Kostenlos

Alles op alles

Text
Aus der Reihe: Een Luke Stone Thriller #1
0
Kritiken
Als gelesen kennzeichnen
Schriftart:Kleiner AaGrößer Aa

Hoofdstuk 3

03:35 uur

East Side van Manhattan

“Het lijken wel ratten,” zei Ed Newsam.

De helikopter vloog laag over de East River. Het donkere water was onder hen, snel vloeiende golfjes, rijzend en vallend. Luke begreep wat Ed bedoelde. Het water leek net op duizenden ratten die onder een zwarte, glanzende deken heen en weer renden.

Ze daalden rustig in de richting van de heliport op 34th Street. Luke keek naar de lichten van de gebouwen links van hem, een miljoen twinkelende juweeltjes in de nacht. Nu ze er waren, stroomde er een gevoel van urgentie door hem heen. Zijn hart maakte een sprongetje. De hele vlucht was hij kalm geweest, wat kon je anders doen? Maar de klok tikte door en ze hadden geen tijd te verliezen. Hij sprong bijna uit de helikopter voordat deze was geland.

De helikopter landde met een bons en iedereen in de cabine maakte direct zijn gordel los. Don rukte de deur open. “Aan de slag,” zei hij.

De toegang tot de straat via de veiligheidspoort was 20 meter van het platform verwijderd. Drie SUV’s wachtten net buiten de betonnen barrières. Een patrouille van de New Yorkse SRT rende naar de helikopter en laadde de tassen met uitrusting uit. Een man pakte  Luke’s kleding- en overlevingstas.

“Voorzichtig ermee,” zei Luke. “De laatste keer dat ik hier was, raakten jullie mijn tassen kwijt. Dit keer heb ik geen tijd om te gaan winkelen.”

Luke en Don namen plaats in de eerste SUV, Trudy glipte ook naar binnen. De SUV was een extra lang model met tegenover elkaar geplaatste zitplaatsen voor de passagiers. Luke en Don zaten met het gezicht naar voren en Trudy zat achterwaarts, tegenover hen. De SUV begon al te rijden voordat ze goed en wel zaten. Binnen een minuut reden ze in noordelijke richting op de smalle kloof van de Franklin D. Roosevelt East River Drive. Gele taxi’s zwermden als bijen om hen heen. Niemand zei iets.

De SUV reed snel verder, voorbij betonnen bochten, door tunnels, onder bouwvallige gebouwen door en over kuilen denderend. Luke voelde zijn hart kloppen. Niet vanwege de snelle rit maar vanwege de verwachting van wat ging komen.

“Het zou leuk zijn om New York eens voor eigen plezier te bezoeken,” zei Don. “Logeren in een chiq hotel, misschien een show op Broadway bezoeken.”

“Volgende keer,” zei Luke.

Hij zag dat de SUV al afrit 96th Street van de snelweg nam. De chauffeur stond nauwelijks stil voor rood licht, sloeg links af en trapte op het gaspedaal op de lege boulevard.

Luke zag hoe de SUV de oprit van het ziekenhuis op scheurde. Het was rustig op dit tijdstip. Ze stopten pal voor de fel verlichte ingang van de Spoedeisende  dienst. Een man in een driedelig pak stond op hen te wachten.

“Goed gekleed,” zei Luke.

Don porde Luke met een van zijn dikke vingers. “Zeg, Luke. We hebben een kleine verrassing voor je. Wanneer heb je voor het laatst een hazmat-pak gedragen?”

Hoofdstuk 4

04:11 uur

Onder het Center Medical Center, Upper East Side

“Niet te strak,” zei Luke, met in zijn mond een plastic thermometer.

Trudy had een draagbare bloeddrukmeter om Luke’s pols gedaan. De sensor drukte hard op zijn pols, toen nog wat harder en daarna liet het zachtjes in kleine stapjes met een zuchtend geluid los. Trudy maakte de polsmeter los, terwijl ze tegelijkertijd de thermometer uit zijn mond haalde.

“En, hoe sta ik ervoor?” vroeg hij.

