Kostenlos

Het 'John Grier Home'

Text
0
Kritiken
iOSAndroidWindows Phone
Wohin soll der Link zur App geschickt werden?
Schließen Sie dieses Fenster erst, wenn Sie den Code auf Ihrem Mobilgerät eingegeben haben
Erneut versuchenLink gesendet

Auf Wunsch des Urheberrechtsinhabers steht dieses Buch nicht als Datei zum Download zur Verfügung.

Sie können es jedoch in unseren mobilen Anwendungen (auch ohne Verbindung zum Internet) und online auf der LitRes-Website lesen.

Als gelesen kennzeichnen
Schriftart:Kleiner AaGrößer Aa

"Wanneer zag je Judy Abbott het laatst?" was Helens eerste vraag.

"Vijftien minuten geleden", antwoordde ik. "Ze is juist met een echtgenoot en een dochter en een nurse en een meid en een knecht en een hond naar het Zuiden vertrokken".

"Heeft ze een goeden man?"

"Er bestaat geen betere!"

"En houdt ze nog altijd van hem?"

"Ik heb nog nooit een gelukkiger huwelijk gezien".

Het viel me op dat Helen bleek werd, en plotseling herinnerde ik me al die praatjes, die Martin Keen ons den vorigen zomer deed. Dus veranderde ik dadelijk van onderwerp en bracht het op het zeer veilig terrein van vondelingen.

Maar wat later vertelde zij mij uit zichzelf de heele toedracht op zoo'n afgetrokken en onpersoonlijke wijze, alsof zij de karakters uit het een of ander boek beschreef. Zij had al dien tijd afgezonderd in de stad geleefd zonder iemand te zien en zij scheen erg terneergedrukt en blij, dat zij zich uit kon spreken. Het lijkt me toe dat die arme Helen haar leven jammerlijk verknoeid heeft. Ik ken niemand die zooveel in zoo weinig tijd heeft doorgemaakt. Nadat zij afgestudeerd was, is ze getrouwd en heeft ze een baby gekregen, die ze weer heeft verloren. Ze is van haar man gescheiden, ligt overhoop met haar familie en is naar de stad gekomen om daar in haar eigen onderhoud te voorzien. Ze beoordeelt boeken voor een uitgeversfirma.

Van het gewone standpunt bezien, lijkt het alsof er geen enkele reden tot scheiden bestond. Alleen ging het huwelijk niet op. Ze waren geen kameraden. Als hij een vrouw was geweest zou ze geen half uur aan hem vermorst hebben en als ze een man was, zou hij tegen haar gezegd hebben: "Wel, dat is aardig, dat ik je weer eens zie. Hoe gaat het ermee?" om dan na twee minuten weer door te loopen. Maar nu trouwden ze. Is het niet vreeselijk, dat deze sexegeschiedenis menschen soms zulke parten kan spelen!

Zij was groot gebracht met het idee, dat het eenige geluk voor een vrouw in het huishouden ligt. Toen ze de Universiteit achter zich had, was zij natuurlijk blij dien prachtigen weg in te slaan toen Henry kwam. Haar familie nam hem grondig op en vond hem in elk opzicht volmaakt: van goede familie, met goede moreele begrippen, een goede positie en een knappe man. Helen was verliefd op hem. Ze hadden een prachtige bruiloft en zij kreeg een macht nieuwe kleeren en dozijnen geborduurde tafellakens en alles zag er schitterend en veelbelovend uit.

Maar toen zij elkaar beter leerden kennen, merkten zij, dat zij niet van dezelfde boeken hielden en niet van dezelfde grappen en niet van dezelfde menschen of dezelfde ontspanningen. Hij hield er van, op grooten voet te leven en veel menschen te zien en veel te lachen en zij niet. Eerst verveelde hun dat, toen prikkelde het hen en daarna kibbelden ze. Haar netheid maakte hem zenuwachtig en zijn slordigheid irriteerde haar. Zij kon dagen lang zijn lessenaar en kasten in orde brengen en vijf minuten later wist hij alles weer in de war te schoppen. Hij liet zijn kleeren slingeren, zoodat ze die weg moest hangen en zijn handdoek lag in een slordigen hoop op den grond, als hij de badkamer verliet en hij boende de badkuip ook nooit uit. En zij, van haar kant, was afgrijselijk onhartelijk en koel. Ze wist het zelfs zoo ver te drijven dat zij niet meer om zijn grappen lachte!

