Kostenlos

Het 'John Grier Home'

Text
0
Kritiken
iOSAndroidWindows Phone
Wohin soll der Link zur App geschickt werden?
Schließen Sie dieses Fenster erst, wenn Sie den Code auf Ihrem Mobilgerät eingegeben haben
Erneut versuchenLink gesendet

Auf Wunsch des Urheberrechtsinhabers steht dieses Buch nicht als Datei zum Download zur Verfügung.

Sie können es jedoch in unseren mobilen Anwendungen (auch ohne Verbindung zum Internet) und online auf der LitRes-Website lesen.

Als gelesen kennzeichnen
Schriftart:Kleiner AaGrößer Aa

Onze toekomstige oefeningen zullen een tintje minder realistisch zijn. Toch ben ik blij, dat ik je het gunstig rapport kan overbrengen, dat onze jongens onder leiding van den chef van den brandweerdienst, den Heer Witherspoon, het gebouw in 6 miniuten en 28 seconden absoluut ledig wisten te maken.

Onze baby Allegra heeft sprookjesbloed in haar aderen en nog nooit heeft ons huis zulk een kind geherbergd, met uitzondering van dat waarvan Jervis en ik iets afweten. Zij heeft den dokter absoluut onder haar macht. Inplaats van zijn inspectiereis door het huis als een stugge wetenschappelijke man af te leggen, doet hij dat nu aan de hand van de kleine Allegra, die hij tenslotte in mijn werkkamer brengt, waar hij een half uur met paardje rijden en stoeien met de kleine doorbrengt.

Twee dagen geleden liep hij even aan om wat met Betsy en mij te babbelen, en werkelijk, hij was frivool. Hij gaf drie grappen ten beste en ging aan de piano zitten, waar hij, zich zelf begeleidende, een paar oude Schotsche liedjes zong. "My love 's like a red, red rose" en "Come under my plaidie" en "Wha's at the window? Wha? Wha?" Wat toch niet in het minst opvoedkundig is. En daarna voerde hij zelfs een paar horlepijppassen uit.

Ik kijk stil naar mijn werk en sta paf, want werkelijk, het is alles door mijn toedoen gebeurd, door het vreeselijk frivole voorbeeld en de boeken, die ik hem te lezen heb gegeven en door het introduceeren van zulke luchthartige gezellen als Jimmy en Percy en Gordon Hallock. Als wij nog een paar maanden verder zijn, is die man werkelijk mensch geworden. Hij heeft zijn purperen das al in een hoek getrapt en zich, op mijn aanraden, in een grijs pak gestoken. Je kunt je niet voorstellen, wat een verandering deze kleinigheid teweeg bracht. Hij zal er heusch gedistingeerd gaan uitzien als ik het er door weet te krijgen, dat hij zijn zakken niet meer vol propt.

Dáág! Denk je er vooral aan, dat we je Vrijdag hier verwachten?

Sallie.

P.S. Hier heb je een kiekje, dat Mr. Witherspoon van Allegra heeft genomen. Is het geen engeltje? Haar tegenwoordige kleeding verhoogt haar schoonheid niet, maar na verloop van enkele weken zullen wij haar in een roze gesmockt jurkje steken.

Woensdag, 24
Juni 10 v.m.

Mevrouw Jervis Pendleton.

Mevrouw,

Ik ontving Uw brief waaruit ik zie, dat U ons niet, zooals afgesproken was, dezen Vrijdag komt opzoeken, omdat Uw echtgenoot door zaken verhinderd is de stad te verlaten. Maar hoe zit dat, mijn lieve dame, is het zoover met je gekomen, dat je hem geen twee dagen alleen kunt laten?

Ik liet mij door geen 113 babies terughouden om jou op te zoeken en ik begrijp werkelijk niet, hoe je je door een enkelen man zoudt kunnen laten weerhouden om je belofte te vervullen. Ik zal a.s. Vrijdag, volgens afspraak, den Berkshire-express bij het station afwachten.

S. McBride.
30 Juni.

Mijn lieve Judy,

Dat was een erg kort bezoek dat je ons bracht! Toch zijn we dankbaar voor elke kleine gunst die ons ten deel valt. Ik was dol in mijn schik, dat jij zoo blij was met den gang van zaken en ik kan Jervis en de architecten haast niet afwachten, om nu eindelijk met de grootste verandering een aanvang te maken.