Ze las het resultaat af. “Je bloeddruk is hoog,” zei ze. “138/85. Hartslag in rust is 97. En je temperatuur is 38º C. Ik ga niet tegen je liegen, Luke. Dit zijn niet de beste resultaten.”

“Ik heb de laatste tijd wat last van stress gehad,” zei Luke.

Trudy haalde haar schouders op. “Dons resultaten zijn beter dan die van jou.”

“Ja, maar hij gebruikt statines.”

Luke en Don zaten samen in hun boxershorts en T-shirts op een houten bank. Ze bevonden zich in een opslagruimte in een kelder van het ziekenhuis. De zware pvc-gordijnen, die helemaal rondom hen hingen, sloten de ruimte af. Het was koud en vochtig hier en een rilling gleed langs Luke’s ruggengraat. De opengebroken opslagruimte lag twee verdiepingen onder hen. Er hingen allerlei mensen om hen heen. Er waren een paar jongens van het SRT-team uit New York. Ze hadden twee opklapbare tafels opgezet en daarop een aantal laptops en beeldschermen neergezet.

De man in driedelig pak was er ook, hij werkte voor de antiterreureenheid van de NYPD.

Ed Newsam, de grote kerel gespecialiseerd in wapens en techniek die Luke net had ontmoet, liep de ruimte binnen door de pvc-gordijnen. Er liepen twee mannen van de SRT achter hem. Ze  droegen allebei een dichtgeplakt transparant pakket met felgeel materiaal erin.

“Attentie!” zei Newsam met luide stem over het gepraat heen. Hij wees met twee vingers naar zijn ogen. “Don en Luke, focus op mij alstublieft.”

Newsam hield in allebei zijn handen een fles met water. “Ik weet dat jullie dit al eerder hebben gedaan, maar we doen alsof het de eerste keer is zodat we geen fouten maken. De mannen achter mij gaan jullie pakken controleren, daarna helpen ze jullie om de pakken aan te doen. Dit zijn hazmat-pakken van Niveau A, bestaande uit solide vinyl. Jullie zullen het onvermijdelijk heet krijgen en gaan zweten. Dus voordat we beginnen, moeten jullie deze flessen met water opdrinken. Jullie zullen er straks dankbaar voor zijn.”

“Is iemand voor ons daar beneden geweest?” vroeg Luke.

“Twee bewakers gingen naar beneden toen het lek in de beveiliging ontdekt werd. De verlichting is kapot. Swann heeft geprobeerd het te repareren, maar zonder succes. Dus het is daar beneden pikdonker. De bewakers hadden zaklampen maar toen ze merkten dat de kluis open was en ze de lege containers en vaten op de grond zagen liggen, verlieten ze zo snel mogelijk de plek.”

“Zijn ze blootgesteld?”

Newsam glimlachte. “Een klein beetje. Mijn dochters zouden ze een paar dagen als nachtlampjes kunnen gebruiken. Ze hadden geen pakken aan, maar ze waren daar maar kort. Jullie zijn langer beneden.”

“Kunnen jullie zien wat wij zien?”

“Jullie maskers zijn voorzien van een camera en LED-lampen. Ik zie wat jullie zien en alles wordt opgenomen.”

Het duurde twintig minuten om aan te kleden. Luke was gefrustreerd. Het was moeilijk om zich te bewegen in zo’n pak. Hij was van top tot teen in het vinyl gekleed en het begon al heet te worden. Zijn masker bleef telkens beslaan waardoor hij minder goed kon zien. Het leek alsof de tijd aan hen voorbijvloog. De dieven hadden een enorme voorsprong.

Hij stond samen met Don in de goederenlift die langzaam knarsend afdaalde. Don droeg de Geigerteller. Het leek op een kleine accu met een handvat.

“Kunnen jullie me goed horen?” vroeg Newsam. Het leek wel alsof hij in Luke’s hoofd zat. De maskers hadden ingebouwde luidsprekers en microfoons.

“Ja,” zei Luke.

“Ik hoor je,” zei Don.

