Gezworen

Text
Aus der Reihe: De Vampierverslagen #7
0
Kritiken
Leseprobe
Als gelesen kennzeichnen
Wie Sie das Buch nach dem Kauf lesen
Schriftart:Kleiner AaGrößer Aa

Ruth blafte alsof ze antwoordde en McCleod zette Scarlet lachend neer en aaide Ruth's vacht.

“Ik ben zeker dat jullie allemaal zijn uitgehongerd,” zei hij. “Naar het kasteel!” schreeuwde hij. “Tijd om te vieren!”

Al zijn mannen gingen schreeuwend in de richting van de ingang van het kasteel, terwijl de wachtposten in het gelid sprongen

Sam sloeg zijn arm over Caitlin's schouder en Caleb de zijne over die van Polly en ze stapten allemaal samen naar de ingang van het kasteel. Caitlin wist dat ze het niet moest doen, maar ondanks zichzelf, hoopte ze opnieuw dat ze deze keer een blijvende thuis hadden gevonden, een plaats waar ze allemaal voor altijd in vrede konden leven.

HOOFDSTUK ZES

Het was het warmste en meest luxueuze welkom dat Caitlin zich kon inbeelden. Hun aankomst was één lang feest geweest. Ze stoten op het ene coven lid na het andere en ze zag gezichten die ze in een eeuwigheid niet had gezien: Barbara, Cain en vele anderen. Ze zaten allemaal te lunchen aan een enorme bankettafel in het warme, stenen kasteel, met huiden onder hun voeten en toortsen langs de muren terwijl het haardvuur vlamde en de honden overal rondliepen. De ruimte voelde warm en gezellig aan en Caitlin realiseerde zich dat het koud was buiten. Het was eind oktober, zo was haar verteld. 1350. Caitlin kon het niet geloven. Ze was bijna zevenhonderd jaar verwijderd van de eenentwintigste eeuw.

Ze had altijd geprobeerd om zich voor te stellen hoe het leven er zou uitzien in deze tijd, de tijd van de ridders, van harnassen en kastelen, maar ze het zich nooit voorgesteld als dit. Ondanks het sterke contrast met de omgeving en het gebrek aan grote steden of gemeenten, waren de mensen toch zeer warm, intelligent en menselijk. İn de meeste gevallen verschilden ze zelfs weinig van de mensen uit haar tijd.

Caitlin voelde zich zeer goed thuis op deze plaats en in deze tijd. Ze had uren doorgebracht met Sam en Polly, luisterend naar hun verhalen, hun versie van wat er was gebeurd daar in Engeland. Ze was geschokt om te horen wat er was gebeurd tussen Sergei en Polly en ze was zo fier op Sam omdat hij haar had gered.

En gedurende de ganse nacht merkte ze ongewild dat Sam nauwelijks zijn ogen kon afhouden van Polly. Als zijn grote zuster voelde ze dat er in hem een grote verandering had plaatsgevonden. Hij leek eindelijk meer volwassen en voor de allereerste keer echt en tot over zijn oren verliefd.

Maar Polly leek deze keer een beetje meer ontwijkend. Het was moeilijker voor Caitlin om een juist gevoel te krijgen van waar zij stond en over haar gevoelens voor Sam. Misschien was dit omdat Polly meer op haar hoede was. Of misschien was het omdat Polly deze keer echt om hem gaf. Caitlin kon diep vanbinnen voelen dat Sam alles voor haar betekende en dat ze extra voorzichtig was om haar gevoelens te tonen om niet alles te verknoeien. Caitlin merkte dat Polly nu en dan, wanneer Sam niet keek, een korte blik op hem wierp. Maar dan sloeg ze snel haar ogen neer zodat Sam haar niet kon betrappen terwijl ze keek.

Caitlin voelde zonder twijfel dat haar broer en haar beste vriendin op het punt stonden een koppel te vormen. Het idee maakte haar blij. En ze vond het grappig dat ze beiden nog steeds ontkenden wat er tussen hen gebeurde en dat ze zelfs deden alsof er niets aan de hand was.

