Buch lesen: «Alles op alles »
Jack Mars
Jack Mars is een gretige lezer en groot fan van het thriller-genre. ALLES OP ALLES is de debuut-thriller van Jack. Jack vindt het leuk iets van je te horen en je bent welkom op de website www.jackmarsauthor.com. Hier kun je je inschrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek en andere giveaways ontvangen, Jack op Facebook en Twitter volgen en contact met hem opnemen.
Copyright © 2015 door Jack Mars. Alle rechten voorbehouden. Met uitzondering van toegestaan gebruik onder de ‘U.S. Copyright Act’ van 1976, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, verspreid, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, of opgeslagen worden in een gegevensbestand of zoeksysteem, zonder voorafgaande toestemming van de auteur. De licentie van dit e-boek is uitsluitend voor persoonlijk gebruik. Dit e-boek mag niet worden doorverkocht of geschonken aan andere personen. Mocht je dit boek willen delen met iemand anders, koop dan een exemplaar voor iedere ontvanger. Als je dit boek leest zonder het gekocht te hebben of het is niet gekocht uitsluitend voor eigen gebruik, geef het boek dan terug en koop je eigen exemplaar. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur. Dit is een fictief werk. Namen, karakters, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidententen zijn een product van de fantasie van de auteur of fictief gebruikt. Enige gelijkenis met daadwerkelijke personen, levend of dood, is volkomen toeval. Afbeelding boekomslag Copyright wavebreakmedia en Michael Rosskothen, gebruikt met licentie van Shutterstock.com.
JACK MARS BOEKEN
LUKE STONE THRILLER REEKS
ALLES OP ALLES (boek #1)
AMBTSEED (boek #2)
SITUATIE KAMER (boek #3)
DEEL EEN
Hoofdstuk 1
5 juni, 01:15 uur
Fairfax County, Virginia – een buitenwijk van Washington DC
De telefoon ging. Luke Stone was ergens tussen slaap en waken in. Beelden vlogen door zijn hoofd. Het was nacht op een verlaten snelweg in de stromende regen. Er was iemand gewond. Een autowrak. In de verte naderde met hoge snelheid een ambulance. De sirenes loeiden.
Hij opende zijn ogen. Naast hem op het nachtkastje, in het donker van hun slaapkamer, ging de telefoon. Een digitale klok stond naast de telefoon. Hij tuurde naar de rode cijfers. “Jezus,” fluisterde hij. Hij had niet meer dan een halfuur geslapen.
Rebecca, zijn vrouw, zei met een slaperige stem: “Niet opnemen.” Een pluk blond haar stak onder de dekens uit. Het zwakke blauwe licht van een nachtlampje in de badkamer scheen de kamer in.
Hij nam de telefoon op.
“Luke,” zei een stem. Het was een diepe, norse stem met een spoortje van een zuidelijk accent. Luke herkende de stem meteen. Het was Don Morris, zijn oude baas van het Special Response Team, een geheime elite-eenheid binnen de FBI.
Luke wreef met zijn handen door zijn haar. “Wat is er?”
“Heb ik je wakker gemaakt?” zei Don.
“Wat denk je zelf?”
“Ik zou je niet thuis gebeld hebben, maar je mobieltje stond uit.”
Luke kreunde. “Omdat ik het uitgezet had.”
“We hebben een probleem, Luke. Ik heb je nodig.”
“Vertel op,” zei Luke.
Hij luisterde naar de stem van zijn oude baas. Al gauw kreeg hij het gevoel dat hij zo vaak kreeg: het gevoel dat zijn maag in een lift zat die razendsnel vijftig verdiepingen omlaagviel. Misschien was het daarom dat hij met dit werk gestopt was. Niet omdat hij te vaak ternauwernood aan de dood was ontsnapt of omdat zijn zoon zo snel opgroeide, maar omdat hij dit gevoel in zijn maag niet kon uitstaan.