“Goed. Ik hoor jullie allebei duidelijk. We zitten op een gesloten frequentie. De enigen die op deze frequentie zitten zijn jullie, ikzelf en Swann vanuit de controlekamer. Swann heeft toegang tot een digitale kaart van het gebouw en jullie pakken zijn uitgerust met een volgsysteem. Swann kan jullie op zijn kaart zien en hij begeleidt jullie van de lift naar de kluis. Ben je daar, Swann?”

“Ik ben er,” zei Swann.

De lift stopte abrupt.

“Wanneer de deuren opengaan, linksaf.”

De twee mannen liepen onhandig door een brede gang, begeleid door Swanns stem. Het licht van de lampen op hun helmen speelde in het donker en wierp schaduwen op de muren. Het herinnerde Luke aan duiken op scheepswrakken wat hij vroeger wel gedaan had.

Binnen een paar seconden begon de Geigerteller te tikken met een pauze, net als een langzame hartslag.

“We hebben straling,” zei Don.

“Ik zie het. Maak je geen zorgen. Het is niet erg. Het is een heel gevoelig apparaat dat je daar in je handen hebt.”

De tikken werden steeds sneller en luider.

Swanns stem gaf aan: “Over ongeveer een meter, sla rechts af een gang in en blijf deze gang ongeveer tien meter volgen. Het komt uiteindelijk uit in een grote vierkante ruimte. De opslagruimte is aan de andere kant daarvan.”

Toen ze rechts af sloegen, begon de Geigerteller luid en snel te tikken. De tikken klonken als een stortvloed. Het was moeilijk om de ene van de andere tik te onderscheiden.

“Newsam?”

“Doorlopen, heren. Laten we dit binnen vijf minuten of minder doen.”

Ze liepen de ruimte in. Het was een rotzooi. Op de vloer lagen overal containers, dozen en grote metalen vaten, omgegooid en zo achtergelaten. Sommigen waren open. Luke richtte zijn lamp op de kluis aan de andere kant van de ruimte. De zware deur was open.

“Zie je dat? vroeg Luke. “Het lijkt wel of Godzilla hier op bezoek geweest is.”

Newsams stem begon weer. “Don! Don! Richt je lamp en je camera op de grond, ongeveer anderhalve meter vooruit. Daar ja. Nog een halve meter. Wat is dat op de grond?”

Luke draaide zich om naar Don en scheen met zijn lamp naar dezelfde plek. Ongeveer drie meter voor hem, tussen de puinhoop, lag een hoop vodden uitgespreid.

“Het is een lichaam,” zei Don. “Shit.”

Luke liep ernaartoe en richtte zijn lamp op het lichaam. De persoon was groot en droeg wat leek op een bewakersuniform. Luke knielde naast het lichaam. Er was een donkere vlek op de grond, net als een motorolievlek onder een auto. Het hoofd lag opzij, richting Luke. Alles boven de ogen was verdwenen. Zijn voorhoofd opgeblazen, alleen nog een krater achterlatend. Luke reikte naar de achterkant van het hoofd, voelend naar een kleiner gat. Zelfs met zijn dikke handschoenen aan vond hij het gat.

“Wat heb je gevonden, Luke?”

“Een grote man, 18 tot 30 jaar oud. Van Arabische, Perzische of mogelijk Mediterrane afkomst. Er is veel bloed. Hij heeft in- en uitgangswonden die passen bij een kogelschot in het achterhoofd. Het lijkt op een executie. Zou mogelijk een andere bewaker kunnen zijn of het is een van de daders die ruzie kreeg met zijn collega’s.”

 

“Luke,” zei Newsam. “Aan je riem hangt een kleine digitale vingerafdrukscanner. Als je die kunt pakken, kun je een vingerafdruk van die kerel maken.”

“Ik denk niet dat dat gaat,” zei Luke.

“Kom op, man. De handschoenen zijn lastig, maar ik weet waar de scanner zit en ik kan je ernaartoe leiden.”

Luke richtte zijn camera op de rechterhand van de man. Elke vinger was een ruw bloederig stompje, boven de eerste knokkel eraf gehakt. Hij keek naar de andere hand. Die was hetzelfde.