De tafel was ook gevuld met nieuwe menselijke vrienden en Caitlin ontmoette zoveel mensen waar ze zich verbonden mee voelde. Ze waren allemaal krijgers. De koning zat aan het hoofd van de tafel, omringd door tientallen ridders. Gedurende de ganse namiddag zongen ze allemaal drinkliederen en ze lachten luid terwijl ze oorlogs- en jachtverhalen vertelden. Caitlin kon merken dat deze Schotse mensen warm en gastvrij waren, dat ze van drinken hielden en dat ze fantastische vertellers waren. En tegelijk waren ze zeer nobel en fier, en grote krijgers.

De maaltijd en de verhalen bleven uren duren terwijl de lunch zich uitstrekte tot in de namiddag. Toortsen doofden uit en werden opnieuw aangestoken. Tientallen nieuwe houtblokken werden in de massieve stenen haard gegooid en enorme wijnvaten werden aangerold. Uiteindelijk vielen alle honden oververmoeid in slaap op de huiden. Scarlet viel ook in slaap op Caitlins schoot terwijl Ruth zich naast haar opkrulde. Ruth was zeer goed gevoederd door Scarlet, die voor een ononderbroken aanvoer van vlees had gezorgd. Een dozijn honden zat bedelend rond de tafel, maar ze waren allemaal verstandig genoeg om uit de buurt van Ruth te blijven. En Ruth die voldaan was, leek ook niet geïnteresseerd om het bij hen te verknoeien.

Sommige krijgers waren uitgeput door het vele eten en drinkenen vielen uiteindelijk ook in slaap op de huiden. Caitlin voelde zich ook wegglijden, haar gedachten in andere tijden, op andere plaatsen en bij andere dingen. Ze begon zich af te vragen wat haar volgende aanwijzing zou zijn, of haar vader in deze plaats en tijd zou zijn en waar haar volgende reis haar zou brengen. Haar ogen begonnen zich te sluiten toen ze plots haar naam hoorde.

Het was de koning, McCleod, die haar aansprak boven het geroezemoes.

“En wat denk je, Caitlin?” vroeg hij opnieuw.

En op dat moment begon de levendige tafel langzaam te verstillen. De mensen draaiden zich en keken haar kant uit.

Caitlin voelde zich verlegen omdat ze niet naar het gesprek had geluisterd. De koning keek naar haar alsof hij op een antwoord wachtte. Ten slotte schraapte hij zijn keel.

“Wat denk jij van de Heilige Graal?” vroeg hij opnieuw.

De Heilige Graal? vroeg Caitlin zich verwonderd af. Was het dat waarover ze gepraat hadden?

Ze had geen flauw idee. Ze had helemaal niet aan de Heilige Graal gedacht. Ze wenste nu dat ze naar hun gesprek had geluisterd. Ze probeerde zich te herinneren wat het was en dacht terug aan de sprookjes uit haar kindertijd, aan de mythes en legendes. Aan de verhalen van Koning Arthur. Excalibur. De Heilige Graal...

Langzaam kwam het bij haar terug. Als ze het zich goed herinnerde, zou de Heilige Graal een kelk of een beker zijn, die naar verluidt een speciale vloeistof bevatte... Ja, nu herinnerde ze het zich opnieuw. Sommige mensen beweerden dat de Heilige Graal het bloed van Christus bevatte en dat het drinken daarvan je onsterfelijk zou maken. Als ze zich het goed herinnerde hadden de ridders er honderden jaren naar gezocht en hadden ze, om hem te vinden, hun leven gewaagd tot aan de uiteinden van de aarde en niemand had hem ooit gevonden.

“Denk je dat hij ooit zal gevonden worden?” vroeg McCleod opnieuw.

Caitlin schraapte haar keel en de hele tafel keek naar haar en wachtte op een antwoord.

“Umm...” begon ze, “Ik heb er eigenlijk nog niet over nagedacht,” antwoordde ze. “Maar als hij echt bestaat... dan zie ik niet in waarom hij niet zou kunnen worden gevonden.”

Er was een gemompel van goedkeuring rond de tafel.

“Zie je,” zei McCleod tegen een van zijn ridders. “Ze is een optimist. Ik denk ook dat hij zal gevonden worden.”

“Oudewijvenpraat,” zei de ridder.

“En wat zal je doen als je ze vindt?” vroeg een andere ridder. “Dat is de echte vraag.”

“Waarom zou ik mij onsterfelijk maken?” antwoordde de koning, hartelijk lachend.

“Je hebt de Heilige Graal daarvoor niet nodig,” zei een andere ridder. “Al wat je nodig hebt, is te worden veranderd.”

