Kostenlos

Een Troon Voor Zusters

Text
Aus der Reihe: Een Troon Voor Zusters #1
Als gelesen kennzeichnen
Een Troon Voor Zusters
Een Troon Voor Zusters
Kostenloses Hörbuch
Wird gelesen Mike Kuyt
Mehr erfahren
Schriftart:Kleiner AaGrößer Aa

Sophia zag een aantal meisjes haar met een nauwelijks verborgen vijandigheid aankijken.

Wie is zij? Wat doet ze hier?

Sophia kon voelen dat ze kwaad waren om het feit dat zij niet degenen waren die aan de arm van de prins liepen, maar op dat moment wilde ze zich alleen op Sebastian concentreren.

“Wanneer zie ik je weer?” vroeg Sebastian.

Sophia wist niet wat ze daarop moest zeggen. Hoe kon ze die vraag beantwoorden, wanneer de enige reden dat ze hier was een leugen was? De grote scheur in haar plan gaapte haar aan: het had haar eenmalig toegang tot het paleis verschaft, maar verder niets. Het had haar deze wereld laten zien, maar zou haar vervolgens weer keihard buitensluiten.

Sebastian raakte haar gezicht aan.

“Wat is er?”

Sophia had niet gedacht dat haar bezorgdheid zo duidelijk zichtbaar zou zijn. Ze dacht zo snel als ze kon.

“Het rijtuig dat me opwacht…” begon ze, proberend om niet te liegen maar wetend dat ze geen keus had, “het zal me mee terugnemen naar…”

“Het schip?” vulde hij in, een bezorgde blik in zijn ogen. “Terug naar huis, aan de andere kant van de zee?”

Ze knikte, opgelucht dat hij het had gezegd en dat ze de leugen niet uit hoefde te spreken.

“Ja,” zei ze, “maar… ik heb geen thuis, niet echt,” zei ze. “Mijn thuis is niet wat het geweest is. Alles ligt in puin.” Dat deel was in elk geval gemakkelijk om uit te spreken, omdat er een kern van waarheid in zat. “Ik ben over het water gereisd om mijn thuis te ontsnappen. Ik ga met tegenzin terug. Zeker zo snel nadat ik jou heb ontmoet.”

Ze zag de verwarring op Sebastians gezicht, en vervolgens de vastberadenheid.

“Blijf hier,” zei Sebastian. “Dit is een paleis. Er zijn meer gastenkamers dan ik kan tellen.”

Sophia gaf geen antwoord. Ze besefte dat ze niet meer tegen hem wilde liegen dan noodzakelijk was. Dat was stom, aangezien elke centimeter van haar op dat moment een leugen was, maar toch wilde Sophia de woorden niet zeggen.

“Je biedt aan om me te laten blijven?” zei ze. “Zomaar?”

Sophia kon het nauwelijks geloven. Sebastian had de scheur opgevuld. En hij had er slechts twee woorden voor nodig gehad. Hij stak zijn hand naar haar uit terwijl de laatste gasten de hal verlieten.

“Blijf?” vroeg hij weer.

Sophia pakte zijn uitgestoken hand aan en langzaam verscheen er een glimlach op haar gezicht.

“Ik wil niets liever,” zei ze.

HOOFDSTUK TWAALF

Kate dook in elkaar toen de smid een ketting om haar pols deed en haar aan het ijzeren hek vastketende. Ze probeerde haar hand los te trekken, maar het metaal gaf niet mee.

Dat gold ook voor de man die het had gesmeed. Hij leek net zo sterk als het ijzer waarmee hij werkte en was gespierd en groot. Zijn vrouw was klein en zag er bezorgd uit.

“Dat is het, Thomas? Je gaat haar gewoon achterlaten waar ze kan ontsnappen?”

“Kalm, Winifred,” zei de smid. “Het meisje zal niet ontsnappen. Ik ken mijn werk.”

Zijn vrouw leek nog steeds niet overtuigd. Ze had in Kate’s plaats moeten staan. Op dat moment voelde het alsof er een bankschroef om haar pols geklemd zat. Ze wilde uithalen, vechten, maar de wapens die ze had gestolen waren weg en ze kon zich niet eens losrukken.