Wat hem misselijk maakte was de kennis, de wetenschap, die was te moeilijk om te hanteren. Hij dacht aan al die miljoenen mensen die gelukkige levens leidden, zich heerlijk onbewust van alles wat er om hen heen gebeurde. Luke was jaloers op hun onwetendheid.
“Wanneer is het gebeurd?” vroeg hij.
“We weten nog niet veel. Een uur of twee geleden misschien. Ongeveer een kwartier geleden merkte het ziekenhuis dat er een probleem was met de beveiliging. Ze missen personeel, dus het lijkt erop dat het een interne klus is. Maar dat kan veranderen naarmate we betere inlichtingen binnenkrijgen. De politie van New York is door het dolle heen. Ze hebben tweeduizend extra agenten opgeroepen, maar volgens mij zal dat bij lange na niet genoeg zijn. De meesten zullen niet eens komen voordat hun dienst begint.”
“Wie heeft de NYPD gebeld?” vroeg Luke.
“Het ziekenhuis.”
“Wie heeft ons gebeld?”
“De korpschef van de politie.”
“Heeft hij nog iemand anders gebeld?”
“Nee. Wij zijn de enigen.”
Luke knikte. “Oké, goed. Laten we het zo houden. De politie moet de plaats delict afschermen en vergrendelen. Maar ze moeten zelf buiten het afgeschermde gebied blijven. We willen niet dat ze de boel daar verstoren. Ze moeten ook de media erbuiten houden. Als de kranten hier achterkomen, dan wordt het een circus.”
“Allebei al geregeld.”
Luke zuchtte. “Stel dat ze twee uur voorsprong hebben. Dat is niet goed. Dat betekent dat ze ons ver voor zijn. Ze kunnen god weet waar zijn.”
“Ik weet het, de NYPD houdt bruggen, tunnels, de metro en treinstations in de gaten. Ze gaan door de data van de tolpoortjes op de snelwegen, maar het is zoeken naar een naald in de hooiberg. Niemand heeft de mankracht om hiermee bezig te zijn.”
“Wanneer ga je ernaartoe?” zei Luke.
Don twijfelde geen seconde. “Nu. En jij gaat mee.”
Luke keek weer op de klok. Het was 01:23 uur.
“Ik kan over een halfuur bij het helikopterplatform zijn.”
“Ik heb al een auto gestuurd,” zei Don. “De chauffeur meldde zich net. Hij is over tien minuten bij je.”
Luke hing op.
Rebecca was half wakker en steunde op haar elleboog, terwijl ze naar hem staarde. Haar lange haar golfde over haar schouders. Haar ogen waren blauw, omlijst door volle wimpers. Haar mooie gezicht was smaller dan toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten op de universiteit. Jaren van zorg en angst hadden hun sporen achtergelaten.
Daar had Luke spijt van. Het vreet aan hem dat zijn werk haar pijn veroorzaakte. Dat was nog een reden waarom hij ermee was gestopt.
Hij herinnerde zich hoe ze was toen ze nog jong waren, altijd vrolijk, altijd een glimlach op haar gezicht. Dat was in de tijd dat ze nog zorgeloos was. Het was lang geleden dat hij haar zo had gezien. Hij had gehoopt dat die kant weer naar boven zou komen nadat hij gestopt was met dit werk, maar helaas ging het langzaam. Natuurlijk waren er soms momenten dat de echte Becca terug was, maar die momenten waren zeldzaam.
Hij merkte dat ze de situatie niet vertrouwde. Ze vertrouwde hém niet. Ze wachtte op dat telefoontje midden in de nacht, het telefoontje dat hij zou moeten beantwoorden. Het telefoontje waarna hij nadat hij had opgehangen uit bed zou stappen en het huis uit zou lopen.
Ze hadden een goede avond gehad. Een paar uur lang leek het als vanouds.
En nu dit.
“Luke…” begon ze. Haar blik was niet vriendelijk. Hij voelde dat dit een moeilijk gesprek zou worden.