Je weet niet, ik had toch zoo'n vreemd gevoel al dien tijd, dat je hier was. Ik kan haast niet gelooven dat jij, mijn eenige lieve, buitengewone Judy, vroeger hier in dit gesticht bent grootgebracht en het bittere gemis van die kleine schapen dus zoo door en door meevoelt. Soms vervult de tragedie van je jeugd mij met een wilde drift en in zulk een bui zou ik mijn mouwen willen opstroopen en de heele wereld te lijf willen gaan, om de lui te dwingen een betere plaats voor al die kleine ongelukkige kinderen in te ruimen. Die Schotsch-Iersche stamboom van mij schijnt me een goede dosis vechtlust in mijn bloed gegoten te hebben.

Als je me aan het hoofd had gesteld van een modelinrichting met aardige, heldere woninkjes en waar de heele regeling prachtig liep, dan zou die eentonigheid van dat modelwerk mij heel gauw de keel hebben uitgehangen. Juist het weten dat zooveel dingen om verbetering schreeuwen, geeft mij het gevoel dat ik hier moet blijven. Soms word ik 's morgens wakker en luister naar al die gestichtsgeluiden en snuif de gestichtslucht op en verlang dan dol naar het gelukkige zorgelooze leventje, dat mij door mijn geboorte is toegewezen.

Jij, mijn kleine lieve heks, hebt me betooverd en mij hierheen gebracht, maar dikwijls breekt die ban in den nacht en ik verlang naar den komenden ochtend, met het vaste besluit, dan er van door te gaan. Maar dat vertrek stel ik altijd tot na het ontbijt uit en als ik dan door de gang loop, komt een van die kleine wezentjes op me toe en laat schuchter zijn warm knuistje in mijn hand glijden en kijkt naar me op met zijn groote kinderoogen, schuchter vragend naar een kleine liefkoozing, en ik pak hem en knuffel hem fijn in mijn armen en als ik dan over mijn schouder naar al die andere kleintjes kijk, verlang ik er naar om al die 113 kinderen in mijn armen te kunnen nemen en tegen me aan te drukken, tot hun gezichtjes vroolijk staan, zooals kindergezichtjes moeten zijn. Er gaat iets hypnotiseerends van het werk met kinderen uit, stribbel zooveel tegen als je maar wilt, je legt het er tòch bij af.

Het schijnt dat je bezoek mij in een zeer philosophische stemming heeft gebracht, maar ik heb werkelijk een of twee nieuwtjes, die ik je vertellen moet. De nieuwe jurken schieten al mooi op en o, ze zijn zoo aardig! Mrs. Livermore was dolblij met die balen gekleurd katoen, die je ons zond. Je moest onze werkkamer zien, waar alles in 't rond ligt. En als ik bedenk, hoe heerlijk onze zestig meisjes in het geel en blauw en roze en groen eruit zullen zien, als ze op ons grasveld spelen, dan denk ik er hard over een paar verrekijkers voor onze bezoekers aan te schaffen.

Natuurlijk begrijp je ook wel, dat sommige van onze jurken gauw zullen verkleuren en dus onbruikbaar zullen worden, maar Mrs. Livermore heeft hierover dezelfde slechte principes als wij beiden – ze geeft er geen steek om! Ze zal voor elk kind een tweede en derde pak maken als het noodig is. In elk geval: WEG MET HET BLAUW GERUIT KATOEN!

Ik ben blij dat je onzen dokter graag mag lijden. Natuurlijk behouden we ons het recht voor, om over hem te zeggen, dat we maar willen, maar toch zouden we ons pijnlijk beleedigd voelen als iemand zich in spottende bewoordingen over hem zou uitlaten.

Wij twee houden nog steeds contrôle over elkaars boeken. De vorige week kwam hij met Spencer's "Systeem van Synthetische Philosophie" aanzetten om het door te bladeren en in ruil hiervoor gaf ik hem het "Dagboek van Marie Bashkirtseff". Weet je nog wel, hoe wij op College onze gesprekken met aanhalingen uit Marie's dagboek wisten te doorspekken? Welnu, Sandy nam het boek mee en las het pijnlijk nauwkeurig door.

"Ja", vertelt hij een paar dagen daarna, "het is een getrouwe beschrijving van een koud, egoïstisch slag menschen, dat nu eenmaal op onze aarde rondzwerft.

Maar ik begrijp niet, waarom U het mij hebt aangeraden. Lieve hemel, Sallie Lunn, u en Bash hebben nu letterlijk niets gemeen".