“Ze is niet veel beter dan een dier,” zei de vrouw. “We moeten haar aan een magistraat overleveren, Thomas, voor ze ons allemaal vermoordt.”

“Ze gaat ons niet vermoorden,” zei de smid. Hij schudde zijn hoofd bij het horen van haar dramatische toon. “En als we haar aan een magistraat overleveren, zullen ze haar ophangen. Ze is nog maar een meisje. Wil je echt haar dood op je geweten hebben?”

Kate werd beslopen door angst bij die gedachte. Ze had geweten wat de risico’s van stelen waren, maar ze kennen was iets anders dan de gedachte dat ze daadwerkelijk zou sterven. Ze deed haar best om er zo onschuldig en ongevaarlijk mogelijk uit te zien. Kate wist niet of ze daar goed in was. Het was iets waar Sophia altijd beter in was geweest. In het weeshuis was ze een aantal keer aan een pak slaag ontkomen, puur omdat de gemaskerde zusters haar wel mochten. Maar niet heel vaak. Het Huis van de Niet-Opgeëisten was tenslotte een wrede plek.

“Het spijt me,” zei Kate.

“Dat geloof ik niet,” snauwde de vrouw van de smid. “Er staat daar een paard waarvan ik betwijfel dat ze het op eerlijke wijze heeft verkregen, en ze probeerde wapens te stelen. Waarom zou een meisje als zij wapens willen? Wat was ze van plan? Een bandiet worden?”

Wat als ze het paard zien? Wat als ze denken dat we onderdak verlenen aan een dief?

Kate kon voelen dat de angst van de vrouw meer te maken had met wat er zou gebeuren als ze Kate niet zouden uitleveren. Het was niet zozeer dat ze echte haat voor haar had.

“Ik wilde geen bandiet worden,” zei Kate. “Ik wilde vrij leven en op mijn eigen voedsel jagen.”

“En een stroper zijn is beter?” wilde Winifred weten. “Dit is gestoord. Doe wat je wil, Thomas, maar ik ga weer naar binnen.”

Ze hield zich aan haar woord en beende terug in de richting van het hoofdgebouw. De smid keek haar na, en Kate maakte van de gelegenheid gebruik om weer te proberen te ontsnappen. Het maakte geen verschil.

“Je kunt het net zo goed opgeven,” zei de smid. “Ik heb mijn metaal goed gesmeed.”

“Ik zou om hulp kunnen roepen,” zei Kate. “Ik zou mensen kunnen vertellen dat je me hebt gekidnapt, dat je me hier tegen mijn wil vasthoudt.”

Ze zag de grote man zijn handen spreiden. “Ik zou hen het kapotte raam laten zien en de dingen die je probeerde te stelen. En dan zou je wel naar de magistraat gaan.”

Kate vermoedde dat hij gelijk had. De smid stond waarschijnlijk in het hart van de gemeenschap in dit deel van de stad, terwijl zij een meisje van de straat was. En dan was er nog het paard, en de mensen zouden weten dat ze het gestolen had.

“Dat is beter,” zei Thomas. “Misschien kunnen we nu praten. Wie ben je? Heb je een naam?”

“Kate,” zei ze. Ze merkte dat ze hem niet recht aan kon kijken. Ze schaamde zich, en dat was een gevoel dat Kate niet had verwacht.

“Nou, Kate, ik ben Thomas.” Zijn stem was vriendelijker dan Kate verwacht had. “Waar kom je vandaan?”

Kate haalde haar schouders op. “Doet dat ertoe?”

“Het doet ertoe als je een familie hebt die naar je op zoek is. Ouders.”

Kate snoof bij dat idee. Haar ouders waren allang weg, verdwenen op een nacht die - ze schudde haar hoofd. Zelfs nu wilde het niet komen. Sophia wist het misschien, maar Sophia was er niet.