Een gespannen stilte viel rond de tafel. Het was duidelijk dat deze ridder te veel had gezegd, dat hij een grens had overgeschreven en iets wat taboe was had vermeld. Hij boog zijn hoofd in schaamte en erkende zo zijn fout.

Caitlin zag McCleod's plotse, donkere blik en op dat moment besefte ze dat hij wanhopig veranderd wilde worden. En dat hij het Aiden's coven zwaar aanrekende dat ze hem niet tegemoetkwamen daarin. Het was duidelijk dat deze ridder een heikel punt had opgeworpen, het enige punt van spanning tussen beide rassen.

“En hoe voelt het eigenlijk?” vroeg de koning luidop, de vraag rechtstreeks aan Caitlin gericht om een of andere reden. “Onsterfelijkheid?”

Caitlin vroeg zich af waarom hij van alle vampiers in de kamer het juist aan haar had gevraagd,. Kon hij niet iemand anders hebben uitgekozen?

Ze dacht erover na. Hoe was het? Wat kon ze mogelijk antwoorden? Aan de ene kant hield ze van haar onsterfelijkheid en om in al die periodes en plaatsen te leven en haar familie en vrienden telkens opnieuw in een nieuwe tijd en op een nieuwe plaats te zien. Aan de andere kant, was er een deel van haar dat verlangde naar een eenvoudig leven, naar een normale gang van zaken. Maar boven alles verbaasde ze zichzelf over hoe kort onsterfelijkheid leek: enerzijds leek het voor altijd te duren, maar anderzijds voelde het altijd aan alsof er nooit genoeg tijd was.

“Het voelt niet zo permanent aan als je je het voorstelt.”

De rest van de tafel knikte instemmend met haar antwoord.

McCleod sprong plots recht uit zijn stoel. En met hem, sprongen alle anderen recht.

Net op het moment dat Caitlin in haar hoofd over de bizarre woordenwisseling ging, zich afvragend of ze hem boos had gemaakt, voelde ze plots zijn aanwezigheid achter haar. Ze draaide zich om en hij stond over haar gebogen.

“Je bent wijzer dan je jaren,” zei hij. “Kom met me mee. En breng je vrienden mee. Ik wil je iets tonen, iets dat al zeer lang op je wacht.”

Caitlin was verrast. Ze had er geen idee van wat het kon zijn.

McCleod draaide zich om en beende de hall uit. Caitlin en Caleb stonden op en samen met Sam en Polly volgden ze hem. Ze keken elkaar verwonderd aan.

Ze volgden de koning over de brede stenen vloer door de enorme kamer en door een zijdeur, terwijl de ridders rond de tafel langzaam terug neer zaten en hun maaltijd verderzetten.

 

McCleod stapte in stilte door een nauwe met toortsen verlichte hall met Caitlin, Caleb, Sam en Polly in zijn spoor. De oude stenen zalen draaiden en keerden en leidden hen naar een trap.

McCleod nam een toorts van de muur en leidde de weg langs een trap in volstrekte duisternis naar beneden. Terwijl ze stapten, begon Caitlin zich af te vragen waar hij hem heen bracht. Wat had hij hen in hemelsnaam te tonen? Een of ander antiek wapen?

Ten slotte bereikten ze een door toortsen verlicht ondergronds niveau en Caitlin was verbaasd door wat ze zag. Het lage, gewelfde en met goud belegde plafond schitterde. Caitlin kon illustraties zien van Christus en van Ridders,van scenes uit de Bijbel afgewisseld met verschillende vreemde tekens en symbolen. De vloer was een oeroude uitgesleten steen en Caitlin kon het niet helpen dat ze het idee had dat ze een geheime schatkamer was binnengegaan.

Caitlin's hart begon sneller te slaan en ze voelde dat er iets belangrijk op hen wachtte. Ze stapte sneller en haaste zich om de Koning in te halen.

“Dit is de schatkamer van de clan McCleod sinds duizend jaar. Hier bewaren we onze heiligste schatten, wapens en bezittingen. Maar er is een zaak die waardevoller en heiliger is dan al de rest.

Hij stopte en draaide zich naar haar om.

“Het is een schat die we speciaal voor u hebben bewaard.”

Hij draaide zich om en nam een toorts en op hetzelfde moment opende zich plotseling een steen in de muur. Caitlin was verbaasd want ze had geen idee wat zich daar bevond.