Dat is de liefste opmerking, die hij ooit tegenover mij heeft geuit en ik gevoel mij zeer gevleid. Wat die arme Marie betreft, die noemt hij maar "Bash", omdat hij haar naam toch niet kan uitspreken en haar te verachtelijk vindt om het zelfs maar te probeeren.

Wij hebben hier een kind, het dochtertje van een figurante, een vreeselijk zelfzuchtig, aanstellerig, koud en leugenachtig schepseltje. Maar oogwimpers dat ze heeft, verrukkelijk! Sandy heeft nu eenmaal het land aan dat kind en sinds hij het dagboek van de arme Marie heeft gelezen, heeft hij een nieuwe uitdrukking gevonden om al zijn afschuw tegenover dat kind uit te drukken. Hij noemt haar "bash-achtig" en daarmee is alles gezegd.

Dag Judy! Kom gauw terug. Sallie.

P.S. Mijn kinderen leggen een wanhopende geneigdheid aan den dag, om hun heele vermogen aan kandijklontjes uit te geven.

Dinsdagnacht.

Mijn lieve Judy,

Wat denk je wel dat Sandy nu heeft uitgevoerd? Hij maakt een pleizierreisje naar het zenuwgesticht, waarvan de directeur-geneesheer ons een paar maanden geleden heeft bezocht. Heb je ooit zoo'n man gezien? Hij is gewoonweg dol op krankzinnigen en op idioten en kán die menschen niet met rust laten.

Toen ik hem bij zijn vertrek om eenige raadgevingen vroeg, antwoordde hij:

"Voed de kinderen goed als ze honger hebben en laat ze zonder eten als ze een maagkoliek krijgen en vertrouw nooit op een dokter".

Met dezen wenk en een paar flesschen levertraan zijn wij aan ons zelf overgelaten. Het is nu een heel geschikte tijd om even aan te loopen, want je weet niet hoe vroolijk ik ben, nu ik niet meer onder Sandy's beangstigenden invloed sta.

John Grier Home.
Vrijdag.

Waarde vijand,

Hier sta ik aan den mast gebonden, terwijl U er van door gaat en Uw heil bij krankzinnigen zoekt. En ik dacht nog wel, dat ik U zoo netjes had genezen van Uw naargeestige belangstelling in zenuwzieken. Het is vreeselijk ontmoedigend. U leek mij in den laatsten tijd nog wel zoo gewoon.

Mag ik U vragen hoe lang U daar denkt te blijven? U hadt verlof voor twee dagen en nu bent U er al vier weggebleven. Gistermiddag is Charlie Martin uit een kerseboom gevallen, waarbij hij een wond aan zijn hoofd heeft opgedaan. Dus was hij gedwongen om de hulp van een vreemden dokter voor lief te nemen. Vijf steken. Patiënt tamelijk goed. Maar wij houden er hier niet van om op vreemdelingen te zijn aangewezen. Ik zou niet durven kikken als U werkelijk voor een begrijpelijke zaak er van door was, maar U weet ook heel goed, dat U, na een week met Uwe droefgeestigheid te hebben gestreden, in een allerverdrietigste bui terug zult keeren, er vast van overtuigd, dat het menschdom geen knip voor den neus waard is. En mij zal de zware taak te beurt vallen om U weer tot een gemoedelijke bui op te werken.

 

Kom, Iaat die krankzinnigen aan hun lot over en keer naar het John Grier Home terug! Wij hebben U noodig!

I am most fervent,

Your friend and servant, S. McB.

P.S. Bewondert U dit dichterlijk slot niet? Ik ontleen het aan Robert Burns, wiens werken ik, in gedachtenis aan een Schotschen vriend, met veel liefde lees.

6 Juli.

Lieve Judy,

De dokter is nog altijd weg. Geen woord van hem.

Het lijkt wel of de schoot der aarde hem tot zich heeft genomen zonder een enkel spoor achter te laten. Ik weet niet eens of hij nog ooit terugkomt, maar hier gaat alles uitstekend zonder hem. Ik lunchte gisteren bij de twee lieve dames, die Punch bij zich in huis hebben genomen. De jonge man schijnt zich daar al volkomen thuis te gevoelen. Hij nam mij bij de hand en nam de honneurs van het huis waar, door mij in den tuin alle bezienswaardigheden te toonen. Bij de lunch tilde een Engelsche bottelier hem in een stoel en deed hem zijn servet voor met een eerbied en een gebaar, alsof hij een prins van den bloede bediende. De bottelier is pas van het landgoed van den graaf van Durham gekomen, Punch uit een stoep van de Houston Street. Het was een zeer interessant geval.