“Ze hebben de vingerafdrukken met zich meegenomen,” zei hij.

Hoofdstuk 5

Luke en Don, weer gekleed in gewone kleding, liepen snel door de gang van het ziekenhuis samen met de goed geklede man in driedelig pak van de antiterreureenheid van de NYPD. Luke had niet eens meegekregen hoe de man heette. Hij noemde hem Driedelig en Luke zou hem nu orders geven. Er moest actie ondernomen worden en daarvoor hadden ze de hulp van de gemeente nodig.

Luke nam de leiding, zoals hij bijna altijd deed. Hij wierp een blik op Don, waarop Don knikte en hem daarmee zijn goedkeuring gaf. Daarom had Don Luke aan boord gebracht: om de leiding te nemen. Don zei altijd dat Luke een geboren leider was.

“Ik wil Geigertellers op elke verdieping,” zei Luke. “Verstopt voor het publiek. Er was geen straling totdat we zes verdiepingen onder de grond zaten maar het begint naar boven te gaan. Iedereen moet het ziekenhuis uit en snel.”

“Het ziekenhuis heeft patiënten die levensondersteuning nodig hebben,” zei Driedelig. “Ze zijn moeilijk te verplaatsen.”

“Precies. Begin daarom direct de logistiek hiervan te regelen.”

“Oké.”

Luke ging verder. “We zullen een compleet hazmat-team beneden nodig hebben. Dat lichaam moet naar boven gehaald worden, hoe erg het ook besmet is, en het moet snel gebeuren. Het schoonmaken kan wachten totdat we het lichaam hebben.”

“Begrepen,” zei Driedelig. “We leggen het lichaam in een kist die met lood bekleed is en brengen het naar de lijkschouwer in een speciale stralingsveilige vrachtwagen.”

“Kan dat snel gedaan worden?”

“Tuurlijk.”

“We hebben een match nodig van zijn gebitsgegevens, DNA, littekens, tatoeages, chirurgische pinnen enzovoort. Alles wat we kunnen vinden. Zo gauw je die data hebt, moet je het naar Trudy Wellington van ons team sturen. Zij heeft toegang tot databanken die jouw collega’s niet hebben.”

Luke haalde zijn telefoon tevoorschijn en drukte op een sneltoets. Ze nam direct op. “Trudy, waar ben je?”

“Ik ben met Swann op Fifth Avenue, achterin een van onze auto’s, op weg naar het commandocentrum.”

“Luister, ik ben met…” Hij keek naar Driedelig. “Hoe heet je?”

“Kurt. Kurt Myerson.”

“Ik ben hier met Kurt Myerson van de NYPD. Hij werkt voor de antiterreureenheid. Zij brengen het lichaam naar boven. Jij moet contact met hem houden om de gebitsgegevens, DNA, en welke identificeerbare details dan ook, te krijgen. Wanneer je alle gegevens hebt, dan wil ik weten wie die man is, hoe oud hij is, waar hij vandaan komt, wie bekenden van hem zijn, alles. Ik wil weten waar hij is geweest en wat hij heeft gedaan in de afgelopen zes maanden. En ik heb al deze informatie gisteren nodig.”

“Begrepen, Luke.”

“Perfect. Dank je. Hier komt Kurt, hij geeft je zijn directe nummer.”

Luke gaf Kurt de telefoon. De drie mannen liepen door een paar dubbele deuren, zonder een pas te vertragen. Kurt gaf de telefoon terug aan Luke.

“Trudy, ben je er nog?”

“Waar anders?”