Ik geloof dat ouderwetsche orthodoxe lui het vreeselijk zouden vinden om een huwelijk om die onnoozele redenen te verbreken. Dat leek het mij ook eerst toe, maar toen zij de eene kleinigheid na de andere ophoopte, zoodat het een schrikwekkende berg werd, stemde ik toe dat het zoo niet langer had kunnen gaan. Het was ook geen huwelijk – het was een vergissing!

En eens op een morgen toen zij aan het ontbijt zaten en het onderwerp, waar ze den zomer zouden doorbrengen, ter sprake kwam, zeide zij droogweg, dat zij erover dacht naar het Westen te gaan, naar een stad in den een of anderen staat, waar het makkelijk is, om een respectabele reden te scheiden, en voor het eerst sedert maanden was hij het volkomen met haar eens.

Je kunt je de verontwaardigde gevoelens van haar familie voor. stellen! Alle zeven generaties der familie, welke in Amerika verblijf hielden, hadden nog nooit een dergelijk geval in hun familiebijbel moeten aanteekenen. Het zat hem dan ook alleen maar hierin, dat zij haar naar de Universiteit hadden gestuurd en het hadden toegestaan, dat zij zulke moderne boeken als die van Ellen Key en Bernard Shaw had gelezen.

"Alleen maar als hij aan den drank was geraakt en mij bij mijn haren door de kamer had gesleept", kreunde Helen, "zouden zij het gewettigd vinden. Maar omdat wij nu eenmaal geen dingen naar elkaars hoofd slingerden, zag niemand de reden voor een scheiding in".

Het aandoenlijke van deze geschiedenis is, dat zij en Henry prachtig geschikt waren geweest om een ander gelukkig te maken. Ze pasten alleen niet bij elkaar! En wanneer twee menschen niet bij elkaar passen, kan geen ceremonie ter wereld hen aan elkaar binden.

Zaterdagmorgen.

Ik was van plan geweest je dezen brief twee dagen geleden te zenden, maar nog altijd ligt hij hier.

Wij hebben weer een van die ellendige nachten gehad, waarin je verkleumd naar je bed gaat om den volgenden morgen gloeiend en afgemat onder een berg dekens in het duister te ontwaken. Toen ik mijn extra dekens weggelegd had en het mij zoo gemakkelijk mogelijk had gemaakt, dacht ik aan onze veertien losjes ingepakte babies in de frissche lucht-afdeeling. De zoogenaamde nachtnurse had den heelen nacht door vast geslapen (haar naam staat als eerste op de lijst die eerstdaags geschrapt worden). Ik deed even de rondte en zoodoende kwam ik over mijn slaperigheid heen. Ik heb niet dikwijls zulke nuits blanches, maar àls ik ze heb kan ik wereldproblemen oplossen. Is het niet vreemd dat je geest zooveel scherper is als je in het donker wakker ligt?

Ik dacht alweer over Helen Brooks na en zag haar heele leven weer langs me heen glijden. Ik begrijp niet waarom haar verhaal me zoo heeft ontroerd. Het is geen geschikt onderwerp voor een verloofd meisje om over te denken. Ik peinsde er maar steeds over, wat er wel zou gebeuren als Gordon en ik, indien we eenmaal getrouwd zouden zijn en elkaar op en top zouden kennen, niet meer van elkaar hielden. De angst maakte zich van mij meester en ik had het wel uit kunnen schreeuwen. Maar ik trouw hem toch alleen omdat ik van hem houd – ik ben niet bijzonder eerzuchtig en noch zijn positie, noch zijn geld heeft me ooit in het minst aantrekkelijk geleken. En zeker doe ik het ook niet om een werkkring te hebben, want juist om dit huwelijk moet ik het werk opgeven, waarvan ik zooveel ben gaan houden. Want ik hou werkelijk veel van mijn werk hier. Ik denk er steeds maar over na, wat ik wel voor de toekomst van onze kinderen kan doen en dan voel ik, dat ik voor het welzijn en voor de maatschappelijke verbetering van de menschen werk. Wat ook later mijn leven zijn zal, toch weet ik zeker, dat ik des te sterker in de branding zal staan nadat ik hier zoo'n rijke ervaring heb opgedaan – want het gestichtsleven, dat zoo midden in het groote leven staat, is een werkelijke bron van rijke ervaringen. Ik leer hier elken dag weer zooveel nieuwe dingen, dat ik vol verwondering elken Zaterdag aan de onwetende Sallie van den vorigen Zaterdag terugdenk.