“Dan zijn er nog een aantal mogelijkheden,” zei Thomas. Hij greep naar het been van haar gestolen broek en rolde de broekspijp op. De tatoeage die haar markeerde als een van de onvrijen werd zichtbaar. Kate verzette zich, maar het was al te laat.

“Ben je weggelopen vanwege je arbeidscontract?” vroeg Thomas. Hij schudde zijn hoofd. “Nee, je bent te jong. Uit een van de weeshuizen dan? Zitten er mensen achter je aan?”

“Ze hebben een aantal jongens van het weeshuis gestuurd,” gaf Kate toe.

Ze probeerde de smid te lezen, om erachter te komen wat hij met haar van plan was. Als hij haar zou uitleveren, dan twijfelde ze er niet aan dat hij een beloning zou krijgen. Uit ervaring wist ze dat mensen altijd hetgeen deden dat in hun eigen voordeel was. Ze reikte in zijn geest en ze zag dat hij haar aanstaarde.

“Je bent een van hen, nietwaar?” zei Thomas.

“Wat bedoel je?” vroeg Kate. Ze had op pijnlijke wijze ervaren dat iedereen die wist wat ze was slecht reageerde. Dat was toch de reden dat de schippersknecht haar in de rivier had gegooid?

Ze zag Thomas zijn hoofd schudden. “Je hoeft het niet te verbergen. Een van de zoons van onze buren, hij was zoals jij. Hij leek altijd te weten wat we dachten, zelfs wanneer we niets zeiden. Ik leerde een gevoel te ontwikkelen voor wanneer hij luisterde. We wisten niet wat hij was tot we de gemaskerde priesters hun preken hoorden geven.”

“Ik weet niet… ik weet niet waar je het over hebt,” zei Kate.

Thomas stak zijn armen uit en maakte haar pols los.

“Je kunt vluchten als je wilt,” zei hij, “maar ik zal je geen pijn doen.”

Kate vluchtte niet. Ze had het gevoel dat de smid meer te vertellen had.

Dat was ook zo. “Ik geef niets om wat je kunt doen. Wat mij betreft ben je niet vervloekt, of kwaadaardig, of wat ze dan ook zeggen. Luister, mijn zoon Will is vertrokken naar het leger. Wil een grote soldaat worden. En ik heb sinds zijn vertrek al hulp nodig in de smederij.”

Kate fronste en probeerde te begrijpen wat de smid bedoelde. “Je biedt me een baan aan?”

Het was niet waarom ze uit het Huis van de Niet-Opgeëisten was ontsnapt. Het was ook niet waar ze naar had gezocht toen ze probeerde de stad te verlaten. Toch moest ze toegeven dat er iets aantrekkelijks aan het vooruitzicht was.

“Je bent op de vlucht,” zei Thomas. “Maar ik denk dat je niet echt een plan hebt. De onvrijen die vluchten worden opgejaagd. Als ze je te pakken krijgen, zullen ze je pijn doen en je doorverkopen. Op deze manier kun je werken in een vakgebied waarvan ik denk dat je het wel leuk vindt. Je bent veilig, en ik krijg de hulp die ik nodig heb. Je krijgt voedsel en onderdak en je kunt mijn vak leren.” Hij keek Kate verwachtingsvol aan. “Wat zeg je ervan?”

Dit had Kate niet verwacht toen hij haar had gegrepen. Ze had niets anders dan geweld verwacht, waarschijnlijk de galg. Ze had het gevoel dat het allemaal veel te snel ging, en het duizelde haar.

Maar hij had gelijk. Op deze manier was ze veilig en ze zou iets leren wat ze altijd al had willen doen. Dit was niet het platteland, maar daar kon ze in de toekomst altijd nog heen.

 

“Waar beginnen we?” vroeg ze.

***

Het was donker in de smederij toen ze naar binnen liepen. Kate voelde een vlaag van bezorgdheid toen ze Thomas’ hand op haar schouder voelde, die haar naar binnen leidde. Wat als dit allemaal een list was? Maar waarvoor dan? Kate kon zich niet bedenken wat hij zou willen.

