Kostenlos

Brieven uit en over Amerika

Text
0
Kritiken
iOSAndroidWindows Phone
Wohin soll der Link zur App geschickt werden?
Schließen Sie dieses Fenster erst, wenn Sie den Code auf Ihrem Mobilgerät eingegeben haben
Erneut versuchenLink gesendet

Auf Wunsch des Urheberrechtsinhabers steht dieses Buch nicht als Datei zum Download zur Verfügung.

Sie können es jedoch in unseren mobilen Anwendungen (auch ohne Verbindung zum Internet) und online auf der LitRes-Website lesen.

Als gelesen kennzeichnen
Schriftart:Kleiner AaGrößer Aa

Verder reizende in Californië, bemerkte ik het trouwens overal, de bewoners van El Dorado State zijn inderdaad levendiger, goedhartiger, vroolijker menschen dan de andere Amerikanen. Zij schijnen maar één zorg te kennen, en die is om meer menschen te laten profiteeren van hun heerlijk klimaat, hun vruchtbaren bodem, hun alles opleverende bergen en bosschen en hun, onder een tropische zon, verkwikking brengenden Stillen Oceaan.

Californië

Oct. 1904.

Californië, het land van reuzenboomen en oerwouden, het land van groen en bloemen en zonneschijn, dit land is waard dat men er meer notitie van neemt en het grondig leert kennen. Dit land kennen, wil inderdaad zeggen het beminnen, want wie hier reist langs de oevers van de Stille Zuidzee met haar rozensteden, palmboomen, wijngaarden, vruchtentuinen; of door de valleien met haar vruchtbare akkers en kalme rivieren; of over de bergen tot den top begroeid met dichte bosschen van pijnboomen, ceders, immer groenen eik, kastanjes en roodstammige manzanita’s, die neemt de overtuiging mede huiswaarts, dat er inderdaad een Eden op aarde bestaat, een Eden waaraan hij steeds met heimwee zal terugdenken.

Wat het leven in Californië zoo begeerlijk maakt dat is wel in de eerste plaats het heerlijke klimaat, waarin de zomers niet te heet en de winters niet te koud zijn; waarin men, door de droogte van de lucht, bij een temperatuur die ons in Amsterdam doet snakken naar lucht, zich hier vrij en frisch en opgewekt gevoelt. Hier is het bijna overal zonneschijn, elken dag en den geheelen dag, in sommige maanden door korte regenbuien afgewisseld. Het water, dat de grond behoeft om zijn weelderige planten- en vruchtengroei mogelijk te maken, moet dan ook bijna overal kunstmatig, door irrigatie, worden aangebracht; op bidstonden voor regen laten de boeren het hier niet aankomen.

In den regel hooren wij in ons land van Californië slechts door dezen of genen emigrant, die zich op het een of ander plekje van dit wonderland heeft nedergezet om er schatten te vergaren en dan hangt het geheel van het welslagen van zijn pogingen af, in welken geest zijn beschrijving uitvalt.

Californië is inderdaad een wonderland. Niet alleen bezit het zooveel natuurschoon, dat het met de mooiste landen van Europa kan wedijveren en heeft het daarbij een klimaat dat aangenamer is dan ergens in Europa, doch tevens levert de grond, ik zou haast zeggen alles op, wat denkbaar is.

In de bergen wordt goud, zilver, koper, marmer en alles gevonden wat bergen van dien aard maar kunnen opleveren. In sommige streken komt zooveel gas uit den grond, dat men er alles verlicht en verhit met kosteloos gas. Petroleumbronnen zijn er zooveel, dat het bijna is, alsof heel zuidelijk Californië op een petroleumbron rust. Men vindt er zulke bronnen onder de zee, op de toppen der bergen, tegen de berghellingen, in de valleien, in de tuinen van villa’s en op meer mogelijke en onmogelijke plekjes grond, en ofschoon de hooge stellingen, noodig om de olie uit den grond op te diepen, zeer onoogelijk zijn en menig schoon uitzicht bederven, toch zal elk land dit gaarne offeren voor de rijkdommen die er door verkregen worden.

Minerale wateren, heete zwavelbronnen enz. komen er in verschillende plaatsen en in alle verscheidenheid voor.