Zie je, ik ontdek een vreemde eigenschap in mijn karakter: ik heb het land aan veranderingen. Ik houd er niet van mijn leven nu weer zoo heel anders in te richten. Vroeger was ik dol op vulkanische uitbarstingen, maar nu zou ik wel steeds op een bergplateau willen leven. Ik voel me hier absoluut op mijn plaats. Mijn lessenaar en mijn zitkamer zijn juist voor mij geschikt en o, ik heb zoo het land aan de veranderingen, die het volgend jaar met zich zal meebrengen! Geloof nu alsjeblieft niet, dat ik niet zooveel van Gordon houd als een aanstaand echtgenoot aan liefde toekomt. Het ligt hem niet in het feit dat ik te weinig van hem houd maar alleen daarin, dat ik te veel van de kinderen houd!

Ik ontmoette juist een paar dagen geleden onzen toezichthoudenden geneesheer. Hij kwam net uit de kinderkamer; Allegra is het eenige persoontje aan wie hij wat meer attentie wijdt. Hij bleef in het voorbijgaan staan om een beleefde opmerking over het plotseling veranderde weer te maken en verzocht mij zijn groeten aan Mevrouw Pendleton te doen, als ik haar weer eens schreef.

Dit is een afschuwelijke brief met geen enkel feit dat je zal interesseeren. Maar ons eenvoudig vondelingengestichtje is ook erg ver weg van de sinaasappelboomen en palmen en hagedissen en tarantula's, waarvan jij nu geniet.

Zorg maar dat je een prettigen tijd in het Zuiden doorbrengt en vergeet het John Grier Home niet.

Sallie.
11 December.

Lieve Judy,

Je brief uit Jamaica heb ik ontvangen en ik ben blij, dat Judy Junior veel van reizen houdt. Schrijf me elke kleine bijzonderheid van je huis en stuur me wat foto's, zoodat ik zien kan hoe het eruit ziet. Hoe zalig moet het zijn, in je eigen boot op die interessante stroomen te varen! Heb je al je achttien witte japonnen al aan gehad en ben je nu niet blij, dat ik je heb laten wachten met het koopen van een Panama totdat je in Kingstown was?

Ons leventje gaat hier op de gewone wijze door, zonder dat er iets bijzonders gebeurt. Je herinnert je nog zeker wel de kleine Maybelle Fuller? (Het kind van het koormeisje, dat de dokter niet uit kan staan). Ik heb haar kunnen onderbrengen. Eerst heb ik mijn best gedaan om die dame te bewegen er Hattie Heaphy voor in de plaats te nemen, je weet wel, dat kleintje van de avondmaalbeker-historie – maar toen ik zag, dat Maybelle's wimpers het spel toch wonnen, deed ik verder geen moeite. Zooals de arme Marie reeds zei, het is de hoofdzaak in het leven om mooi te zijn, al het andere hangt daarvan af!

 

Toen ik de vorige week van mijn kort uitstapje naar New-York terugkeerde, hield ik een korte speech tegen de kinderen en vertelde ik hun dat Tante Judy op een groot schip naar het Zuiden was vertrokken. Het spijt me dat ik je eerlijk moet bekennen, dat de belangstelling van de jongens dadelijk van Tante Judy op het groote schip oversloeg. Hoeveel ton steenkolen verstookte dat dagelijks? En was dat schip zoo groot, dat het wel van het wagenhuis tot aan het Indianenkamp zou reiken? Waren er ook kanonnen aan boord en als een kaper het nu aanviel, zouden ze het dan wel kunnen uithouden? En als de matrozen aan het muiten gingen, mocht de kapitein de lui dan zoo maar neerschieten en werd hij dan niet gevangen genomen als ze landden? Ik moest werkelijk een beroep doen op Sandy's verstand om mijn speech te kunnen beëindigen. Werkelijk, ik geloof, dat zelfs de verstandigste vrouw niet alle vragen kan beantwoorden, die in een dertienjarig jongensbrein opkomen.