McCleod draaide zich opnieuw en leidde hen door een andere kronkelende gang. Uiteindelijk hielden ze halt in een kleine ruimte met een nis. Voor hen stond een troon waarop zich een eenzaam object bevond: een kleine schatkist bezet met juwelen. Het toortslicht flikkerde en verlichtte het en McCleod nam het voorzichtig op.

Langzaam hief hij het deksel op. Caitlin kon het niet geloven.

Daar in de kist lag een enkel stukje antiek perkament in een vervaalde antieke kleur, verkreukeld en gescheurd. Het was bedekt met een oude handgeschreven tekst in een taal die Caitlin niet kon herkennen. Aan de randen bevonden zich veelkleurige letters, tekeningen en symbolen en in midden bevond zich een halfcirkelvormige tekening. Maar omdat het in twee gescheurd was, kon Caitlin niet uitmaken wat het verondersteld was te zijn.

“Voor jou,”, zei hij, terwijl hij het voorzichtig naar haar ophief.

Caitlin nam het stukje gescheurd perkament aan en voelde het kreukelen in haar hand terwijl ze het tegen het licht van de toorts hield. Het was een gescheurde blad, waarschijnlijk uit een boek en met al zijne delicate symboliek leek het wel een kunstwerkje.

“Het is een stuk van de ontbrekende bladzijde van het Heilige Boek,” legde McCleod uit. “Wanneer je het boek vindt, zal de bladzijde compleet zijn. En dan zal je de relikwie vinden waar we allemaal naar zoeken.

Hij keerde zich om en keek haar aan.

“De Heilige Graal.”

HOOFDSTUK ZEVEN

Caitlin zat in haar ruime kamer in Dunvegan Castle aan een schrijftafel en keek door het raam naar de zonsondergang. Ze onderzocht het gescheurde blad dat McCleod haar had gegeven en hield hem tegen het licht. Ze wreef met haar vingers over de Latijnse sierletters. Ze leken en voelden antiek aan. Het volledige blad was zo mooi en ingewikkeld versierd en ze was versteld over de gekunstelde kleuren langs de randen van het papier. In die tijd, realiseerde ze zich, waren boeken op zichzelf al gemaakt om kunstwerken te zijn.

“Caleb lag op hun bed en Scarlet en Ruth lagen uitgespreid op een stapel huiden voor het haardvuur aan de andere kant van de kamer. De kamer was zo ruim dat zelfs met iedereen aanwezig Caitlin zich alleen voelde met haar gedachten. Ze wist dat Sam en Polly in de aanpalende kamer waren. Het was een lange dag met een uitgebreid feest met Aiden's coven en de mannen van de koning geweest en ze maakten zich allemaal klaar voor de nacht.

Caitlin kon niet stoppen met aan het gescheurde stuk papier te denken, en naar waar de aanwijzing haar kon leiden en of het haar naar de vierde sleutel zou brengen. Zou haar vader ditmaal daar zijn? Kon het zijn dat hij dichtbij op haar wachtte? Haar hart klopte sneller bij die gedachte. Betekende dit dat ze eindelijk het schild zou vinden? Dat dit alles voorbij zou zijn? En wat zou ze dan doen? Waar zou ze vervolgens gaan?

Het was allemaal te veel voor haar om erover na te denken. Ze voelde dat ze zich alleen moest concentreren op de aanwijzing voor haar en de rest stap voor stap moest bekijken. Ze dacht aan wat McCleod had gezegd over de Heilige Graal. Hij had haar verteld dat hij en zijn mannen hun leven hadden gewijd aan het vinden van de graal. De legende beweerde dat een vrouw zou komen en hen ernaar toe zou leiden. Hij geloofde dat zij, Caitlin, die vrouw was. Dat was de reden dat hij haar zijn kostbare aanwijzing had gegeven, een antiek stukje papier.

Maar Caitlin was niet overtuigd. Was de graal enkel een mythe? Of was hij echt? En wat was het verband met haar zoektocht?