Hij moest iets willen. Iedereen wilde altijd iets.

Ze wachtte terwijl hij een lamp aanstak en naar de smidse liep. Daar legde hij houtskool neer, op een heel zorgvuldige manier. Het was in elk geval geen willekeurige mix.

“Goed opletten,” zei hij. “Een van jouw taken is helpen om het vuur ’s ochtends aan te steken en dat is een kunst.”

Kate keek naar wat hij deed en probeerde het te onthouden.

“Waarom moet het op die manier?” vroeg ze. “Waarom niet gewoon houtskool erin gooien?”

Ze zag Thomas zijn schouders ophalen. “Hitte is het belangrijkste gereedschap van een smid. Het moet met zorg gecreëerd worden. Te veel brandstof, of te weinig, te veel lucht, of te weinig, het kan allemaal het ijzer ruïneren.”

Kate was verrast toen hij haar een vuursteen en staal overhandigde en naar een plek wees waar hij aanmaakhout had klaargelegd.

“We beginnen met hout en dan bouwen we verder.”

Kate ging aan het werk met de vuursteen en het staal, en maakte vonken tot het aanmaakhout vlam vatte.

“Waarom ben je weggelopen?” vroeg Thomas.

“Weet je hoe het is in het weeshuis?” vroeg Kate. Het was lastig om het harde randje uit haar stem te houden als ze eraan dacht.

“Ik ben er nooit geweest, dus ik denk het niet,” zei de smid. “Ik heb alleen geruchten gehoord.”

Geruchten. Dat was niet hetzelfde. Bij lange na niet. Een gerucht was niets meer dan een paar woorden die snel werden vergeten. De realiteit was pijn, geweld en angst. Het was een plek geweest waar haar iedere dag was verteld dat ze minder was dan alle anderen en dat ze dankbaar moest zijn voor de kans dat dit haar verteld werd.

“Was het zo erg?” vroeg Thomas, en pas toen hij het zei besefte Kate dat het op haar gezicht was af te lezen.

“Zo erg was het,” zei Kate.

“Ai, er zijn wat kwaadaardige plekken op deze wereld,” zei Thomas. “En ze zijn vaak niet waar de priesters ons vertellen dat ze zijn.” Hij knikte naar een set grote blaasbalgen. “Ik laat je hier hard werken, Kate, als je wil blijven. Laten we eens kijken of je wat lucht in het vuur kan krijgen, zodat het heet genoeg wordt.”

Kate liep naar de blaasbalgen, in de verwachting dat ze gemakkelijk te bewegen zouden zijn. Maar het was net zo moeilijk als het werken aan een van de dwarsarmen van de slijpstenen in het weeshuis. Het verschil was dat ze kon zien dat de blaasbalgen effect hadden. Het smidsvuur laaide op en veranderde van kleur terwijl ze het voedde met lucht en houtskool. Ze zag de vlammen van geel naar oranje gaan en vervolgens witheet worden.

Thomas pakte een stuk ijzer en legde het in de smidse. “Ga door, Kate. IJzer vervormt langzaam. Er zijn dingen die we niet kunnen haasten.”

Hij zei het met het geduld van iemand die veel metaal bewerkt had. Kate bleef werken en negeerde het zweet dat van haar af begon te druipen. Ze betrapte zichzelf erop dat ze indruk wilde maken op de smid. Na wat hij haar had aangeboden, wilde ze hem laten zien dat ze het waard was. Het was een vreemd gevoel; in het weeshuis had het haar niets kunnen schelen. Misschien was dat omdat ze niets om haar hadden gegeven. Ze was slechts een handelsproduct geweest.

“Zie je dat het ijzer van kleur is veranderd?” vroeg Thomas. “Zodra we het metaal uit het vuur halen, moeten we het snel bewerken. Wanneer de kleur weer vervaagt moet het weer het vuur in.”

Kate begreep het en ze haastte zich om een tang te pakken. Ze reikte naar het metaal en griste het snel uit het vuur. Ze wilde geen seconde verspillen. Haar beweging was te snel, en Kate voelde hoe het metaal uit de tang glipte en op de stenen vloer viel.