Mijn gastvrouwen onderhielden mij naderhand met anecdotes van hun tafelgesprekken gedurende de laatste twee weken (het verwondert mij, dat de bottelier nog niet zijn dienst heeft opgezegd, hij zag er toch zeer respectabel uit). In elk geval heeft Punch er voor gezorgd, dat zij voor de rest van haar leven voorzien zijn van grappige historietjes; de eene denkt er zelfs over om een boek te schrijven. "Nu leven wij tenminste", zei ze ontroerd en veegde een paar traantjes van haar maagdelijke wangen weg.

De WelEd. Gestr. viel gisteravond om 6.30 hier binnen en trof mij in een avondjapon aan, op het punt om naar een diner bij de Livermores te gaan. Hij maakte een milde opmerking, dat Juffrouw Lippett nooit getracht had zich in gezelschapskringen te bewegen maar al haar energie voor haar werk had opgespaard. Je weet dat ik niet kwaadaardig van aard ben, maar ik kijk nooit naar dien man zonder den stillen wensch te koesteren, dat hij zich onder in een schip bevindt, als dat tegen een rots te pletter loopt. (Als hij zich niet onder in het ruim zou bevinden, zou hij er nog uitspringen en op zijn vet blijven drijven).

Sing groet je zeer eerbiedig en is heel blij, dat je niet kunt zien, hoe hij er uitziet. Tengevolge van een zeer slechte daad is het arme dier van zijn schoonheid beroofd. Het een of ander stout kind (ik geloof nooit, dat we hier met een jongen te doen hebben), heeft dat arme beest bij blokjes geschoren, zoodat hij er nu als een armzalige, door de motten verwoeste hond uitziet. Niemand weet wie het gedaan heeft. Sadie Kate gaat heel handig met de schaar om maar o, ze is ook zoo handig in het vinden van een alibi! Op het oogenblik dat het scheren gebeurd moet zijn, zat ze op een stoel in de schoolkamer met haar gezicht naar den muur gekeerd, wat 28 kinderen kunnen getuigen. Niettemin behoort het tot Sadie Kate's dagelijksche bezigheden om die weggeschoren plekjes met zalf in te smeren.

Je Sallie.

P.S. Hierbij het laatste portret van den WelEd. Gestr. Heer, naar het leven genomen. De man is in sommige opzichten een zeer goed spreker. Zoo maakt hij b.v. ook bewegingen met zijn neus!

Donderdagavond.

Lieve Judy,

Sandy is na een afwezigheid van 10 dagen teruggekeerd – geen enkele uitleg! Volslagen stilzwijgen hierover! Hij wijst al onze vriendschappelijke pogingen om hem op te wekken af, en wil met geen van ons iets te doen hebben, met uitzondering van de baby Allegra. Hij nam haar vanmiddag met zich mee naar huis om met hem te eten en bracht haar pas tegen half zeven terug. Een schandalig uur voor een jonge dame van drie! Ik weet niet, wat ik van onzen dokter denken moet: hij wordt werkelijk met iederen dag onbegrijpelijker!

Percy daarentegen is een ronde vertrouwelijke jongen. Hij heeft zoo juist een bedankvisite voor een diner gemaakt (hij is zeer stipt in dergelijke plichten) en nu hebben wij den heelen avond over niets anders dan zijn meisje in Detroit gesproken. Hij voelt zich erg eenzaam en spreekt graag over haar. En o Judy, hij spreekt op zoo'n fijne, teere wijze over haar! Ik hoop dat Juffrouw Detroit die heerlijke liefde waard is, maar ik ben er hard bang voor. Hij haalde uit het binnenste zakje van zijn vest een leeren portefeuille te voorschijn en nadat hij twee vloeitjes had weggeschoven, toonde hij mij het portret van een dom klein meisje – niets dan gekroesd haar en oorbellen en een paar oogen! Ik deed mijn best om hem hartelijk geluk te wenschen, maar mijn hart kromp ineen van medelijden toen ik aan de toekomst van dien armen jongen dacht. Is het niet vreemd, dat de beste mannen dikwijls zulke onbeduidende zelfzuchtig-oppervlakkige vrouwen kiezen, terwijl de kloekste vrouwen zoo vaak met afschrikwekkende mannen trouwen? Het schijnt dat hun eigen mooi karakter hen blind maakt voor de slechte hoedanigheden van den ander.