Het resultaat van de groote belangstelling in schepen was, dat de dokter zeven van de oudste en flinkste jongens uitnoodigde om et hem een dag in New York door te brengen en daar met eigen oogen een oceaan-stoomschip te aanschouwen. Ze stonden vanmorgen om vijf uur op en pakten den trein van half acht en hadden den mooisten dag, die alle zeven ooit gehad hebben. Ze bezochten een groote stoomboot, waarvan Sandy den Schotschen machinist kent en werden van het onderste hoekje van het ruim tot aan het topje van het kraaiennest gevoerd. Daarna mochten ze aan boord lunchen en toen dat afgeloopen was, bezochten ze het aquarium en den top van het Singer-gebouw en namen den ondergrondschen trein, om een uur met de Amerikaansche vogels in hun natuurlijke woonplaatsen door te brengen. Sandy kon ze met groote moeite van den dierentuin wegkrijgen om nog net den trein van 6.15 te pakken. Ze aten in den trein en vroegen met heel veel belangstelling hoeveel dat wel kostte en toen zij hoorden, dat het hetzelfde was of zij veel of weinig aten, haalden zij eens diep adem en gingen toen vastberaden voor hun bord zitten met het kloeke besluit niet toe te laten, dat hun gastheer ook maar voor een halve cent bestolen zou worden. De menschen aan de tafeltjes om hen heen staakten het eten om er van mee te kunnen genieten. Een reiziger vroeg aan onzen dokter of het een kostschool was, die hij mee op reis nam; daaruit kun je opmaken hoe de menschen over de manieren en het gedrag van onze jongens oordeelen. Ik wil niet opsnijden, maar niemand zal toch ooit zulk een vraag hebben gesteld als het de kinderen van Juffrouw Lippett betrof. Komen die kinderen uit een opvoedingsgesticht, zou de natuurlijke vraag geweest zijn, als ze die kinderen aan tafel hadden gezien.

Mijn kleine bende kwam hier om tien uur 's avonds doodelijk-vermoeid aan, met zeer opgewonden verwarde verhalen over reciproceerend samengestelde machines en waterdichte schotten, dolfijnen, sky-skrapers en paradijsvogels. Ik was bang dat ik er hen nooit onder zou krijgen! O, ze hebben zoo'n heerlijke dag gehad! Ik wou, dat ik hun meer zulke afleidingen kon bezorgen. Het geeft hun een beteren kijk op het leven en doet hen meer op normale kinderen gelijken. Vind je het niet aardig van Sandy, dat hij zoo goed voor hen was? Maar je hadt dien man moeten zien toen ik hem wilde bedanken! Midden in een zin gaf hij me ongeduldig te kennen, dat hij er niets van wilde weten en vroeg brommerig aan Miss Snaith, of zij niet een beetje zuiniger met de carbol kon omgaan. Het huis rook als een hospitaal!

Ik moet je ook vertellen, dat Punch weer bij ons teruggekeerd is met absoluut verbeterde manieren. Ik kijk nu naar een familie voor hem uit, die hem kan aannemen. Eigenlijk had ik gehoopt, dat die twee lieve, oude dames hem voor goed bij zich zouden houden, maar ze wilden weer op reis gaan en vinden, dat hij daarbij haar vrijheid te veel zou belemmeren.

Ik sluit hierbij een schets met kleurkrijt in van je stoomboot, welke Punch me zoojuist gaf. Er heerscht bij mij wel eenigen twijfel welke richting dit schip uit gaat. Het lijkt wel alsof het achteruit vaart en in Brooklyn terecht zal komen. Daar ik geen blauw potlood had, moest onze vlag de Italiaansche kleuren aannemen. De drie poppetjes op de brug zijn jij en Jervis en de baby. Het doet me leed te constateeren, dat jij je kind in haar nek beet hebt alsof het een katje is. Op die manier behandelen wij in het John Grier onze babies niet, lieve dame! Let er alsjeblieft ook op, dat de artist Jervis niet te kort heeft gedaan, wat zijn lange beenen betreft. Toen ik Punch vroeg, waar de kapitein was gebleven, zei hij, dat die in het ruim bezig was kolen op het vuur te gooien. Punch was verbazend onder den indruk toen hij vernam, dat je boot 300 waggonladingen per dag verstookte en natuurlijk vermoedt hij, dat alle man daarvoor in de machinekamer bezig moet zijn.

WOF! WOF!

Dat is Sing, wien ik zei, dat ik aan jou schreef, waarop hij dadelijk antwoord gaf.

Wij beiden groeten je heel hartelijk.
Steeds je Sallie.
John Grier Home.
Zaterdag.

Beste vijand,

U was gisteravond zoo vreeselijk kortaf, toen ik probeerde u te bedanken voor dien heerlijken dag welken u mijn jongens hebt bereid, dat ik geen gelegenheid had u maar half te zeggen hoe ik uwe vriendelijkheid op prijs stel.