Het raakte haar been op de weg naar beneden en Kate gaf een schreeuw. Een withete pijn flitste door haar heen. Het was pure kwelling. Thomas was meteen bij haar en kiepte een trog water over haar en het metaal heen. Kate hoorde het metaal kraken, maar op dat moment had ze geen tijd om eraan te denken. Het deed gewoon te veel pijn.

“Niet bewegen,” zei Thomas terwijl hij een pot zalf met een penetrante geur greep. De zalf bleek zacht en verkoelend te zijn en had een verdovend effect op Kate’s been. Van waar ze lag, kon Kate de scheuren in het stuk ijzer zien dat ze te snel had gepakt.

“Het spijt me,” zei ze. Ze wachtte tot Thomas haar zou slaan vanwege haar onhandigheid, zoals de nonnen dat altijd gedaan hadden. In plaats daarvan stak hij zijn hand uit en trok hij haar overeind.

“Het belangrijkste is dat je niet erger gewond bent,” zei hij. “Het is een behoorlijke brandwond, maar het zal wel genezen.”

“Maar het ijzer…” begon Kate.

Thomas wuifde dat weg. “IJzer scheurt nu eenmaal. Het belangrijkste is dat je leert om geduldig te zijn. Je kunt niet in één dag een meestersmid worden, of zelfs in honderd dagen. Je kunt niet haasten in een smederij. Het is een plek waar je geduldig en kalm moet zijn, want het alternatief is een verbrande huid en gebroken metaal.”

“Ik zal beter mijn best doen,” verzekerde Kate hem.

Hij knikte. “Dat weet ik.”

HOOFDSTUK DERTIEN

Sophia liep naast Sebastiaan door het kasteel. Ze merkte dat haar hand in de zijne kroop terwijl ze liepen. Haar delicate vingers verstrengelden zich met zijn veel sterkere. Ze had nooit gedacht dat zo’n simpel moment van menselijk contact zo belangrijk kon voelen.

“Waarom heb je me gevraagd om met je te dansen?” vroeg Sophia.

Sebastian keek haar aan alsof hij het niet begreep. “Je klinkt verbaasd.”

“Moet ik dat niet zijn?” vroeg ze terwijl ze haar hoofd schuin hield. “Ik bedoel, ik ben niemand, niet echt. En jij bent... nou, jíj.”

Dat was waarschijnlijk dichter bij de realiteit dan Sophia had kunnen zeggen, maar op dat moment had ze er moeite mee om niet meer te zeggen dan ze bedoelde. Ze was misschien naar het bal gegaan met de intentie om iets als dit te doen, maar de gedachte dat ze succes zou hebben bij iemand die zo lief, zo goed en zo knap was als Sebastian was meer dan ze had kunnen hopen.

Ze is de meest fantastische persoon die ik ooit heb ontmoet, en ze vraagt zich af waarom ik met haar wilde dansen?

Sophia glimlachte toen ze die gedachte opving, maar ze zei er niets over. Niets zou de stemming zo snel verpesten als Sebastian laten weten wat ze echt was.

“Ik ben gewoon blij dat jij instemde om met mij te dansen,” zei Sebastian, alsof hij geen prins was, of knap, of alles wat iemand ooit maar zou kunnen wensen. Had hij dan echt geen idee? Nee, Sophia kon zien dat hij het niet wist. Op een bepaalde manier maakte hem dat alleen nog maar aantrekkelijker.

Sophia was hierheen gegaan met de intentie om iemand te verleiden, maar nu begon ze in te zien dat het mes aan twee kanten kon snijden.

Dat bracht een nerveus gevoel met zich mee, een gevoel dat Sophia niet had verwacht. Terwijl ze naar Sebastian keek en zich de bewegingen van zijn spieren onder zijn kleding voorstelde, voelde ze zich ook een beetje schuldig. Vanwege het feit dat alles dat ze nu was een leugen was, vanwege alles waarvoor ze hier was gekomen.