Luke stapte uit bed en haastte zich; gedeeltelijk vanwege de omstandigheden, gedeeltelijk omdat hij het huis uit wilde zijn voordat Becca haar gedachten op orde zou hebben. Hij ging de badkamer in, gooide water in zijn gezicht en bekeek zichzelf in de spiegel. Hij voelde dat hij wakker was, maar zijn ogen waren moe. Zijn lichaam was taai en sterk; nu hij zoveel vrije tijd had ging hij vier keer per week naar de sportschool. Negenendertig jaar oud, dacht hij. Niet slecht.
Van een hoge plank in de inloopkast pakte hij een langwerpige, stalen kist die afgesloten was met een cijferslot. Hij drukte de tiencijferige code in die hij uit zijn hoofd geleerd had. Het deksel sprong open. Hij nam zijn negen-millimeter Glock eruit en liet hem in een leren schouderholster glijden. Hij bukte en bond een klein kaliber .25 pistool aan zijn rechterkuit. Aan zijn linkerkuit bond hij een uitklapbaar gekarteld mes van 12 centimeter lang, waarvan het heft ook als boksbeugel diende.
“Ik dacht dat je geen wapens meer in huis zou bewaren.”
Hij keek op en natuurlijk stond Becca daar, met haar armen over elkaar naar hem te kijken. Ze droeg een badjas die strak om haar lichaam was getrokken. Haar haar was naar achteren gebonden. Haar gezicht was strak en haar ogen stonden alert. Weg was de sensuele vrouw van eerder die avond. Ver weg.
Luke schudde zijn hoofd. “Dat heb ik nooit gezegd.”
Hij stond op en begon zich aan te kleden. Hij deed een zwarte cargobroek aan en stopte een aantal extra magazijnen voor de Glock in de zakken. Hij trok een strak overhemd aan en gespte de Glock eroverheen. Hij deed laarzen met stalen neuzen aan. Daarna deed hij de stalen kist weer dicht en zette het op zijn plek boven in de kast terug.
“En stel dat Gunner die kist vindt?”
“Hij ligt zo hoog in de kast, die kan hij niet zien of pakken. Zelfs als het hem zou lukken om hem naar beneden te halen, dan zit er een digitaal cijferslot op waarvan alleen ik de combinatie ken.”
Een tas met kleren voor twee dagen hing aan een haak. Hij pakte hem. Een kleine overlevingstas gevuld met toiletartikelen, een leesbril, een voorraad energierepen en een stuk of vijf dexedrine-pillen lag op een van de planken. Die pakte hij ook.
“Altijd gereed, nietwaar, Luke? Je hebt je kist voor je wapens, je tassen voor je kleren en medicijnen, en je staat altijd paraat om je vaderland te allen tijde te dienen. Heb ik gelijk of niet?”
Hij zuchtte. “Ik weet niet wat je van me wilt horen.”
“Waarom zeg je niet: ‘Ik heb besloten om niet te gaan. Ik heb besloten dat mijn vrouw en zoon belangrijker zijn dan dit werk. Ik wil dat mijn zoon een vader heeft. Ik wil niet meer dat mijn vrouw elke nacht wakker ligt, zich afvragend of ik leef of dood ben of dat ik nooit meer terugkeer.’ Kun je dat zeggen alsjeblieft?”
Op dit soort momenten voelde hij de afstand tussen hen groeien. Hij zag het voor zich. Becca was een minuscuul figuurtje in een enorme woestijn dat langzaam aan de horizon verdween. Hij wilde haar wanhopig graag terughalen, maar hij wist niet hoe. Zijn plicht riep hem.
“Gaat pappa weer weg?”
Ze bloosden allebei. Daar stond Gunner op de bovenste trede van het trapje van zijn slaapkamer.