Je weet dat voor mij een der interessantste dingen van het leven het bestudeeren van vreemde karakters is. Ik geloof dat ik eigenlijk schrijfster had moeten worden! De menschen trekken mij aan totdat ik hen heb doorzien en absoluut ken. Percy en onze dokter vormen een opvallend contrast. Je kunt altijd zien waarover die aardige rondborstige jonge man denkt – zijn karakter is met hoofdletters en eenlettergrepige woorden geschreven. De dokter daarentegen zou wel een karakter kunnen hebben geschreven met Chineesche letters, wat de duidelijkheid betreft. Je hoort wel eens van menschen die er een dubbel karakter op na houden. Welnu, Sandy heeft beslist een drievoudig karakter. Gewoonlijk is hij door en door geleerd en koud als steen, maar soms verdenk ik hem er van, heel gevoelig en teerhartig te zijn, wat hij onder het een of andere mom verborgen houdt. Dagen lang is hij soms heel geduldig en vriendelijk en behulpzaam en dan begin ik echt van hem te houden, maar dan opeens, zonder een enkele waarschuwing, bruischt het in het diepst van zijn ziel en een ontembare wildeman springt te voorschijn en, lieve deugd, dan is er geen huis mee te houden.

Ik denk wel eens dat hij vroeger een vreeselijk verdriet heeft gehad en dat hij nog steeds door de herinnering daaraan geplaagd wordt. Als hij met je spreekt, heb ik soms het onbehagelijke gevoel, dat hij intusschen aan heel iets anders denkt, maar het kan ook wel zijn dat mijn romantische aanleg me parten speelt en ik zijn slecht humeur wil vergoelijken. In elk geval is hij zeer veranderlijk.

* * * * *

Wij hebben al een week lang op een winderigen dag gewacht en nu is die eindelijk gekomen. Mijn kinders laten vliegers op en alle jongens en meisjes, die groot genoeg zijn om er aan mee te doen, zijn over het heuvelachtige landschap, waar de schapen van Mijnheer Knowltop weiden, verspreid, om de vliegers op te laten, die ze weken geleden zelf hebben gemaakt. Ik heb eerst heel veel moeite gehad om den ouden brommerigen heer, wien de grond toebehoort, te bewegen, dat hij voor het vlieger-oplaten zijn permissie gaf.

Hij beweerde dat hij vondelingen niet kon uitstaan en als hij er eens in toestemde om ze op zijn terrein te laten spelen, zou de grond voortaan steeds door hen onveilig gemaakt worden. Als je hem hoorde spreken, zou je denken, dat vondelingen een soort wilde dieren waren. Nadat ik echter een half uur erg kalm en overtuigend had geredeneerd, gaf hij al pruttelend zijn toestemming dat wij ons twee uur lang op het terrein, waar de schapen grazen, mochten vermaken. Evenwel op de strenge conditie, dat wij dien tijd niet zouden overschrijden en ons niet op den grond zouden wagen, waar de koeien weiden, en om nu dat laatste heiligdom voor ons te bewaken, heeft Mr. Knowltop zijn tuinier en chauffeur en twee grooms gestuurd om de grenzen gedurende de vliegerpartij af te loopen. De kinderen zijn dolblij en rennen met hun vliegers rond en geraken met elkaars touwen verward; als zij hijgend en vermoeid terugkomen, zal ik hen met gemberkoekjes en limonade verkwikken.

Als je toch eens denkt aan die arme, kleine schapen met hun oude, vroegwijze gezichtjes! Het is heel moeilijk om hen in jonge levenslustige kinderen te veranderen, maar ik geloof dat ik het toch gedaan zal krijgen, en het is werkelijk aardig het gevoel te hebben dat je iets goeds voor de wereld tot stand brengt. Als je je er niet erg tegen verzet, zul je je doel nog bereiken en me in een werkelijk nuttig persoontje veranderen. De mondaine genoegens van Worcester lijken mij vervelend toe bij het steeds toenemend belang, dat ik in 113 liefdevragende, hartelijke vondelingetjes stel.

In liefde,
Sallie.

P.S. Ik wil waarheidslievend blijven en moet dus wel getrouw constateeren, dat ik hedenmiddag slechts 107 kinderen onder mijn hoede heb!