Het leek zo cynisch nu, om naar het hof te komen en de aandacht van een of andere rijke man te trekken, of gebruik te maken van de genadigheid van een adellijke vriend. Vergeleken met wat ze nu voelde, was dat allemaal goedkoop en smakeloos.

“Waar denk je aan?” vroeg Sebastian. Hij raakte haar gezicht aan. Sophia had even een moment om te bedenken dat het vreemd moest zijn om je leven te leiden en dat te moeten vragen. Maar ze werd weer afgeleid door hoe perfect zijn huid tegen de hare voelde.

“Gewoon dat ik nog steeds niet kan geloven dat dit gebeurt,” zei Sophia. “Ik bedoel… ik heb niets. Ik ben niets.”

Ze zag Sebastian zijn hoofd schudden. “Zeg dat niet. Je bent je thuis dan kwijtgeraakt in de oorlog, maar je bent nog altijd… je bent geweldig, Sophia. Ik zag je op het feest, en het was alsof je de zon tussen zwakke sterren was.”

“Was het niet je broer die de zon zou moeten zijn?” grapte Sophia, maar toen legde ze een hand op Sebastians arm om te voorkomen dat hij antwoord zou geven. Deels omdat ze daar niet over wilde praten, deels omdat ze voelde dat Sebastian dat eigenlijk ook niet wilde. “Nee, niet doen. Ik wil niet over Prins Rupert praten. Ik hoor liever over jou.”

Sebastian lachte. “Normaal gesproken is het andersom. Als je eens wist hoeveel vrouwen er naar me toe zijn gekomen omdat ze dichter bij mijn broer in de buurt wilden komen, zou je denken dat ik zijn pooier of zijn souteneur was.”

Sophia kon de bitterheid in zijn stem horen. Ze had het vermoeden dat het moeilijk moest zijn om de broer te zijn waar niemand aandacht aan besteedde. Ze liepen verder door de gangen, die waren bekleed met houten panelen en jachttrofeeën. Elke nis was behangen met wandtapijten en schilderijen, en Sophia wilde niets liever dan stoppen en staren naar de kwaliteit van het werk.

“Ik vind het moeilijk te geloven dat vrouwen jou zouden negeren,” zei Sophia. “Zijn ze blind?” Het was te veel, maar ze kon het niet helpen.

“Er zijn er wel een paar,” gaf Sebastian toe. “Ze hangen soms om me heen. Ik kan ze zien plannen over wie de volgende zet gaat maken.

“Milady d’Angelica?” vroeg Sophia.

Dat leverde een glimlach op. “Onder anderen.”

Sophia kon het niet laten. “Ze is erg mooi. En er is me verteld dat ze een uitstekende smaak heeft wat jurken betreft.”

Dat leverde haar een ietwat verwarde blik op, maar die was al snel verdwenen.

“Ik denk dat ik op zoek ben naar meer,” zei Sebastian. “En… nou, ik krijg het gevoel dat ze hopen dat ze me in een huwelijk kunnen meeslepen. Ik wil meer voor iemand zijn dan alleen een pion in een spelletje.”

Het schuldgevoel van eerder kwam weer naar boven, want op haar eigen manier was ze net zo slecht als de anderen. Nou, misschien niet zo slecht als een meisje dat van plan was geweest om Sebastian te drogeren en daar misbruik van te maken, maar ze was nog altijd niet eerlijk tegen hem.

“Ik wou dat ik kon zeggen dat mijn intenties helemaal zuiver waren,” zei Sophia. Ze zou de prins niet moeten waarschuwen, maar ze had het gevoel dat ze hem dat verschuldigd was. Ze kon zien wat voor man hij was. Het waren zijn eerlijkheid en vriendelijkheid die hem zo aantrekkelijk maakten, en Sophia het gevoel gaven dat ze dit helemaal niet zou moeten doen. “Ik wou dat dit alleen was omdat ik je leuk vind.”

“Maar je vindt me wel leuk?” zei Sebastian.

Er was op dat moment niemand in de buurt, dus Sophia deed wat ze al sinds de balzaal had willen doen. Ze kuste hem.