Verder groeit er zoowat alles wat groeibaar is. Naast alle soort vruchten, die in landen met een koud klimaat groeien, vindt men er tevens de vruchten van het zuiden van Europa en daarnaast vele tropische vruchten en planten. De aardbei bijv., die hier in grootte, kleur, geur en smaak de onze dikwijls ver overtreft, eet men hier bijna het geheele jaar, doch tegelijkertijd verschijnen hier op tafel vijgen, dadels, kokosnooten, granaatappelen en allerlei meer. Bijna geen vrucht is denkbaar die hier niet groeit. En evenzoo staat het met landbouwproducten. Alles groeit en bloeit hier welig het geheele jaar door, er is geen maand dat de vegetatie stil staat. De eeuwige zonneschijn en de rijke bodem schijnt hier het plantenleven nooit te doen inslapen. In dezen tijd zijn de oranjeappelen, mandarijnen, citroenen en alles wat tot deze groep behoort aan het rijp worden en mijlenver kan men thans langs boomgaarden rijden, waarin boomen met duizenden en duizenden goudgele vruchten tusschen de glimmend donkergroene bladeren en waarnaast aan de jonge takken reeds weder de bloesems zitten voor den volgenden oogst. In vele streken hier zijn de oranjeboomen zoo groot als de grootste en hoogste appelboomen bij ons, daarbij zoo dicht bebladerd en zoo rijk bevrucht van den grond tot den top, dat zoo’n boom meer kan opleveren dan eenige boomen van dien omvang bij ons.

Het zijn echter niet alleen de boomen die in den waren zin des woords vruchten afwerpen, die hier met voorliefde gekweekt worden. Zoodra een stadje eenigen omvang bereikt heeft, en men noemt hier een plaatsje met 20 à 25 woningen reeds een stad, dan is het eerste wat de bewoners doen, een allee aanleggen, hetzij van waaiervormige palmen, of van de elegant gebladerde peperboomen, of van de hier steeds van bloemen of knoppen voorziene magnolia’s, of van oleanders of een ander soort sierboom en met trots leidt men dan elken vreemdeling het eerst door die, dikwijls uren en uren lange schaduwrijke alleën.

Hoe hoog en groot boomen en bosschen kunnen groeien, daarvan zag ik op mijn tocht naar en door de Yosemite vallei voorbeelden. Deze vallei is trouwens een van de vele wonderen in dit wonderland. Het is een zeer nauwe vallei, aan alle kanten door hooge bergen ingesloten, welks toppen alleen door dichte bosschen met vele kronkelwegen bereikbaar zijn en waarvan een paar zulke wegen aan de andere zijde van den berg op dezelfde moeilijke wijze toegang verschaffen tot de vallei. Niemand, die in deze vallei aangeland is, verwonderd zich dat de Indianen daar jarenlang verscholen hebben kunnen leven, alvorens zij door de blanken ontdekt werden. Op den weg naar deze vallei zag ik boomen van 80 tot 100 meter hoog en van 30 tot 40 meter omvang. Van een van die hooge en dikke boomen heeft men den stam van onder zoo ver uitgezaagd, dat men er met een hooge en breede omnibus met vier paarden bespannen kan doorrijden. Het vorig jaar, bij het bezoek van president Roosevelt aan de Yosemite vallei, heeft men vele photographieën genomen en verspreid van het moment, dat zijn rijtuig door dien dikken boom ging.

Ofschoon Californië nog betrekkelijk een zeer jonge Staat is en wat het aantal inwoners betreft nog geheel in het stadium van wording verkeert, staat het in menig opzicht reeds op het tegenwoordig hoogste punt van sociale en wetenschappelijke ontwikkeling. Bezoekt men er bijv. de hospitalen, dan staat men eenvoudig verbaasd hoe in alle nieuwere inrichtingen van dien aard alles tot in de kleinste bijzonderheden up to date is ingericht. Geen kosten zijn gespaard om aan alle hygiënische voorwaarden te voldoen en alle nieuwe methoden van onderzoek en behandeling van patiënten zijn er aanwezig. In het kleine, sierlijk gebouwde hospitaal van de Southern Pacific Railroad Company in San Francisco, een hospitaal, dat vijf jaar geleden gebouwd werd ten behoeve van de ambtenaren en beambten van deze Spoorwegmaatschappij, ontbreekt een volledige inrichting voor het onderzoek met X-stralen evenmin als een zoodanige voor Finsen’s lichtbehandeling. In het geheele gebouw gaat zoldering en vloer boogvormig in de zijmuren over, zoodat nergens naden of hoeken zijn, waar stofnesten gevormd kunnen worden.

Elke ziekenkamer bevat slechts 1, 2 of 3 bedden en waar 3 bedden staan, kunnen deze, op verzoek van den patiënt of als de dokter het noodig oordeelt, van de andere bedden gescheiden worden.