Caitlin wist niet waar dit allemaal naartoe leidde, maar toen ze erover nadacht, realiseerde ze zich opnieuw dat ze eindelijk een plaats hadden gevonden, in dit kasteel, bij deze mensen, waar ze een gevoel van vrede en welzijn had. Ze voelde zich thuis in Skye in dit kasteel bij deze koning met zijn ridders en uiteraard bij Aiden's coven. Ze was dolblij om herenigd te zijn met Caleb, Scarlet, Sam en Polly. Eens te meer, voelde alles uiteindelijk opnieuw juist in de wereld. Het was koud en winderig daarbuiten en met een laaiend vuur in de open haard, voelde het zo knus hierbinnen dat ze zich niet meer buiten wou wagen om op zoek te gaan naar meer aanwijzingen. Ze wilde hier blijven. Ze kon zichzelf hier een huis zien bouwen met Caleb, Scarlet en Ruth.

Indien ze hun missies bleven doen, zou dit invloed hebben op haar relatie met Caleb? Of zou dit zelfs Scarlet of Ruth in gevaar kunnen brengen? Het leek net of elke keer dat ze dichter kwam bij het vinden van een andere sleutel, slechte dingen begonnen te gebeuren.

Caitlin legde langzaam het broze stukje papier neer en in plaats daarvan staarde ze naar haar gesloten dagboek dat voor haar op de schrijftafel lag. Het was versleten en dik door het gebruik, een relikwie in zijn eigen recht. Ze reikte ernaar en sloeg langzaam de bladzijden om tot ze bijna aan het einde van het boek kwam. Ze realiseerde zich geschokt dat er niet meer zoveel lege bladzijden overbleven. Ze kon het niet geloven. Toen ze met dit dagboek begon, leek het dat het eeuwig zou meegaan.

Ze nam de ganzenveer, doopte ze in de inkt en begon te krabbelen.

Ik kan niet geloven dat dit dagboek bijna vol is. Ik kijk terug naar sommige van mijn oude schrijfsels, zoals die uit New York City, en het voelt aan aslof het eeuwen geleden is. Maar het is ook alsof het net gisteren gebeurde.

Ik denk terug aan alles wat ik heb meegemaakt en ik weet niet eens meer waar te beginnen. Het voelt alsof er te veel is gebeurd om je op de hoogte te brengen van alles. Ik ga je dus alleen de belangrijkste gebeurtenissen vertellen.

Caleb leeft. Hij overleefde zijn ziekte. Ik ben nu terug bij hem en we gaan trouwen. Niets maakt me gelukkiger.

Scarlet, het mooiste achtjarige meisje op de wereld, is in ons leven. Ze is nu onze dochter. Ze overleefde eveneens haar ziekte en ik ben dolblij.

Zonder Ruth te vergeten, die groter en sterker is geworden dan Rose ooit is geweest en die het meest loyale en beschermende dier is dat ik ooit heb gezien. Ze is een even groot deel van onze familie als Scarlet en Caleb.

En ik ben zo verheugd om weer verenigd te zijn met Sam en Polly. Eindelijk heb ik het gevoel dat mijn volledige familie terug samen onder een dak is.

Ik ben zenuwachtig voor het huwelijk. Caleb en ik hebben nog geen kans gehad om erover te praten maar ik voel dat het voor binnenkort zal zijn. Toen ik jonger was, probeerde ik me altijd mijn trouwdag voor te stellen. Maar ik beeldde mij nooit iets in dat maar enigszins op dit zou kunnen lijken. Een vampierhuwelijk? Hoe zou dat eruitzien?

Ik hoop dat hij nog steeds evenveel van me houdt, als ik van hem. Ik voel van wel. Ik vraag me af of hij ook nerveus is voor het huwelijk?

Ik kijk naar mijn ring, een ring die hij mij geschonken heeft, zo mooibedekt met al die schitterende juwelen. Het voelt niet echt aan. Niets voelt echt aan. Maar tegelijkertijd voel ik dat ik voor altijd met hem verbonden ben.

Ik wil mijn Papa vinden. Echt. Maar ik wil niet meer zoeken en ik wil niet dat de dingen veranderen. Niets van dit alles. Ik wil bij Caleb zijn. Ik wil dat ons huwelijk doorgaat. Is het verkeerd om ons huwelijk prioriteit te geven?

Caitlin sloot haar dagboek en legde haar ganzenveer neer. Nog steeds verloren in een andere wereld, knipperde ze met de ogen en keek rond de kamer. Ze vroeg zich af hoeveel tijd was verstreken tijdens haar overpeinzingen. Ze keek door het venster en zag de schemering en terwijl ze door de kamer gluurde, zag ze dat Scarlet en Ruth nog steeds vast sliepen. Aan de andere kant van de kamer leek Caleb ook te slapen bij het licht van de toortsen.