Wat ter wereld is er toch aan de hand, meneer Sandy! U was toch zoo'n aardige verdraagzame man bij wijlen, maar in deze laatste drie, vier maanden herken ik u niet meer. U bent alleen aardig tegen anderen maar nooit tegen mij.

Wij hebben van het eerste oogenblik af aan een lange reeks van misverstanden en tegenstribbelingen met elkaar gehad, maar elken keer weer ontdekten we, dat we elkaar daarna veel beter begrepen dan vroeger, tot ik eindelijk dacht dat onze vriendschap zich op vasten grondslag baseerde, die zelfs misstanden van ernstigen aard kon weerstaan.

En toen brak die ongelukkige avond aan in Juni, toen u die dwaze onbeleefdheid van mij te hooren kreeg, die ik niet in het minst meende. En van toen af aan verdween u uit mijn kring. Heusch, ik voelde mij er erg ellendig over en had er behoefte aan U om vergiffenis te vragen, maar uw houding lokte niet bepaald tot vertrouwelijkheid uit. Ik kan mij zelf niet vrijpleiten of een verklaring geven, daarvoor heb ik geen gegronde reden. Maar u weet toch wel hoe dwaas en dol ik soms ben, zoodat de meesten mij voor oppervlakkig en lichtzinnig verslijten, terwijl ik in werkelijkheid toch ernstig ben. De Pendletons weten dat al heel lang, anders hadden zij mij niet hierheen gestuurd en ik heb van harte getracht mijn taak zoo goed mogelijk te vervullen, ten deele omdat ik hen niet in hun verwachtingen wilde teleurstellen en ten deele omdat ik werkelijk met die arme kinderen ging meevoelen en er voor wilde zorgen, dat zij ook hun portie van het geluk zouden kennen. Maar hoofdzakelijk (en dat weet ik nu absoluut zeker) omdat ik u wilde bewijzen dat uw eerste indruk over mij absoluut verkeerd was.

Kom, vergeet die onzalige vijftien minuten bij de deur en roep daarvoor de vijftien lange uren wakker, die ik met de Kallikak-familie doorbracht.

Ik zou graag willen dat we weer vrienden werden zooals vroeger.

Sallie McBride.
John Grier Home.
Zondag.

Geachte vijand,

Ik ontving uw visitekaartje met een elfwoordig antwoord op den achterkant ervan.

Het spijt me dat ik u heb lastig gevallen. Dat was geenszins mijn bedoeling. Het is mij inderdaad totaal onverschillig wat u denkt en hoe u zich tegenover mij gedraagt. Weest u gerust net zoo onbeleefd als u verkiest te zijn.

S. McB.
14 December.

Lieve Judy,

Och, wees zoo goed en beplak je brieven van binnen en van buiten met zooveel mogelijk postzegels. Er bevinden zich onder mijn familie een dertig verzamelaars! Sedert je op reis bent, staat hier elken dag tegen posttijd een groepje jongens aan het hek, loerend op een brief met buitenlandsch zegel, en wanneer zij een brief voor mij te pakken hebben, rennen zij ermee naar me toe. Zeg ook Jervis dat hij ons nog wat meer van die purperen pijnboomtakken uit Honduras moet sturen en ook een paar groene papegaaien uit Guatemala. Daarvan kan ik massa's gebruiken!

Is het niet heerlijk, dat die kleine lustelooze wezentjes nu zooveel belangstelling in alles toonen! Mijn kinderen gaan nu bijna op echte kinderen lijken. Slaapkamer B. heeft gisternacht een kussengevecht op touw gezet uit eigen initiatief en hoewel het eigenlijk een beetje lastig was met het oog op mijn schaarschen linnenvoorraad, heb ik toch meegedaan en zelf kussens naar hen toe gegooid.

En verleden Zaterdag hebben die twee avontuurlijke vrienden van Percy den heelen middag met onze jongens gespeeld. Ze hebben hen in drie groepen verdeeld en elke man nam de leiding op zich van een Indianenkamp en bracht met zijn getrouwen den middag door in een wanhopigen strijd op leven en dood, met een prijs voor het overwinnend kamp. Ze brachten dien prijs zelfs met zich mee:

een wreedaardig gezicht van een Indianenopperhoofd op leer geschilderd. Een vreeselijke wansmaak, maar de mannen vonden het aardig, dus heb ik het ook met groote bewoordingen bewonderd.