Heel even stokte Lukes ademhaling toen hij Gunner daar zag staan. Hij zag eruit als Christopher Robin uit de Winnie de Poeh-boeken, met zijn warrig blonde haar. Hij droeg een blauwe pyjamabroek vol met gele manen en sterren en een T-shirt van Walking Dead.
“Kom hier, monster.”
Luke zette zijn tassen neer, liep naar zijn zoon toe en pakte hem op. Het jongetje klemde zich vast aan zijn hals. “Jij bent het monster, papa, niet ik.”
“Oké, ik ben het monster.”
“Waar ga je naartoe?”
“Ik moet weg voor mijn werk. Het is maar voor een dag of twee, ik kom zo snel mogelijk terug.”
“Gaat mama nu bij je weg, zoals ze heeft gezegd?”
Luke hield Gunner op een armlengte afstand omhoog. De jongen begon groot te worden en Luke realiseerde zich dat hij hem spoedig niet meer op deze manier kon vasthouden. Maar zover was het nog niet.
“Luister. Mama gaat niet bij mij weg en we zullen alle drie nog een lange, lange tijd samen blijven. Oké?”
“Oké, papa.” Hij verdween de trap op naar zijn kamer.
Toen hij weg was staarden ze naar elkaar. De afstand leek kleiner nu. Gunner was de brug tussen hen.
“Luke…”
Hij hield zijn handen omhoog. “Voordat je iets zegt, wil ik dat je weet dat ik van je hou. En ik hou van Gunner, meer dan van wat dan ook in deze wereld. Ik wil bij jullie zijn, elke dag, nu en voor altijd. Ik ga niet weg omdat ik het wil. Ik wil het niet. Ik haat het. Maar dat telefoontje vannacht… Er staan zoveel mensenlevens op het spel. In al die jaren dat ik dit heb gedaan, midden in de nacht vertrekken, zoals nu… is de bedreiging slechts twee keer Niveau Twee geweest. Meestal was het Niveau Drie.”
Becca’s gezichtsuitdrukking verzachtte een heel klein beetje. “Wat is het niveau van deze bedreiging?” vroeg ze.
“Niveau Een.”
Hoofdstuk 2
01:57 uur
McLean, Virginia – hoofdkantoor Special Response Team
“Meneer?” zei iemand. “Meneer, we zijn er.”
Luke schrok wakker. Hij ging rechtop zitten. Ze stonden bij de poort van een helikopterplatform geparkeerd. Het miezerde. Hij keek naar de chauffeur. Het was een jonge jongen met een heel kort kapsel, waarschijnlijk een groentje net uit het leger. De jongen glimlachte.
“U was ingedommeld, meneer.”
“Juist,” zei Luke. Het belang van deze operatie werd hem weer duidelijk. Hij wilde het liefst thuis in bed liggen met Becca, maar in plaats daarvan was hij hier. Hij wilde leven in een wereld zonder moordenaars die radioactief materiaal stelen. Hij wilde slapen en dromen over prettige dingen. Op dit moment kon hij niet eens bedenken wat deze prettige dingen konden zijn. Zijn slaap was verpest door te veel kennis van zaken.
Hij stapte uit de auto met zijn tassen, toonde de bewaker zijn identificatie en liep door de scanner.
Een glanzende zwarte helikopter, een grote Bell 430, stond op het platform met draaiende rotorbladen. Luke liep laag gebukt over het natte asfalt. Terwijl hij de helikopter naderde, schakelde de motor van de helikopter in een hogere versnelling. Ze waren klaar voor vertrek. De deur van de passagierscabine gleed open en Luke klom naar binnen.
Er waren al zes mensen aan boord, vier in de passagierscabine, twee in de cockpit. Don Morris zat aan het dichtstbijzijnde raam. De zitplaats tegenover hem was leeg. Don gebaarde ernaar. “Blij dat je kon komen, Luke. Neem plaats. Welkom bij de groep.”