Lieve Judy,

Daar het heden Zondag en een zeer schoone dag was, met een zoel windje, ging ik in het raamkozijn zitten, de "Hygiënische behandeling van het zenuwstelsel" (Sandy draagt steeds zorg voor de verrijking van mijn geest) open in mijn schoot, mijn blik in de verte gericht. "Goddank", zuchtte ik, "het gesticht is tenminste zoo gebouwd, dat je nog over den ijzeren muur kunt heen kijken, die ons van de buitenwereld verwijderd houdt!"

Ik voelde me erg moe en als een gevangene, net alsof ik zelf een vondelingetje was. Ik leidde hieruit af, dat mijn zenuwstelsel naar de buitenlucht en naar eenige verandering snakte. Recht voor mij zag ik de witte lijn van den weg, die in de diepte van de vallei verdwijnt en bij de heuvels weer zichtbaar wordt. Arme Judy, ik weet haast zeker, dat datzelfde gevoel jou dikwijls genoeg in je jeugd gekweld zal hebben! Als ooit een van mijn kuikentjes bij het raam zit en naar de heuvels over de vallei kijkt en vraagt "Wat is dat aan den overkant?" zal ik onmiddellijk om een auto telefoneeren en het kind er heen rijden.

Vandaag waren echter al mijn kinderen zeer vroom in hun zieleheil verdiept en ik was het eenig onrustig wezen in dit huis. Ik wisselde mijn zijden Zondagsjapon met een homespun mantelcostuum en dacht er over na hoe ik de toppen van de heuvels zou kunnen bereiken.

Toen liep ik naar de telefoon en vroeg kort en bondig No. 505 aan. "Goedenmiddag, juffrouw MacGurk", begon ik minzaam, "kan ik Dr. MacRae spreken?"

"Wacht dan aan de telefoon", snauwde de vriendelijke dame me toe. Sandy's stem deed zich hooren. "Goedenmiddag dokter", zeide ik tegen hem, "hebt u misschien een zwaarzieke patient aan de overzij van de heuvels?"

"Neen, die heb ik niet, Juffrouw McBride, Goddank!"

"Dat is jammer", zei ik teleurgesteld. "En wat wilt u vandaag uitvoeren?"

"Ik lees 'De oorsprong van de Sexen'".

"Legt u dan dat boek maar weg want dat is heelemaal geen Zondagslectuur. En vertelt u me eens, is uw auto geolied en klaar voor een rit?"

"Die staat tot uwe beschikking. Wilt u dat ik een paar kinderen mee naar buiten neem?"

"Neen dokter, alleen maar iemand die het met haar zenuwen te kwaad heeft. Ik heb nu eenmaal het idée fixe, dat ik de toppen van de heuvels aan gene zijde wil bereiken".

"O, mijn auto heeft een groote snelheid! In tien minuten...."

"Wacht even", zei ik. "Neem een koekepan mee, die voor twee menschen kan dienen. In mijn keuken heeft de kleinste pan nog de afmetingen van een wagenrad. En vraagt u dan ook of Juffrouw MacGurk erop rekent, dat u met het avondeten wegblijft?"

Dus pakte ik een mand vol met ham en eieren en beschuit en gemberkoekjes en gloeiende koffie in een thermosflesch en wachtte op de trap, totdat Sandy met zijn auto en koekepan voorkwam.

Wij hadden werkelijk een heerlijken dag en hij genoot even hard als ik van ons uitstapje. Geen enkele maal liet ik hem over krankzinnigheid spreken! Ik bewonderde met hem de uitgestrekte weiden en de grillige lijnen, waarmede de knotwilgen tegen de lucht afsteken, en snoof met hem de heerlijk frissche weidegeuren op en luisterde naar de kerkklokken en de koebellen en het kabbelen van de rivier. En wij spraken over een massa dingen, die alle niets met het gesticht te maken hadden. Ik bemerkte, dat hij heel en al vergat dat hij een geleerde was, en dat hij zich als een jongen voelde; je zult het haast niet gelooven maar het is toch heusch waar – hij haalde zelfs een of twee echt ondeugende jongensstreken uit! Sandy is nog altijd in de dertig en dat is werkelijk een te jeugdige leeftijd om je al volwassen te gevoelen!

 

Wij kampeerden op een hoogte van waar wij alles konden overzien en staken een vuurtje aan en hadden het verrukkelijkste avondeten, dat wij ooit hadden gehad! Een stuk hout viel midden in onze koekepan tusschen de eieren met ham, maar houtskool is zuiverend en heel gezond! Toen Sandy zijn pijp had opgerookt en de zon in het westen was ondergegaan, pakten wij den boel bijeen en reden huiswaarts.