Toen het gevecht afgeloopen was, heb ik hen met warme chocolademelk en koekjes verkwikt en ik geloof werkelijk, dat de grooten even hard als de kinderen hebben genoten. In elk geval hadden ze er meer plezier van dan ik, want ik kon mijn vrouwelijke angst gedurende het gevecht maar niet meester worden en was telkens bang, dat er hier of daar door te groote wildheid een ongeluk zou gebeuren. Maar aan den anderen kant weet ik ook heel goed, dat 24 dapperen niet aan Moeders rokken zullen blijven hangen en ik heb werkelijk nog nooit iemand gezien, die aardiger met mijn jongens heeft gespeeld dan die drie heeren.

Wat ik nu weer het liefste zou willen is, dat een stuk of acht lieve fijngevoelige jonge vrouwen op een avond in de week geregeld hier zouden komen en, voor het vuur gezeten, sprookjes zouden vertellen aan onze kinderen terwijl die boonen afhaalden of erwtjes zouden doppen of iets anders doen. Ik zou zoo graag willen dat mijn kleintjes ieder op hun beurt eens flink vertroeteld werden. Zie je Judy, ik kan jouw jeugd niet vergeten en ik tracht nu de leegte in het leven van die kindertjes zooveel mogelijk aan te vullen.

De regentendag van verleden Woensdag verliep prachtig. De nieuwe dames zijn erg lief en alleen maar de aardige heeren verschenen.

Ik kan je het prettige nieuws berichten, dat de WelEd. Gestr. Heer Wijkoff op bezoek bij zijn getrouwde dochter in Scranton is en ik hoop maar, dat ze haar vader uitnoodigt voor goed zijn tenten bij haar op te slaan.

Woensdag.

Mijn verhouding tot den dokter is meer dan ergerlijk en werkelijk, daartoe bestaat geen enkele reden. Hij gaat zijn gang in zijn droge, afgezonderde leefwijze zonder ook maar het minst aandacht aan iemand of iets te wijden.

Ik ben gedurende deze laatste maanden meer verwaarloosd geworden dan in mijn heele vroegere leven ooit het geval was en ik spits me erop om wraak te kunnen nemen. Ik breng al mijn vrijen tijd daarmede door, dat ik in mijn fantasie situaties in het leven roep, waarbij hij vreeselijk gewond wordt en mijn hulp absoluut noodig heeft terwijl ik met de grootste boosaardigheid mijn schouders onverschillig ophaal en me van hem afwend.

Werkelijk, je zou het vroolijke onbezorgde en vriendelijke persoontje dat ik vroeger was, niet meer in die oude, kwaadaardige heks herkennen.

's Avonds.

Geloof je werkelijk dat ik een autoriteit ben, wat de zorgen voor door liefdadigheid gesteunde kinderen betreft? Morgen gaan ik en andere autoriteiten een officieel bezoek afleggen bij het "Hebrew Sheltering Guardian Societys Orphan Asylum" te Pleasantville. (Wat een naam)! Het is van hieruit een zeer omslachtige en langdurige reis, waarbij opstaan voor dag en dauw, het gebruik van twee treinen en een auto is vereischt, maar als je werkelijk een autoriteit bent, moet je ook daarnaar leven. Ik vind het prettig andere inrichtingen te zien en zooveel mogelijk plannen tegenover onze vernieuwingsplannen van het volgend jaar te stellen. En dit gesticht te Pleasantville moet zeer goed gebouwd zijn.

 

Na veel overpeinzingen moet ik eerlijk bekennen, dat het heel verstandig was, dat we de verbouwing tot den volgenden zomer hebben uitgesteld. Natuurlijk was ik teleurgesteld omdat ik nu niet meer het middelpunt van de algemeens afbraak kan zijn en ik houd er zooveel van, zoo'n middelpunt van afbrekingen te zijn! Maar misschien wil je toch mijn raadgevingen aanvaarden hoewel ik dan niet langer het officiëele hoofd zal zijn. De twee verbouwingen, waartoe we dit jaar zijn overgegaan, zijn prachtig en voldoen volkomen aan de gestelde eischen. Ons nieuwe waschhuis wordt hoe langer hoe beter en bevrijdt ons van die vreeselijke lucht, die zoo eigen is aan gestichten. En het huisje van onzen tuinbaas zal waarschijnlijk de volgende week klaar komen. Het eenige wat daar nu nog aan ontbreekt, is een kwast verf en een paar deurknoppen.

