naar hun aanvallers die de verdediging niet verwachtten. Zij zwaaiden alsof zij bezeten waren, door het gekletter sprongen de vonken van hun zwaarden op het moment dat zij hun aanvallers raakten, ze dreven ze terug, toen plaatsten ze een dodelijke slag voordat de Keizerlijke soldaten zich ten volle konden verdedigen.
De twee soldaten vielen neer, dood.
Darius voelde een stroom van dankbaarheid richting zijn broeders, blij om ze hier te hebben, aan zijn zijde vechtend.
Hij stond niet meer alleen tegenover het leger.
Darius knielde neer, griste het zwaard en het schild van het lichaam van de dode aanvoerder, en sloot zich toen aan bij Desmond en Raj terwijl zij zich naar voren haastten en de zes overgebleven officieren van het gevolg aanvielen. Darius zwaaide zijn zwaard hoog, en genoot van het gewicht; het voelde zo goed aan om een echt zwaard te hanteren, een echt schild. Hij voelde zich onoverwinnelijk. Darius sprong voorwaarts en blokkeerde een krachtige slag van een zwaard met zijn schild en liet tegelijkertijd een stoot van zijn zwaard in de kieren van het harnas van een Keizerlijke soldaat door glijden en stak hem in het schouderblad; de soldaat gromde en viel op zijn knieën.
Hij draaide en zwaaide zijn schild, een slag van de zijkant blokkerend, draaide toen rond en gebruikte zijn schild als een wapen, sloeg een andere aanvaller in het gezicht en velde hem. Hij zwaaide toen met zijn zwaard rond en hakte zijn andere aanvaller dwars over zijn maag, doodde hem net voordat de soldaat, met zijn handen boven zijn hoofd opgeheven, een klap in Darius’ nek kon geven.
Raj en Desmond vielen ook aan zijn zijde naar voren aan, slag na slag met de andere soldaten, het gekletter luid in zijn oren. Darius dacht terug aan al hun oefeningen met houten zwaarden en hij zag nu, in de strijd, wat een geweldige vechters zij waren. Terwijl hij zelf zwaaide, realiseerde hij zich hoe al hun oefenen hem verscherpt hadden. Hij vroeg zich af of hij zonder dat had kunnen winnen. En hij was vastbesloten om alleen te winnen, met zijn eigen twee handen. En om nooit, maar dan ook nooit de magische krachten die ergens diep binnen in hem op de loer lagen en die hij nooit volledig begreep – of wilde begrijpen op te roepen.
Terwijl Darius, Desmond en Raj de rest van het gevolg velden, terwijl ze daar alleen in het midden van het slagveld stonden, herstelden de honderden andere Keizerlijke soldaten in de verte eindelijk zichzelf. Zich verzamelend, schreeuwden ze een enorme oorlogskreet en vielen aan.
Darius keek, staande, zwaar ademend, het bloedige zwaard in zijn hand en hij realiseerde zich dat hij geen kant op kon. Terwijl het perfecte escadron van soldaten in actie uitbarstte, besefte hij zich dat de dood zijn kant op kwam. Hij stond stil, net als Desmond en Raj, veegde het zweet van zijn voorhoofd en keek naar ze. Hij zou niet terugtrekken, voor niemand.
Er kwam nog een enorme oorlogskreet, dit keer van achter hem en Darius keek achterom en was blij verrast toen hij alle dorpelingen zag, aanvallend, verzamelend. Hij zag een aantal van zijn krijgsbroeders naar voren springen, zwaarden en schilden van de gesneuvelde Keizerlijke soldaten verzamelend, rennend om hun plaats in het gelid. Darius was trots om te zien dat de dorpelingen het slagveld als een golf bedekten, verzamelend en zichzelf bewapenend met staal en wapens en al snel waren een paar dozijn van hun bewapend met echte wapens. Diegenen die geen staal hadden, hanteerden geïmproviseerde, hout gesneden wapens. Tientallen jongeren, vrienden van Darius, hanteerden korte, houten speren die zij in een punt gesneden hadden en hadden smalle houten bogen en pijlen bij zich, duidelijk hopend op een gevecht als deze.
Ze vielen allemaal samen aan, als één, een ieder vechtend voor zijn leven terwijl zij zich bij Darius voegden om het Keizerlijke leger het hoofd te bieden. In de verte zwaaide een grote banier, klonk een trompet en het Keizerlijke leger mobiliseerde zich. Het gekletter van wapens vulde de lucht terwijl honderden Keizerlijke soldaten als één man naar voren marcheerden, gedisciplineerd, een muur van mannen, schouder aan schouder, perfect in het gelid blijvend terwijl ze naar de massa dorpelingen toe marcheerden.