Luke maakte de gordel van zijn kuipstoel vast terwijl de helikopter de lucht in schoot. Hij keek naar Don. Don was oud nu, zijn flat-top kapsel was grijs. Zijn stoppelbaard was grijs. Zelfs zijn wenkbrauwen waren grijs. Maar hij zag er nog steeds uit als de commandant van de contraterroristische elite-eenheid Delta Force, die hij ooit geweest was. Zijn lichaam was hard en zijn gezicht was als een blok graniet, vol met scherpe kanten en diepe groeven. Zijn ogen waren als twee laserstralen. Hij hield een onaangestoken sigaar vast in een van zijn grove handen. In tien jaar had hij er niet een opgestoken.
Terwijl de helikopter verder steeg gebaarde Don naar de andere personen in de cabine. Hij introduceerde iedereen gauw. “Luke, jij loopt achter, want iedereen hier weet wie jij bent maar jij weet misschien niet wie zij zijn. Je kent Trudy Wellington, agent wetenschap en inlichtingen.”
Luke knikte naar de knappe jonge vrouw met donker haar en een grote ronde bril. Hij had al vaak met haar samengewerkt. “Hoi, Trudy.”
“Hoi, Luke.”
“Oké, tortelduifjes, genoeg. Luke, dit is Mark Swann, onze technische agent voor deze opdracht. En naast hem zit Ed Newsam, wapens en tactiek.”
Luke knikte de mannen toe. Swann was een blanke man met licht rossig haar en een bril, ongeveer vijfendertig of veertig jaar oud. Luke had hem een of twee keer eerder gezien. Newsam was een donkere kerel die Luke nog nooit gezien had, waarschijnlijk begin dertig, kaal, korte stoppelbaard, opgepompt en gespierd, brede borst, een 65-centimeter grote python op zijn armen getatoeëerd. Zijn armen puilden uit zijn witte T-shirt. Hij zag eruit alsof hij een regelrecht monster zou zijn in een schietgevecht, of erger nog: in een straatgevecht. Toen Don zei “wapens en tactiek,” bedoelde hij eigenlijk “mega-spierbundel”.
De helikopter had de kruishoogte bereikt; Luke gokte dat het nu op ongeveer tien kilometer hoogte vloog. De helikopter nivelleerde en vloog vooruit. Deze machines haalden ongeveer 240 kilometer per uur. Op die snelheid zou de reis naar New York City een dikke anderhalf uur duren.
“Oké, Trudy,” zei Don. “Wat kun je ons vertellen?”
De tablet in haar handen lichtte op in het donker van de cabine. Ze keek ernaar. Het gaf haar gezicht een griezelige gloed, als een geest.
“Ik ga uit van geen enkele voorkennis,” zei ze.
“Dat is goed.”
Ze begon. “Minder dan een uur geleden nam de antiterreureenheid van de NYPD contact met ons op. In Upper East Side, Manhattan, is een groot ziekenhuis: Center Medical Center,. Zij bewaren een grote hoeveelheid radioactief materiaal op locatie in een speciale kluis, zes verdiepingen onder de grond. Het materiaal is voornamelijk afvalmateriaal afkomstig van bestralingstherapieën van kankerpatiënten, maar ook van andere toepassingen zoals radiografie. Ergens in de afgelopen paar uur, infiltreerden onbekende personen het ziekenhuis, braken door het veiligheidssysteem en verwijderden het radioactieve afval dat er opgeslagen was.”
“Weten we hoeveel ze meenamen?” zei Luke.
Trudy raadpleegde haar tablet. “Elke vier weken wordt het materiaal door een vrachtwagen opgehaald en naar een radioactieve opvangvoorziening in West-Pennsylvania gebracht onder toezicht van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, de Department of Homeland Security, samen met het departement voor milieubescherming, Pennsylvania Department of Environmental Protection. Over twee dagen zou een nieuw transport plaatsvinden.”
“Dus radioactief afval van ongeveer zesentwintig dagen,” zei Don. “Hoeveel is dat?”