Het was een vreemde ervaring. De enige keer dat het in het weeshuis was gebeurd was toen een oudere jongen Sophia tegen een muur had geduwd en zijn lippen tegen de hare had gedrukt, tot een van de nonnen hen uit elkaar had getrokken. Sophia had een pak slaag gekregen, alsof ze er ook maar iets aan kon doen. Die kus was ruw geweest en kort en walgelijk.

Deze kus was anders. Sebastian, zo bleek, was een zachtaardige kusser, wiens mond die van Sophia vond in wat leek op een perfecte ontmoeting van twee helften die één werden. Sophia kon zijn bezorgdheid voelen. Hij wilde haar niet wegjagen, maar hij wilde haar graag dieper kussen. Ze sloeg haar armen om hem heen om hem aan te moedigen en gedurende een paar seconden liet Sophia zichzelf door het moment meevoeren.

“Ik hoop dat dat je vraag beantwoordt,” zei Sophia. “Het is alleen ”

“Dat je dakloos bent en dat je moet doen wat nodig is voor een adellijk meisje om te overleven?” suggereerde Sebastian. “Ik begrijp het, Sophia. Laten we wel wezen, de meeste meisjes hier zouden niet half zo eerlijk zijn geweest.”

Waarschijnlijk niet, dacht Sophia, maar op dat moment wilde ze niet dat Sebastian dacht aan de andere meisjes die in de balzaal aanwezig waren geweest.

“Zijn we oké?” vroeg ze. Ze had niet gedacht dat het zo moeilijk zou zijn om haarzelf ertoe aan te zetten om iemand te verleiden. Misschien had ze voor iemand anders moeten gaan. Iemand die ze dit had kunnen aandoen zonder zich schuldig te voelen.

 

Maar Sophia wilde niemand anders.

“Ik denk dat we meer dan oké zijn,” zei Sebastian, die haar zijn arm aanbood.

Sophia pakte hem aan, genietend van hoe dicht ze bij elkaar waren. Alleen al hier zijn deed haar hart sneller kloppen, en ze miste de helft van alle mooie dingen die er in het paleis te zien waren, gewoon omdat ze zichzelf er niet van kon weerhouden om naar Sebastian te staren.

Het paleis was echter zeer indrukwekkend. Het leek zich eindeloos uit te strekken, in marmer en goud dat een fortuin moest hebben gekost.

“Het moet fantastisch zijn geweest om op een plek als deze op te groeien,” zei Sophia, denkend aan hoe zeer het allemaal van het weeshuis verschilde. Hier was het kostbaarste van alles te vinden: ruimte. Ruimte zonder mensen die schreeuwden of haar bevelen gaven. Ruimte zonder honderd andere meisjes die allemaal gedwongen werden om elkaar te haten, omdat ze moesten vechten om elk restje vriendelijkheid en voedsel.

“Het is een indrukwekkend gebouw,” zei Sebastian, “maar eerlijk gezegd is het niet de plek waar ik als kind de meeste tijd heb doorgebracht. Mijn moeder heeft me laten opgroeien in een van de kleinere landhuizen die we bezitten, omdat er tijden waren dat de stad te gevaarlijk leek.”

Daar had Sophia nog niet over nagedacht. Natuurlijk had de weduwe minstens tien kastelen en huizen verspreid door het koninkrijk.

“Jij alleen?” vroeg Sophia. “Niet jij en je broer, of jij en je moeder?”

Ze pikte een hint van verdriet in Sebastians gedachten op, en streelde zachtjes met haar vingers langs zijn kaak. “Het spijt me, het was niet mijn bedoeling om de sfeer te verpesten.”

“Nee, het geeft niet,” antwoordde Sebastian. “Het is eigenlijk wel fijn om iemand te hebben die het wil weten. Maar nee, ik ben voornamelijk apart gehouden van Rupert, en van moeder. Het idee was dat we niet allemaal op dezelfde plek zouden zijn als er iets… zou gebeuren.”