Hij zei dat dat de aardigste dag was geweest, dien hij sinds jaren heeft gehad en ik geloof werkelijk, dat het waar is wat die arme man van de wetenschap verkondigde. Zijn olijfgroene huis is zoo ongezellig en somber en zoo weinig noodend, dat ik heel goed begrijp, dat hij zijn troost bij zijn boeken moet zoeken. Zoo gauw ik maar een aardige lieve dame vind met moederlijke bewegingen, zal ik het op haren en snaren zetten om er die McGurk uit te gooien hoewel ik voorzie, dat zij nog moeilijker dan Sterry haar voeten buiten de deur zal zetten.

Maak nu alsjeblieft niet de gevolgtrekking, dat ik gloeiend veel belang stel in onzen slecht-gehumeurden dokter, want dat is absoluut niet het geval. Het komt alleen doordat hij zoo'n treurig jonggezellen leven leidt, dat ik er af en toe naar verlang hem te vertroetelen en mijn hand op zijn hoofd te leggen en hem te zeggen, dat hij vroolijk moet zijn. De wereld is immers vol zonneschijn en een deel daarvan is ook voor hem bestemd. Ik heb tegenover hem hetzelfde gevoel als tegenover mijn 107 vondelingetjes. Niets meer en niets minder.

Ik was er stellig van overtuigd, dat ik je ook werkelijk nieuws had te berichten maar het wil me nu niet te binnen schieten. De frissche lucht heeft me slaperig gemaakt. Het is net half negen. Goeden nacht!

S.

P.S. Gordon Hallock schijnt niet langer voor mij te bestaan. In drie weken geen enkel woord, geen kandijklontjes en ook geen speelgoedbeestjes! Geen enkel levensteeken! Wat ter wereld mag er met dezen vriendelijken jongen man gebeurd zijn?

13 Juli.

Liefste Judy,

Aanhoort de goede tijding!

Daar dit de 31ste dag van Punch's afwezigheid is, telefoneerde ik zijn twee weldoensters op, om, zooals was afgesproken, over zijn vertrek te confereeren. Maar ik stuitte op een verontwaardigde weigering. Hun lief klein vulkaantje teruggeven, nu hij er juist aan begon te wennen de menschheid niet regelmatig op vulkanische uitbarstingen te vergasten! Ze konden er gewoonweg niet over uit, dat ik zulk een ondankbaar voorstel doen kon. Punch heeft de uitnoodiging al aangenomen om er den heelen zomer door te brengen.

Nog steeds zijn we hier aan het kleeren naaien. Je moest de machines hooren snorren en eens luisteren naar het vroolijk gebabbel in de naaikamer. Ons meest lusteloos, versuft vondelingetje wordt wakker en stelt weer belang in het leven, als ze hoort, dat ze drie jurken zal krijgen, die aan haar en niemand anders zullen toebehooren en elk van een andere kleur zal zijn, die ze zelf mag uitzoeken. En je moest eens zien hoe dat hen bij het naaien aanspoort; zelfs de kleintjes van tien jaar zijn dapper aan het zoomen. Ik wilde wel dat ik net zoo'n goed middel kon bedenken om de belangstelling voor het koken op te wekken, maar onze keuken helpt ons absoluut niet om die opleiding wat aangenaam te maken. Je weet niet welk een domper het is voor iemands geestdrift als hij een H.L. aardappelen moet schillen.

Ik geloof dat ik je al verteld heb, dat ik mijn kinderen in tien aardige kleine families zal verdeelen met een lief huismoedertje, dat aan het hoofd van de tien staat. Als ik nu tien aardige cottage-woninkjes had om hen daarin te stoppen, met bloemen voor het huis en hondjes en katjes en konijntjes, zouden we een werkelijk presentabel gesticht kunnen vormen en behoefden wij ons niet te schamen als deze of gene ons kwam opzoeken.

Donderdag.

Ik begon dezen brief drie dagen geleden maar werd daarbij overvallen door een zeer welwillenden breedsprakerigen philantroop (met dat gevolg, dat ik vijftig kaartjes voor het circus kreeg) en ik had sedert dien geen vrij oogenblik om weer verder te schrijven. Betsy is drie dagen in Philadelphia geweest omdat ze voor het een of ander nichtje bruidsmeisje moest zijn. Ik hoop dat haar overige familie voorloopig niet aan trouwen denkt want zoo'n evenement is zeer storend voor de rust en orde van het John Grier Home.