Darius leidde zijn mannen in de aanval, allen onbevreesd naast hem. En terwijl ze het Keizerlijke gelid naderden, schreeuwde Darius: “SPEREN!”
Zijn mensen lieten hun korte speren vliegen, over het hoofd van Darius heen, door de lucht en vonden hun doelen dwars over de open ruimte. Veel van de speren, niet scherp genoeg, raakten het harnas en kaatsten onschuldig terug. Maar enkelen vonden kieren in het harnas en raakten doel, en een handjevol Keizerlijke soldaten gilden en vielen in de verte neer.
“PIJLEN!” schreeuwde Darius, nog steeds aanvallend met zijn zwaard omhoog, het gat dichtend.
Diverse dorpelingen stopten, mikten en ontketenden een salvo aan geslepen houten pijlen, tientallen hoog in de lucht, over de open ruimte, tot verrassing van het Keizerlijk leger, die duidelijk geen gevecht hadden verwacht – helemaal niet dat dorpelingen ook maar enige wapens zouden hebben. Velen kaatsten onschuldig van het harnas terug, maar er vonden er genoeg hun doel, raakten soldaten in de keel en hun gewrichten, velden er meerderen.
“STENEN!” bulderde Darius.
Tientallen dorpelingen stapten naar voren en wierpen stenen met gebruik van hun slingers.
Een regen van kleine stenen vloog door de lucht en het geluid van stenen die het harnas raakten vulden de lucht. Een paar soldaten vielen, geraakt in het gezicht door de stenen, terwijl anderen stopten en hun schilden of handen omhoog hielden om de aanval tegen te houden.
Het vertraagde het Keizerlijk leger en voegde een element van onzekerheid aan het gelid toe – maar het stopte ze niet.
Zij marcheerden door, geen enkele keer uit het gelid, zelfs niet terwijl ze bestormd werden door pijlen, speren en stenen. Ze tilden gewoon hun schilden op, te arrogant om weg te duiken, marcherend met hun schitterende stalen hellebaarden hoog in de lucht, hun lange, stalen zwaarden aan hun riemen zwaaiend, glinsterend in het ochtendlicht. Darius keek hoe ze vorderden en hij wist dat er een professioneel leger zijn kant op kwam.
Hij wist dat dit een golf van dood was.
Plots kwam er een gerommel en Darius keek op en zag drie enorme zerta’s uit de front linies breken en op hun af komen stormen, ieder bereden door een officier met lange hellebaarden. De zerta’s vielen aan, met razernij op hun gezicht, stofwolken opschoppend. Darius zette zichzelf schrap toen er één op hem af kwam, de soldaat honend terwijl hij zijn hellebaard omhoog bracht en hem plotseling naar hem toe slingerde. Darius was overrompeld door de snelheid en op het laatste moment ontweek hij het, net op tijd.
Maar de dorpeling achter hem, een jongen die hij vanaf jongs af aan kende, hem had niet zoveel geluk. Hij schreeuwde van pijn terwijl de hellebaard zijn borst doorboorde, het bloed gutste uit zijn mond terwijl hij op zijn rug viel en hij staarde naar de lucht.
In razernij keerde Darius zich om en keek de zerta aan. Hij wachtte en wachtte, wetende dat hij vertrapt zou worden als hij dit niet perfect timede.
Op het laatste moment rolde Darius opzij en zwaaide met zijn zwaard, hij hakte de benen onder de zerta vandaan. De zerta gilde en viel met zijn gezicht naar beneden, zijn ruiter vloog eraf en landde tussen de groep dorpelingen.
Een dorpeling brak uit de menigte en rende voorwaarts, hij tilde een grote steen hoog boven zijn hoofd. Darius draaide zich om en was verrast om te zien dat het Loti was – zij hield de steen hoog en gooide het op de helm van de soldaat, hem dodend.
Darius hoorde gegaloppeer en draaide zich om en zag nog een zerta op zich afkomen, met de soldaat er schrijlings op, die bracht zijn speer omhoog en richtte het op hem. Er was geen tijd om te reageren.
Er klonk een grauw en tot zijn verrassing zag Darius plotseling Dray tevoorschijn komen, hoog in de lucht, voorwaarts springend, en beet in de voet van de soldaat net op het moment dat hij de speer wierp. De soldaat slingerde naar voren en viel zijdelings van de zerta af, en zodra hij de grond raakte werd hij door dorpelingen gegrepen.
Darius keek eeuwig dankbaar naar Dray die naar hem toe kwam rennen.
Darius hoorde nog een oorlogskreet, draaide zich om en zag dat nog een andere Keizerlijke officier hem aanviel, zijn zwaard omhoog brengend en het op hem neer zwaaiend. Darius draaide en pareerde, hij sloeg het andere zwaard kletterend weg voordat het zijn borst bereikte. Darius draaide daarna rond en schopte de soldaat zijn voeten onder hem vandaan. Hij viel op de grond en Darius schopte hem tegen zijn kaak voordat hij kon opstaan, en hij ging voorgoed knock out.