Caitlin voelde zich ook slaperig worden. Ze voelde dat ze haar hoofd leeg moest maken en dat ze frisse lucht nodig had. Ze stond stilletjes van de schrijftafel op en doorkruiste de kamer, vastbesloten om naar buiten te glippen. Onderweg pakte ze een pelsen sjaal en sloeg hem rond haar schouders. Net toen ze bij de deur kwam, hoorde ze echter een zacht kuchje.

Ze keek om en zag Caleb die met een oog open smekend naar haar keek.

Ze draaide zich om en ging naar hem toe en toen hij zachtjes op het bed klopte, zette ze zich naast hem neer.

Hij glimlachte toen hij zachtjes zijn ogen opende. Zoals altijd werd ze getroffen door zijn schoonheid. Zijn gelaatstrekken waren zo perfect, zo zuiver en mooi, de lijn van zijn jukbeen uitgesproken, zijn lippen vol en zacht, zijn neus hoekig en perfect. Hij knipperde met zijn lange wimpers en reikte zachtjes naar haar en streelde met een hand door haar haren.

“We hebben nauwelijks de kans gehad om te praten,” zei hij.

“Ik weet het,” glimlachte ze terug.

“Ik wil dat je weet hoeveel ik van je hou,” zei hij.

Caitlin glimlachte. “Ik hou ook van je.”

“En dat ik niet kan wachten om met jou getrouwd te zijn.” voegde ze eraan toe terwijl zijn glimlach breder werd.

Hij zat recht en kuste haar en ze bleven elkaar een lange tijd kussen onder het licht van de toortsen.

Caitlin voelde haar hart warm worden. Dat was exact wat ze wou horen. Het was griezelig hoe hij altijd haar gedachten kon lezen.

“Nu dat we hier zijn, wil ik met je trouwen. Voor we verder gaan met onze zoektocht. Hier, op deze plaats.” Hij bekeek haar. “Wat denk je ervan?”

Ze keek terug, haar hart pompend, gevuld met tegenstrijdige gevoelens. Het was net wat ze ook wou. Maar ze was ook bang. Ze was niet zeker hoe te reageren.

Uiteindelijk stond ze op.

“Waar ga je naartoe?” vroeg hij.

“Ik ben zo terug,” zei ze. “Ik moet juist mijn hoofd eventjes leegmaken.”

Ze kuste hem nog een laatste keer en draaide zich om en verliet de kamer, de deur zachtjes sluitend achter haar. Ze wist dat ze in zijn armen zou eindigen in het bed indien ze bleef. Maar ze moest echt eerst haar gedachten verzamelen. Niet dat ze maar enigszins aan hem twijfelde. Of aan hun huwelijk. Of aan hun trouwfeest. Maar ze voelde zich nog steeds verdeeld of ze daarbuiten moest zijn om haar missie te vervolgen. Was het egoïstisch om het trouwfeest prioriteit te geven?

Terwijl Caitlin door de lege stenen gang stapte, haar voetstappen echoënd, zag ze een trap naar boven leiden en zag ze natuurlijk licht naar beneden stromen. Het dak van het kasteel was de geschikte plaats om naar toe te gaan voor een beetje privacy en verse lucht.

Caitlin haastte zich de trappen omhoog naar de schemering. Het was daarboven kouder dan ze had gedacht door een sterk aanwakkerende oktober wind. Ze trok haar pels dicht over haar schouders en was dankbaar voor de warmte.

Terwijl ze langzaam over de versterkingen wandelende, keek Caitlin uit over het landschap in het weinige licht dat nog restte. Het was adembenemend mooi. Langs de ene kant prijkte het kasteel naast een groot meer dat bedekt was met mist. Aan de andere kant spreidden zich bomen, heuvels en valleien uit. De plek was magisch.

 

Caitlin wandelde naar de rand van de versterkingen en nam het landschap in haar op toen ze plots iemands aanwezigheid voelde. Ze begreep niet hoe dit mogelijk was omdat het dak volledig leeg was geweest. Ze draaide zich langzaam om, niet zeker wat ze kon verwachten.

Ze kon het niet geloven.