Maar och lieve deugd, daar wacht ons een teleurstelling, want Juffrouw Turnfelt heeft ondanks haar gezellige dikte en zonnigen lach er het land aan, dat kinderen om haar heen rumoeren. Ze maken haar zenuwachtig. En Turnfelt zelf, hoewel een uitstekend tuinier, is geestelijk niet zoo ontwikkeld als ik wel gehoopt had. Toen hij pas hier kwam, stelde ik de bibliotheek tot zijn beschikking. Hij begon met het gedeelte, het dichtst bij de deur, hetwelk 37 deelen van Pansy's werken bevat. Toen hij vier maanden over Pansy had gedaan, dacht ik, dat een verandering geen kwaad kon en stuurde ik hem "Huckleberry Finn", maar hoofdschuddend bracht hij dat boek na een paar dagen terug en beweerde, dat na Pansy elk ander boek hem saai toeleek. Ik ben bang dat ik iemand noodig zal hebben die een beetje meer naar afwisseling haakt, maar in elk geval is Turnfelt bij Sterry vergeleken nog een echte geleerde.

O ja, van Sterry gesproken, dat heer bracht ons een paar dagen geleden een bezoek met de houding van een geslagen hond. Het schijnt dat de rijke heer in de stad, wiens landgoed hij heeft beheerd, hem niet langer gebruiken kan en Sterry heeft ons nu vriendelijk voorgesteld om hier terug te komen en zelfs toegestaan, dat de kinderen zich met hun tuintjes zouden vermaken als zij dat zoo graag wilden. Ik heb echter voet bij stuk gehouden en zijn aanbod niet geaccepteerd.

Vrijdag.

Ik kwam gisternacht vol afgunst uit Pleasantville terug. Och mijnheer de President, geef ons hier ook wit gepleisterde cottage-woninkjes met Luca Bella Robbia figuren als versiering aan het front van het huis! Zij hebben daar bijna 700 kinderen, alle van niet al te jeugdigen leeftijd. Natuurlijk maakt dat een groot verschil met ons 107-tal, waaronder zooveel babies. Toch gaf de directrice mij een paar heel goede wenken. Ik verdeel nu mijn kuikens in groote en kleine zusjes en broertjes. Elke groote heeft een kleine, waarvoor bij moet zorgen en die hij moet liefhebben en moet helpen, terwijl hij toe moet zien, dat het haar van het kleintje altijd netjes gekamd is en zijn kousen opgetrokken, en zorg moet dragen dat het kind zijn lessen goed kent. En ook moet het groote kuiken het kleine liefkoozen en streelen en zorgen dat het kindje ook zijn aandeel aan kandijklontjes en ander lekkers krijgt. Zoo zorgt b.v. groote zusje Sadie Kate voor kleine zusje Gladiola en dat is natuurlijk heel prettig voor Gladiola maar het is speciaal goed voor de ontwikkeling van Sadie Kate.

Ook richt ik bij onze oudere kinderen een bond op voor zelfbeheersching, zooals wij die ook op de Universiteit vormden. Dat zal hen helpen als ze hun weg in het leven moeten zoeken en hun eigen heer en meester zijn. Het lijkt me vreeselijk om die kinderen al met hun zestiende jaar de wijde wereld in te sturen. Vijf van hen zijn zoo ver, maar ik kan het toch niet over mij verkrijgen. Ik herinner me mijzelf op dien leeftijd. Ik was nog zoo'n onwetend luchthartig jong ding en wie weet, wat er van mij terecht zou zijn gekomen als ik dan al voor mezelf had moeten zorgen.

Ik moet je nu verlaten want ik heb nog een flinken brief aan een jong politicus in Washington te schrijven en dat is zwaar werk. Wat kan ik aan een staatsman schrijven, waarin hij belang stelt? Ik kan niet anders dan over babies en nog eens babies berichten en hem zou het niets kunnen schelen als alle babies van de wereldoppervlakte plotseling weggevaagd werden. Of neen, dat is niet waar. Ik ben bang dat ik hem verloochen. Babies, tenminste jongens-babies, groeien op tot kiezers!

Dag
!Sallie.

Lieve Judy,

Als je vandaag een gezelligen brief van me verwacht, laat die hoop dan maar dadelijk varen. Het is hier vreeselijk ellendig mistig druilerig weer met veel regen en natte sneeuw en akelige natte kou. Dan heb jij op het mooie Jamaica met zijn zonneschijn en oranjebloesem, het toch vrij wat beter dan ik hier.