Darius zag dat Loti langs hem rende, ze gooide zichzelf hals over kop in het heetst van de strijd en griste een zwaard van taille van een dode soldaat. Dray sprong voor haar om haar te beschermen en Darius maakte zich zorgen om haar in het heetst van de strijd te zien en hij wil haar in veiligheid brengen.
Zijn broer Loc was hem voor. Hij snelde naar voren en greep Loti van achteren vast, zodat ze haar speer liet vallen.
“We moeten hier weg!” zei hij. “Dit is geen plek voor jou!”
“Dit is de enige plek voor mij!” drong ze aan.
Maar Loc was, zelfs met maar één goede hand, verrassend sterk en het lukte hem om haar al protesterend en schoppend mee te slepen, weg van het heetst van de strijd. Darius was dankbaarder dan hij kon uitspreken.
Darius hoorde gekletter van staal naast hem en hij draaide zich om en zag Kaz, één van zijn strijdbroeders, worstelen met een Keizerlijke soldaat. Hoewel Kaz vroeger een bullebak en een doorn in het oog was voor Darius, moest hij nu wel toegeven dat hij blij was om Kaz aan zijn zijde te hebben. Hij zag Kaz in de weer met de soldaat, een geduchte krijger, gekletter na gekletter, totdat de soldaat, in een verrassende beweging, uiteindelijk Kaz versloeg en het zwaard uit zijn handen sloeg.
Kaz stond daar, weerloos, en voor het eerst sinds Darius zich kon herinneren met angst op zijn gezicht. De Keizerlijke soldaat, met bebloede ogen, stapte naar voren om hem af te maken. Plotseling klonk er gekletter en de soldaat bevroor ineens en viel met zijn gezicht op de grond. Dood.
Zij keken beiden om en Darius zag geschokt Luzi staan, half zo groot als Kaz, met een slinger in zijn handen, leeg omdat hij deze net gebruikt had. Luzi lachte onnozel naar Kaz.
“Heb je er nu spijt van dat je me altijd gepest hebt?” zei hij tegen Kaz.
Kaz staarde sprakeloos terug.
Darius was onder de indruk dat Luzi, met de manier waarop hij door Kaz gedurende hun training gekweld was, naar voren stapte en zijn leven had gered. Het inspireerde Darius om nog harder te vechten.
Darius zag de verlaten zerta door zijn gelederen rondstampen, hij spoedde zich naar voren, rende erlangs en besteeg hem.
De zerta schokte wild, maar Darius hield vastberaden vol, zich stevig vast houdend. Eindelijk kreeg hij de controle erover en het lukte hem om te keren en het tegen de Keizerlijke gelederen te keren.
Zijn zerta galoppeerde zo snel dat hij nauwelijks de controle kon houden, bracht hem voorbij al zijn mannen en leidde hem in zijn eentje in de aanval tegen de Keizerlijke gelederen. Darius’ hart sloeg in zijn borst terwijl hij de muur van soldaten naderde. Het leek ondoordringbaar vanaf hier. En toch, er was geen weg terug.
Darius dwong zichzelf om moedig door te zetten. Hij kwam midden in ze terecht en onderwijl hakte hij van de ene naar de andere kant, talloze verraste Keizerlijke soldaten neerhalend, die niet verwacht hadden om aangevallen te worden door een zerta. Hij sneed door de gelederen met oogverblindende snelheid, de zee aan soldaten opsplitsend, gedragen door het moment – toen hij plotseling een gruwelijke pijn in zijn zij voelde. Het voelde alsof zijn ribben in tweeën gesplitst werden.
Darius verloor zijn evenwicht en vloog door de lucht. Hij raakte de grond hard en voelde een brandende pijn in zijn zij, en hij realiseerde zich dat hij verpletterd was door een metalen bal van een dorsvlegel. Hij lag op de grond, midden tussen de Keizerlijke soldaten, ver van zijn mensen.
Terwijl hij daar lag, met gelui in zijn hoofd en een wazige blik, keek hij in de verte en zag dat zijn mensen omsingeld werden. Zij vochten dapper, maar zij waren teveel in de minderheid, het was een te ongelijke strijd.
Zijn mannen werden afgeslacht, hun schreeuwen vulden de lucht.
Darius’ hoofd voelde te zwaar en viel terug op de grond en terwijl hij daar lag keek hij omhoog en zag dat de Keizerlijke mannen hem insluiten. Hij lag daar, uitgeput, en hij wist dat zijn leven snel voorbij zou zijn.
Hij zou ten minste eervol sterven, dacht hij.
Hij was minstens vrij, eindelijk.