Tijdens haar afwezigheid bezocht zij een familie die naar een kind had gevraagd. Natuurlijk hadden wij niet bepaald een kuikentje, dat van onder Moeders vleugels uit moest vliegen, maar nu die familie ons zoo toevallig tegen het lijf liep, wilden we toch van de gelegenheid profiteeren. Gewoonlijk werken wij met de State Charities' Aid Association, welke een menigte agenten heeft die het land bereizen en zoo dus voortdurend in aanraking blijft met families, die kinderen wenschen aan te nemen en met gestichten, die die kinderen op deze wijze een goed tehuis willen verschaffen. Sedert deze instelling zich bereid heeft verklaard ook voor ons te werken, kunnen we haast alle kleine babies, die wij hebben, plaatsen. Ik wil er ook zooveel mogelijk op heel jeugdigen leeftijd een eigen thuis bezorgen, want ik geloof zeker dat een eigen thuis het beste is wat een kind zich wenschen kan. Natuurlijk moeten wij eerst heel zeker zijn van het milieu waarin het schaapje terecht komt. Ik verlang geen rijke pleegouders, maar in elk geval vriendelijke liefhebbende en verstandige ouders. Deze keer heeft Betsy naar het schijnt een juweel van een familie aangetroffen. Het kind is nog niet geleverd, de papieren zijn ook nog niet geteekend en dus verkeer ik nog steeds in angst dat plotseling al onze mooie plannen in duigen zullen vallen.

Vraag eens aan Jervis, of hij wel eens gehoord heeft van J. F. Bretland in Philadelphia. Hij schijnt zich veel in financieele kringen te bewegen. Het eerste, wat ik van hem onder mijn oogen kreeg, was een brief aan den "Directeur van het John Grier Home", een kort zakenbriefje in machineschrift, van een afschuwelijk zakelijken advocaat, meldend dat zijn vrouw besloten had een meisje van goede gezondheid en met lief voorkomen tusschen twee en drie jaar aan te nemen. Het kind moest een vondelinge van Amerikaansche afkomst zijn, zonder erfelijke belasting en zonder familieleden, die nog eenig recht kunnen laten gelden. Zou ik hem zulk een kind kunnen verschaffen?

Bij wijze van referentie noemt hij "Bradstreets". Heb je ooit zoo iets grappigs gehoord?

Wij begonnen ons onderzoek door aan een dominee in Germantown, de stad, waarin J. F. Bretland woont, inlichtingen te vragen.

"Is hij bemiddeld?

Betaalt hij zijn rekeningen?

Is hij vriendelijk tegen dieren?

Bezoekt hij de kerk?

Leeft hij in goede verstandhouding met zijn vrouw?" en nog een dozijn andere impertinente vragen.

Wij schenen een dominee met gevoel voor humor te hebben aangetroffen want in plaats van hierop breedvoerig in te gaan, schreef hij met groote letters dwars over het vel papier: "Ik wou dat zij mij wilden aannemen!"

Dit klonk veelbelovend, daarom ging Betsy dadelijk naar Germantown, zoodra de bruiloftsplechtigheid afgeloopen was, Betsy schijnt een geboren detective te zijn. Nadat zij ergens een kort bezoek heeft afgelegd, kan ze ons alleen door het zien van tafels en stoelen op een heel familiedrama vergasten.

En ze keerde vol van enthousiaste bijzonderheden bij ons terug.

Mijnheer J. F. B. is een rijk en zeer invloedrijk burger, die door zijn vrinden hartelijk bemind en door zijn vijanden diep gehaat wordt (ontslagen bedienden, die niet nalaten van hem te vertellen dat hij een hardvochtig man is). Hij bezoekt ook de kerk, niet geregeld, maar zijn vrouw haalt de schade voor hem in en hij geeft er geregeld geld voor.

Zij is een allerliefste zachte vrouw en zeer beschaafd. Nadat zij een jaar zenuwziek in een sanatorium heeft doorgebracht, heeft de dokter gezegd dat zij iets moest hebben wat haar aan het leven bond en hij raadde haar ten zeerste aan om een kind te adopteeren. Zij heeft daarnaar altijd verlangd. Eindelijk, zoo als altijd, heeft ook in dit geval de lieve zachte echtgenoote getriomfeerd en de strenge man is gedwongen om toe te geven.

Weitere Bücher von diesem Autor