Met andere woorden, zodat in elk geval een van hen het zou overleven als er een aanval of brand was, een plaag of een andere ramp. Op een bepaalde manier kon Sophia het wel begrijpen, maar toch leek het haar een wrede manier om te leven. Kate was haar enige houvast geweest toen ze jonger waren.

“Nou, ik ben blij dat je nu hier bent,” zei Sophia.

“Anders ik wel,” verzekerde Sebastian haar.

Ze liepen naar boven, naar een suite van kamers die door een massieve, eikenhouten deur van de rest van het kasteel werden gescheiden. Sophia had een slaapkamer achter die deur verwacht, maar het was alsof er een heel huis in de ruimte was gepropt. Er was een ontvangstkamer, gemeubileerd met oudere maar comfortabele divans en tapijten, en er waren deuren die leidden naar wat Sophia vermoedde dat het de slaapkamers of kleedkamers waren.

Sebastian keek haar aan. “Sophia, er is een tweede slaapkamer hier als je dat wilt. Ik… ik wil niet dat je het gevoel krijgt dat je ergens toe verplicht bent, alleen om mijn hulp te krijgen.”

Dat was een van de aardigste dingen die iemand ooit voor Sophia had gedaan. Ze had altijd gedacht dat iedereen iets wilde. Ze was in de veronderstelling geweest dat veiligheid een soort transactie vereiste, zelfs voor de aristocratie. Maar hier stond de prins, die haar een kans gaf om alles te krijgen wat ze wilde, zonder dat ze zelfs maar bij zijn bed in de buurt hoefde te komen.

“Je bent een goede man, Sebastian,” zei ze terwijl ze zijn handen vastpakte. “Een lieve man.” Ze kuste zijn handen en trok hem toen naar zich toe. “En daarom wil ik niet in de andere kamer slapen.”

Ze kusten weer en dit keer zat er veel meer passie in dan de vorige keer. Misschien kwam dat ook wel doordat Sophia een stuk zelfverzekerder was nu ze wist wat ze moest doen. Misschien kwam het doordat Sebastian niet meer het gevoel had dat hij zich in moest houden.

Ze grepen elkaar vast en kusten elkaar terwijl hun handen elkaar begonnen te ontdekken. Op dat moment begon Sophia nerveus te worden. Sebastian keek haar aan.

“Ben je in orde?” vroeg hij.

Ze knikte. “Het is alleen… ik heb nog nooit -”

“Ik begrijp het,” zei Sebastian. “Maar je hoeft niet bang voor me te zijn.”

Sophia kuste hem weer. “Dat ben ik niet.”

Op een of andere manier kwamen ze de ontvangstkamer door zonder elkaar ook maar een seconde los te laten. Sophia futselde met de koorden van haar korset en snakte naar adem toen Sebastian ze voor haar begon los te maken.

Hij duwde de deur naar een van de kamers open en Sophia ving een glimp op van een hemelbed in blauwe zijde voordat Sebastian haar optilde en haar zo zachtjes als een veer op het bed legde.

“Ja?” vroeg hij.

Sophia glimlachte naar hem. “Ja, Sebastian. Heel graag.”

***

Na afloop lag Sophia in het donker, opgekruld tegen Sebastian aan, luisterend naar zijn ademhaling terwijl hij sliep. Ze voelde zijn spieren tegen haar rug, en toen hij even bewoog in zijn slaap wilde ze niets liever dan hem wakker maken en alles weer opnieuw beleven.

Dat deed ze niet, ondanks het feit dat de hele ervaring nog mooier, nog plezieriger, nog meer was geweest dan ze zich ooit had kunnen voorstellen. Ze wilde nu alles nemen wat ze kon, maar Sophia hoopte dat ze genoeg tijd zou hebben, zodat dat niet hoefde. Ze hoopte dat er nog tientallen nachten zoals deze zouden zijn, honderden.

Een heel leven.

Ze voelde het gewicht van zijn arm die hij in zijn slaap over haar heen legde. En op dat moment had Sophia het gevoel dat ze alles had wat ze zich ooit had kunnen wensen.