Luke knikte. “Goed. Nog iets. De bewakingscamera’s van het ziekenhuis waren uitgeschakeld, maar er moeten in deze buurt overal camera’s hangen. Wanneer je aankomt bij het commandocentrum, zet dan wat mensen bij elkaar en laat ze alles doornemen binnen een straal van anderhalve kilometer rond het ziekenhuis. Begin met videobeelden vanaf acht uur ’s avonds tot een uur ’s nachts. Ik wil alle commerciële en bestelvoertuigen zien die in de buurt van het ziekenhuis zijn geweest gedurende die tijd. Hoogste prioriteit hebben kleine bestelwagens, bakkerijauto’s, hotdogwagens, dat soort auto’s. Kleine vrachtauto’s die geschikt zijn om een verborgen lading te vervoeren. Lagere prioriteit hebben aanhangers, bussen of constructievoertuigen. Dit soort voertuigen hebben een lagere prioriteit, maar ze mogen niet overgeslagen worden. De laagste prioriteit hebben campers, pick-up trucks en SUV’s. Ik wil screenshots van de nummerplaten en trek de eigenaren van deze voertuigen na. Als een van deze voertuigen er vreemd uitziet, zoek dan naar meer camera’s in de omgeving en in een grotere omtrek. We moeten het voertuig blijven volgen en zien waar het naartoe gereden is.”

“Luke,” zei ze. “Daarvoor heb ik meer dan enkele mensen nodig.”

Luke dacht na. “Oké. Maak de mensen thuis wakker die je nodig hebt en breng ze naar het hoofdkantoor van de SRT. Laat ze daar de eigenaren van de voertuigen opsporen met behulp van de screenshots van de nummerplaten.”

“Begrepen.”

Ze hingen op. Luke moest even opnieuw oriënteren op het hier en nu. Een nieuwe gedachte kwam in hem op. Hij keek naar Kurt Myerson.

“Oké, Kurt. Nu komt het belangrijkste. Dit ziekenhuis moet afgesloten worden. We moeten alle medewerkers die vannacht dienst hebben gehad bijeenbrengen en isoleren. Mensen zullen gaan praten, dat is begrijpelijk, maar we moeten proberen om dit zo lang mogelijk buiten de media te houden. Als dit bekend wordt dan breekt overal paniek uit en krijgt de politie duizenden telefoontjes binnen met nutteloze tips. Bovendien kunnen de daders het hele onderzoek volgen op de televisie. Dat mag niet gebeuren.”

Ze duwden door nog een paar dubbele deuren en stonden toen in de receptie van het ziekenhuis. De hele voorgevel van de foyer was van glas. Er stonden een paar bewakers bij de ingangen van de gesloten deuren. Buiten was het chaos. Er stond een grote menigte opgewonden journalisten tegen de politiebarrières te duwen. Fotografen stonden tegen de ramen gedrukt om foto’s te maken van de foyer. Er stond een lange rij nieuwswagens in de straat. En terwijl Luke de situatie in zich opnam, brachten drie verschillende TV-verslaggevers direct voor het ziekenhuis verslag uit.

“Zei je iets?”

Hoofdstuk 6

05:10 uur

In een bestelbusje

Eldrick voelde zich ziek. Hij zat op de achterbank van het busje met opgetrokken knieën en vroeg zich af hoe hij hier in godsnaam terecht was gekomen. Hij was wat gewend van de gevangenis, maar dat was niets in vergelijking met dit.

Voorin zat Ezatullah aan de telefoon, iets schreeuwend in Farsi. Ezatullah zat al uren te bellen. Eldrick begreep niets van wat er gezegd werd. Het gebrabbel klonk allemaal hetzelfde in zijn oren. Feit was dat Ezatullah, begin dertig met een groot litteken dwars over zijn wang, in Londen een opleiding had gevolgd tot chemisch ingenieur. Maar in plaats van een baan te vinden, was hij naar het buitenland vertrokken om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie en voor ze te vechten. Naar eigen zeggen had hij in minstens zes landen voor Jihad gestreden en nu was Amerika aan de beurt.

Hij schreeuwde opnieuw in de telefoon en na veel schreeuwen kreeg hij eindelijk contact met iemand. Direct begon hij een verhitte discussie met deze persoon. Na een paar minuten kalmeerde hij en luisterde hij naar de stem aan de andere kant van de lijn voordat hij ophing.