“Het ziekenhuis weet het niet,” zei Trudy.
“Ze weten het niet?”
“Ze inventariseren het afval en voeren de data in in een databank. De databank is gehackt en gewist door degenen die het materiaal gestolen hebben. De hoeveelheden variëren van maand tot maand, afhankelijk van het schema van de behandelingen. Ze kunnen de inventarisatie namaken via de behandelingsrapporten, maar dat gaat een aantal uur kosten.”
“Maken ze geen back-up van de databank?” vroeg Swann, de technicus.
“Ze maken een back-up maar die was ook gewist. Erger nog, het hele archief van het afgelopen jaar was gewist.”
“Dus ze weten wat ze doen,” zei Swann.
“Hoe weten we dat dit een noodgeval is als we niet eens weten wat er gestolen is?” zei Luke.
“Om diverse redenen,” zei Trudy. “Dit was meer dan een diefstal. Het was een nauwkeurig gecoördineerde en geplande aanval. De strategisch geplaatste bewakingscamera’s van het ziekenhuis waren uitgezet. Inclusief verschillende in- en uitgangen, trapopgangen en goederenliften, de ondergrondse opslagruimte en de parkeergarage.”
“Heeft iemand met de bewakers geproken?” vroeg Luke.
“De twee bewakers die de videoconsole bemanden, zijn beiden dood aangetroffen in een afgesloten hok met schoonmaakspullen. Het waren Nathan Gold, een zevenenvijftig jaar oude blanke man, gescheiden, drie kinderen, zover bekend is geen banden met georganiseerde misdaad- of extremistische organisaties. Tevens Kitty Faulkner, drieëndertig jaar, een zwarte vrouw, ongetrouwd met één kind, zover bekend is ook geen banden met georganiseerde misdaad- of extremistische organisaties. Gold werkte al drieëntwintig jaar in het ziekenhuis. Faulkner werkte er acht jaar. De lichamen waren naakt, hun uniformen worden vermist. Ze werden beiden gewurgd en hebben duidelijke verkleuring in het gezicht, zwelling, nektrauma en kenmerken van verstikking in verband met de dood door wurging of een soortgelijke techniek. Ik heb foto’s, wil je ze zien?”
“Dat hoeft niet. Maar laten we aannemen dat de daders mannelijk waren. Zou een man een vrouwelijke bewaker vermoorden en haar uniform aan doen?”
“Faulkner was lang voor een vrouw,” zei Trudy. “Ze was 178 cm lang en zwaar. Een man zou makkelijk in haar uniform passen.”
“Is dat alle informatie die we hebben?”
Trudy ging verder. “Nee. Er is een ziekenhuismedewerker die dienst had en nu vermist wordt: een klusjesman genaamd Ken Bryant. Een negenentwintig jaar oude zwarte man die een jaar in voorarrest heeft gezeten op Rikers Eiland en daarna dertig maanden in de gevangenis, in Clinton Correctional Center, in Dannemora, New York. Hij werd veroordeeld voor diefstal en lichte mishandeling. Bij zijn vrijlating nam hij deel aan een rehabilitatieprogramma en een beroepstraining die zes maanden duurde. Hij werkte bijna vier jaar in het ziekenhuis en had een goede reputatie. Geen afwezigheidsproblemen, geen disciplinaire problemen. Als klusjesman had hij toegang tot de ondergrondse opslagruimte voor gevaarlijk afval en hij kan kennis hebben gehad van de beveiligingsprocedures en het personeel in het ziekenhuis. Hij had ooit banden met drugsdealers en een Afro-Amerikaanse gevangenisbende met de naam de Zwarte Gangster Familie. De drugsdealers waren simpele straatdealers in de buurt waar hij opgroeide. En waarschijnlijk sloot hij zich aan bij de gevangenisbende voor zijn persoonlijke bescherming.”
“Denk je dat een gevangenisbende of een straatbende dit kan hebben gedaan?”