Aan de andere kant stond een eenzame figuur met zijn rug naar haar en keek uit over het meer. De rillingen liepen over haar rug. Het was voor haar niet nodig om zijn lange vloeiende gewaden, zijn lang zilveren haar of de staf aan zijn zijde te zien om te weten wie het was.

Aiden.

Is dit echt? vroeg ze zich af. Of was het enkel een illusie in de schemering?

Ze stak langzaam naar hem stappend het dak over en stopte een paar meter voor hem. Hij stond daar doodstil, zonder zich om te draaien met zijn haren los in de wind. Voor een moment vroeg ze zich af of hij echt was. Maar dan klonk zijn stem.

“Je bent van ver gekomen,” zei hij, nog steeds met zijn rug naar haar.

Langzaam draaide hij zich om en keek haar aan. Zijn ogen waren zelfs in het gedempte licht groot en helderblauw en leken dwars door haar heen te kijken. Zoals gewoonlijk was zijn gezicht uitdrukkingsloos en intens.

Caitlin was verheugd om hem te zien. Er brandden zoveel vragen op haar lippen, en zoals gewoonlijk, leek hij te verschijnen op het moment dat ze zijn leiding het meest nodig had.

“Ik wist niet of ik je ooit zou weerzien.” zei ze.

“Jij zult me altijd zien,” zei hij. “Soms in persoon, soms anders,” antwoordde hij cryptisch.

Een stilte bleef tussen hen hangen terwijl ze haar gedachten verzamelde.

“Er rest slechts een sleutel,” hoorde ze zichzelf zeggen. “Betekent dat ik mijn vader weldra zal zien?”

Hij bestudeerde haar en keek langzaam weg.

Tenslotte zei hij, “Dat hangt van je daden af, niet?”

Zijn gewoonte om altijd een vraag te beantwoorden met een andere vraag maakte haar altijd gek. Ze moest opnieuw proberen.

“De nieuwe aanwijzing,” zei ze. “Het papier. Het gescheurde blad. Ik weet niet waar dit toe leidt. Ik weet ook niet naar wat ik moet zoeken. Of waar.”

Aiden staarde naar de horizon.

“Soms zoeken aanwijzingen voor je,” antwoordde hij. “Je weet dat nu. Soms moet je wachten op dingen die worden opgehelderd.”

Caitlin dacht hierover na. Vertelde hij haar om niets te doen?

“Is er dan... niets dat ik doen?” vroeg ze.

“Er is veel voor je te doen,” antwoordde Aiden.

Hij keek haar aan en langzaa en voor het eerst sinds Caitlin het zich kon herinneren, verscheen een glimlach op zijn gezicht. “Je hebt trouwplannen.”

Caitlin voelde zich glimlachen.

“Ik wou het. Maar ik was bang dat het frivool was,” zei ze. “Dat ik het moest uitstellen en dat ik eerst verder moest zoeken.”

Aiden schudde langzaam het hoofd.

“Een huwelijk onder vampiers is niet lichtzinnig. Het is een heilig gebeuren. Het is het samensmelten van twee vampierzielen. Het geeft extra kracht aan elk van jullie en extra kracht aan onze hele coven. En het zal je evolutie en je talenten alleen maar verdiepen. Ik ben fier op je. Je bent enorm gegroeid. Maar je als naar het volgende niveau wilt evolueren heb je dit nodig. Elke samensmelting brengt zijn eigen kracht. Zowel voor het koppel als voor het individu.”

Caitlin voelde zich opgelucht en verheugd, maar ook zenuwachtig.

“Maar ik weet niet hoe ik dit soort huwelijk moet plannen. Ik zou zelfs nauwelijks weten hoe ik een mensen huwelijk moet plannen.”

Aiden glimlachte. “Je hebt veel vrienden die je zullen helpen. En ik zal de ceremonie leiden.” Hij glimlachte. “Tenslotte ben ik nog steeds een priester.”

Caitlin glimlachte breed bij de gedachte daaraan.

“Zo, wat doe ik nu?” vroeg Caitlin, verheugd en zenuwachtig omdat ze niet wist waar te beginnen.

Hij glimlachte.

“Ga naar Caleb. En zeg ja. Laat de liefde zorgen voor de rest.”

Sie haben die kostenlose Leseprobe beendet. Möchten Sie mehr lesen?