Eldricks gezicht was rood. Hij had koorts. Hij kon het door zijn hele lichaam voelen. Zijn hart sloeg hard. Hij had niet overgegeven maar hij voelde zich misselijk. Ze hadden al meer dan twee uur gewacht op de afgesproken rendez-vous plek aan de waterkant van de South Bronx. De deal had simpel geklonken. Steel het materiaal, rijdt tien minuten met het busje rond, wacht op de afgesproken plek op de contactpersonen en loop weg. Maar de contactpersonen waren niet op komen dagen.

Nu waren ze… ergens. Eldrick had geen idee. Hij was een tijdje bewusteloos geweest. Toen hij ontwaakte leek alles een vage droom. Ze reden op de snelweg. Momo was aan het stuur dus hij moest weten waarnaartoe ze op weg waren. Momo was een typische technisch expert, mager en spierloos. Hij was erg jong, zijn gezicht nog rimpelloos en glad. Hij zou onmogelijk een baard kunnen laten groeien, zelfs met de wil van Allah.

“We hebben nieuwe instructies,” zei Ezatullah.

Eldrick kermde, wensend dat hij dood was. Hij had nooit geweten dat het mogelijk was om je zo ziek te voelen.

“Laat me eruit,” zei Eldrick.

“Houd je kop, Abdul!”

Eldrick was vergeten dat zijn naam nu Abdul Malik was. Het was een vreemd gevoel om Abdul genoemd te worden, hij, Eldrick, een trotse zwarte man, een trotse Amerikaan het merendeel van zijn leven. Nu hij zich zo ziek voelde, wenste hij dat hij zijn naam nooit veranderd had. Zich bekeren in de gevangenis was het domste wat hij ooit gedaan had.

Al die rotzooi achter in het busje. Het was een grote hoeveelheid, allerlei vaten en dozen. Sommigen hadden gelekt en ze gingen er nu aan dood. Het had Bibi al gedood. De stommerd had een van de vaten geopend toen ze nog in de kluis waren. Hij was enorm sterk en hij schroefde de deksel met zijn blote handen ervan af. Waarom had hij dat gedaan? Eldrick zag voor zich hoe hij het vat omhooggehouden had. “Het is leeg,” had hij gezegd. Daarna rook hij met zijn neus eraan. Binnen een minuut begon hij te hoesten. Hij viel neer op z’n knieën en begon hevig te hoesten. “Ik heb iets in mijn longen,” zei hij. “En ik kan het er niet uit krijgen.” Hij begon naar lucht te happen. Het was een vreselijk geluid om te horen.

Ezatullah liep naar hem toe en schoot hem in zijn achterhoofd.

“Geloof me, ik deed hem een gunst,” had hij gezegd.

Nu reed het busje door een tunnel. De tunnel was lang en smal en donker, boven hen flitste de oranje verlichting voorbij. Het licht van de voorbijflitsende straatlampen maakte Eldrick duizelig.

“Laat me eruit!” schreeuwde hij. “Laat me eruit! Laat me -”

Ezatullah draaide zich om. Hij hield zijn pistool vast en richtte het op Eldricks hoofd.

“Kop dicht! Ik ben aan de telefoon.”

Ezatullah’s gezicht, met het litteken dwars over zijn wang, bloosde. Hij was aan het zweten.

“Schiet je me dood net zoals Bibi?”

“Ibrahim was mijn vriend,” zei Ezatullah. “Ik doodde hem uit barmhartigheid. Jou dood ik om je eindelijk stil te krijgen.” Hij duwde de loop van het pistool tegen Eldricks voorhoofd.

“Schiet. Het kan me niet schelen.” Eldrick sloot zijn ogen.

Toen hij ze weer opendeed, had Ezatullah zich weer omgedraaid. Ze waren nog steeds in de tunnel. Het licht werd hem teveel. Plotseling stroomde een golf van misselijkheid door Eldrick heen en hij begon te kokhalzen. Zijn maag verkrampte en hij voelde brandend maagzuur in zijn keel. Hij boog voorover en gaf over tussen zijn schoenen op de vloer van het busje.

Na een paar seconden dreef de stank omhoog in zijn gezicht, hij kokhalsde weer.

Oh God, bad hij stilletjes. Laat me alstublieft doodgaan.