Ze schudde haar hoofd. “Nee, absoluut niet. Ik noem Bryant’s connecties omdat hij nog steeds een open einde is. Er is technische kennis voor nodig om een databank binnen te dringen en te wissen en bovendien een videobeveiligingssysteem te hacken. Dat is normaal gesproken niet het werk van straat- of gevangenisbendes. Wij denken dat het gezien het niveau van geavanceerdheid en het gestolen materiaal een slapende terreurcel is.”
“Wat kunnen ze met de chemicaliën doen?” zei Don.
“Het schreeuwt: radiologisch dispersie-apparaat.” zei Trudy.
“Een vuile bom,” zei Luke.
“Bingo. Er is geen andere verklaring om radioactief afval te stelen. Het is onbekend hoeveel er gestolen is, maar het is wel bekend wat er gestolen is. De chemicaliën bevatten hoeveelheden iridium-192, cesium-137, tritium en fluor. Iridium is uiterst radioactief. Een geconcentreerde blootstelling hieraan kan binnen enkele minuten of op zijn hoogst uren, brandwonden en stralingsziekte veroorzaken. Experimenten hebben aangetoond dat een minuscule dosis van cesium-137 een hond van 20 kilo binnen drie weken kan doden. Fluor is een bijtend gas dat gevaarlijk is voor zacht weefsel zoals de ogen, huid en longen. Bij heel lage concentraties, veroorzaakt het tranende ogen. Bij heel hoge concentraties veroorzaakt het enorme schade aan de longen en leidt het binnen enkele minuten tot ademstilstand en de dood.”
“Geweldig,” zei Don.
“De kern van dit probleem,” zei Trudy, “zijn de hoge concentraties. Als terrorist wil je in dit geval geen groot verspreid gebied. Dat zou de blootstelling begrenzen. Je wilt een bom met radioactief materiaal en een conventioneel explosief, zoals dynamiet, in een gesloten ruimte laten exploderen. Het liefst op een plek met veel mensen. Een drukke metrowagon of een metrostation tijdens de spits. Een knooppunt voor forenzen zoals het Grand Central Terminal of het Penn Station. Een groot busstation of een vliegveld. Of een toeristenattractie zoals het Vrijheidsbeeld. Een gesloten ruimte betekent maximale stralingsconcentraties.”
Luke dacht aan de smalle, claustrofobische trap die naar de top van het Vrijheidsbeeld klom. Op welke dag dan ook was het stampvol met mensen, vaak schoolkinderen op schoolreisjes. In gedachten zag hij Liberty Island waar het Vrijheidsbeeld op stond, vol met tienduizend toeristen, de veerboten volgepropt met nog meer mensen, net als de boten met vluchtelingen van Haïti.
Toen zag hij de metroperrons van het Grand Central Terminal station voor zich om 07:30 uur. Het zou zo druk zijn met forenzen dat er nergens plaats zou zijn om te staan. Honderden mensen zouden in de rij op de trap wachten op de aankomst van de metro, waarna het perron vrij zou komen en de volgende groep mensen zou afdalen naar het perron. Hij stelde zich een bomexplosie voor in die mensenmassa. Het donker dat zou volgen door de kapotte verlichting. Een golf van afschuw ging door hem heen. Nog veel meer mensen zouden gedood worden door de panieksituatie en in de verdrukking, dan door de explosie zelf.
Trudy ging door. “Ons probleem is dat er teveel aantrekkelijke doelen zijn om ze allemaal in de gaten te kunnen houden. Bovendien is het niet zeker dat de aanval in New York plaats zal vinden. Als de diefstal al drie uur geleden is gebeurd, dan is de mogelijke radius minimaal 250 km. Dat is heel New York City, de voorsteden, Philadelphia, en grote steden in New Jersey zoals Newark, Jersey City en Trenton. Als de dieven over een uur nog niet gepakt zijn dan kun je die straal uitbreiden met Boston en Baltimore. De hele regio is dichtbevolkt. In zo’n grote radius kijken we naar tienduizend mogelijke doelwitten, zogenaamde soft targets. Zelfs als ze een van de grote, voor de hand liggende doelwitten zouden kiezen, dan praten we nog over honderden mogelijke plaatsen.”