Er heerscht hier kinkhoest en de menschen kunnen ons zelfs in den trein, hier twee mijlen ver weg, hooren hoesten. Hoe we er aan zijn gekomen, weten we niet. Dat is een van de genoegens van het gestichtsleven! Onze keukenmeid is er stiekum van door gegaan. Ik begrijp niet hoe ze haar koffer heeft weggekregen, maar weg is die! En het keukenvuur schijnt haar vergezeld te hebben – alle pijpen zijn bevroren en nu zijn de loodgieters hier aan het werk en hebben den keukenvloer opengebroken. Een van onze paarden heeft de spat en het mooist van alles: onze arme, lieve Percy is zoo down, zoo down, zoo down! Wij hebben drie dagen lang geen rustig oogenblik gehad omdat wij bang waren, dat hij zelfmoord zou plegen. Dat juffertje in Detroit (ik zag wel dadelijk, dat het een harteloos, oppervlakkig vlindertje was) is, zonder zelfs de moeite te nemen hem zijn ring terug te zenden, er van doorgegaan en heeft zich verkocht aan een man, die behalve haar echtgenoot nog de gelukkige bezitter van een jacht en een stuk of wat auto's is. Het is het beste, wat Percy ooit had kunnen overkomen, maar het zal nog wel heel lang duren eer hij zelf tot dit inzicht komt.

Onze 24 Indianen zijn weer bij ons in huis. Het speet me dat ik hen moest binnenroepen, maar de tenten zijn werkelijk niet geschikt om er in te overwinteren en ik kan hen hier ook heel goed huisvesten, want de groote, ijzeren waranda, die op Jervis' raad met glas is overdekt, biedt een prachtige slaapplaats. En ook dat deel, hetwelk voor de zonnebaadjes van onze kleintjes dient, is een prachtige aanvulling van de nursery. Wij kunnen onze kleintjes zien groeien onder den extra toevoer van zonneschijn en frissche lucht!

Met den terugkeer der Indianen in de geciviliseerde maatschappij eindigt Percy's werkkring hier. Ik dacht dat hij weldra zijn intrek in het hotel zou nemen maar hij gevoelt niet den minsten lust om te verhuizen. Hij is aan de jongens gewend geraakt, zegt hij en hij zou ze erg missen als hij hen niet meer dagelijks zag. Ik denk dat hij in werkelijkheid zich zóó ellendig voelt door zijn verbroken verloving, dat hij bang is voor de eenzaamheid. Hij heeft iemand noodig die elk vrij oogenblik bij hem kan zijn en God weet hoe dolblij wij zijn, dat wij hem nog een tijdje hier kunnen houden. Hij gaat zoo prachtig met onze aankomende jongens om en ze hebben behoefte aan den invloed van een man, maar wat ter wereld moeten wij met hem beginnen? Zooals jij ook verleden zomer ontdekte, bevat dit ontzagwekkend kasteel geen overvloedige logeerkamers. Hij heeft het zich tenslotte in het laboratorium van den dokter gemakkelijk gemaakt en de geneesmiddelen zijn zoo lang naar een kleine kamer bij de hal verhuisd. Hij en de dokter hebben het zoo met elkaar afgesproken en als zij beiden niet tegen wat ongemak opzien, vind ik het ook goed.

Ik kijk daar juist op den kalender en zie dat het nog maar een week voor Kerstmis is. Hoe kunnen wij al onze plannen in die ééne week ten uitvoer brengen! De kinderen geven elkaar cadeautjes en wel een duizend geheimpjes werden in mijn oor gefluisterd.

Gisternacht heeft het gesneeuwd. De jongens zijn 's morgens in het bosch geweest, waar ze klimop hebben geplukt en dennegroen, dat ze op sleden hierheen hebben gebracht. Twintig meisjes zijn nu elken middag in het waschhuis bezig met het binden van groen voor het versieren van de ramen. Ik weet nog niet hoe we de volgende week zullen kunnen wasschen. We waren eigenlijk van plan geweest om den Kerstboom als een verrassing achter te houden, maar wel vijftig kinderen hebben een kijkje door het raam van het waschhuis genomen en ik vrees, dat zij het aan wel vijftig anderen oververteld zullen hebben.

Weitere Bücher von diesem Autor