“Oké, Trudy,” zei Luke. “Je hebt ons de feiten gegeven. Wat zegt je intuïtie?”
Trudy haalde haar schouders op. “Ik denk dat we kunnen aannemen dat dit een aanslag zal worden met een vuile bom, gesponsord door een vreemd land, of wellicht door een zelfstandige terreurgroep zoals IS of Al-Qaeda. Er zijn misschien Amerikanen of Canadezen bij betrokken, maar de operationele controle zit in het buitenland. Het is absoluut geen groep van eigen bodem, zoals milieuactivisten of racisten.”
“Waarom? Waarom niet van eigen bodem?” vroeg Luke. Hij wist al waarom, maar het was belangrijk om het hardop te zeggen en stap voor stap door het proces te lopen zonder iets te vergeten.
“De radicale linkse activisten fikken de gebouwen van Hummer-dealers af midden in de nacht. Ze slaan spijkers in bomen die gekapt worden, zogenaamd tree spiking, en beschilderen dan deze bomen zodat niemand gewond raakt. Ze hebben nog nooit aanslagen gepleegd in dichtbevolkte gebieden en ze haten radioactiviteit. De rechts-radicalen zijn gewelddadiger. De aanslag in Oklahoma City heeft bewezen dat ze zowel burgers als symbolen van de overheid aanvallen. Maar het is onwaarschijnlijk dat een van deze groeperingen hiervoor de juiste training heeft. En er is nog een goede reden waarom dit waarschijnlijk niet door hen is uitgevoerd.”
“En dat is?” zei Luke.
“Iridium heeft een heel korte halveringstijd,” zei Trudy. “Binnen een paar dagen zal het zo goed als waardeloos zijn. Bovendien moeten degenen die de chemicaliën gestolen hebben, snel reageren voordat ze zelf stralingsziekte krijgen. Ramadan, de islamitische heilige maand, begint vanavond bij zonsondergang. Dus ik denk dat de aanslag gepland is in verband met het begin van de Ramadan.”
Luke zuchtte haast opgelucht. Hij kende Trudy nu al enige jaren en had in die tijd vaak met haar samengewerkt. Haar inlichtingen waren altijd accuraat en haar vermogen om scenario’s te omschrijven was fenomenaal. Ze had vaker gelijk dan niet.
Hij keek op zijn horloge. Het was 03:15 uur. Zonsondergang was waarschijnlijk rond acht uur vanavond. Hij deed een snelle berekening in zijn hoofd. “Dus je denkt dat we meer dan zestien uur hebben om de daders op te sporen?” Zestien uur. Zoeken naar een naald in de hooiberg is één, maar met een tijdslimiet van zestien uur, zelfs met de meest geavanceerde technologie en de beste mensen, is een heel andere zaak. Misschien was het te veel om op te hopen.
Trudy schudde haar hoofd. “Nee. Het probleem met Ramadan is dat het begint bij zonsondergang maar in welke tijdzone? In Teheran is de zonsondergang al om 07:24 uur, een aanslag op dat moment zou vrij logisch zijn, want dan begint hier het spitsuur.”
Luke kreunde. Hij staarde naar buiten naar de enorme, verlichte megapolis onder hem. Hij keek weer op zijn horloge: 03:20 uur. Aan de horizon kon hij de hoge gebouwen van Lower Manhattan zien en de twee blauwe lichten die door de hemel sneden op de plek waar eens de twee identieke wolkenkrabbers, het World Trade Center, hadden gestaan. Over drie uur zouden de metro- en treinstations vol gaan lopen met forenzen. En ergens daarbuiten waren mensen bezig met het plannen van het doden van deze forenzen.