Een groote centrale keuken voorziet in de materiëele behoeften van al het personeel en de patiënten, die gewoon diëet volgen, terwijl op elke verdieping een kleine, nette volledige keuken is ten behoeve der verpleegsters om er de ziekenkostjes te bereiden voor de patiënten, wien een bijzonder diëet is voorgeschreven. In heel Amerika doorloopt de verpleegster een kookschool, waar zij tevens de spijzen voor zieken leert bereiden, alvorens zij zich voor goed getrainde verpleegster kan uitgeven. De ventileering van het geheele gebouw en van ieder vertrek afzonderlijk geschiedt door een centraal apparaat, waardoor in een minimum van tijd een geheele afdeeling van frissche warme of frissche koude lucht, al naar verkiezing, kan voorzien worden. Waar vindt men in ons land een hospitaal, dat ook maar in de verste verte zulk een particulier hospitaal evenaart, een uit vele, die ik in Californië aantrof?

Liefdadigheidsinstellingen vindt men er evenzoo in alle vormen en voor alle voorkomende gevallen, terwijl allen meer een opvoedend karakter vertoonen dan zuiver weldoende inrichtingen zijn. Uit alles spreekt een geest van vooruitstrevendheid.

Ook de inrichtingen van onderwijs nemen hier een hoog standpunt in. Alle onderwijs is kosteloos en op alle staats- en gemeentescholen in Californië bestaat coëducatie. Hier worden de meisjes niet, evenals bij ons, geduld op de scholen, maar zij komen er met hetzelfde recht en onder dezelfde voorwaarden als de jongens. De staats-universiteit in Berkeley, aan de overzijde van San Francisco, bevat ruim 4000 studenten, waarvan ruim 1500 meisjes. Ik woonde de openingszitting van dit jaar bij en hoorde de openingsrede van den voorzitter, die den leerlingen ’t welkom toeriep en uiteenzette, dat Californië evenzeer behoefte heeft aan ontwikkelde vrouwen als aan goed onderwezen mannen, en dat daarom de vrouwelijke studenten met evenveel vreugde begroet worden als de mannelijke. Tot mijn groote verwondering eindigde deze welsprekende man zijn rede met een pleidooi voor vrouwenkiesrecht, zóó krachtig en zóó kernachtig, als ik het zelden vernam. Na zijn rede hielden een club studenten van beiderlei sekse een soort optocht, daarop neerkomende, dat zij in Grieksche kleedij, de verschillende producten van het land aanschouwelijk voorstelden. Eén van de groep declameerde daarbij een toepasselijk gedicht.

 

Dit alles vond plaats in het ’t vorig jaar gebouwde openlucht-theater, geheel volgens de Grieksche theaters gebouwd en waarin voor 12.000 personen plaats is. Verwonderlijk is hoe men daar op elke zitplaats den spreker duidelijk verstaat en men overal even goed de plaats van actie ziet.

Bij al zulke inrichtingen van onderwijs vindt men hier steeds groote uitgestrektheden grond, die voor de verschillende spelen in de open lucht bestemd zijn. Aan de lichamelijke ontwikkeling van de jeugd wordt hier overal dezelfde zorg besteed als aan de geestelijke. Van een alzijdig ontwikkeld opkomend geslacht verwacht Californië terecht zijn toekomst, en het tracht op allerlei wijze die ontwikkeling onder ieders bereik te brengen.

Een prachtige zonsondergang, dien men hier nagenoeg elken avond genieten kan, doch die hedenavond onbeschrijfelijk schoon is, doet mij besluiten dit schrijven thans te eindigen. Alleen wil ik nog even dezen totaalindruk dien ik van Californië kreeg hieraan toevoegen, – als ik moest besluiten hier te leven, zou ik inderdaad niet weten wáár mij te vestigen; elke plaats biedt zooveel aantrekkelijks in den vorm van natuurschoon aan, dat de keuze hoogst moeilijk is. De zeekust, de valleien en de bergstreken, alle hebben hun eigenaardige charme!

Roodhuiden

Wie meent, dat de oorspronkelijke bewoners van Amerika nog slechts voortleven in de boeken van Gustave Aimard, Helen Jackson en anderen, moet, van Californië naar Chicago reizende of omgekeerd, zijn route nemen door Arizona en Nieuw-Mexico, om van zijn dwaling te genezen. In beide laatstgenoemde territories en in Zuid-Californië vindt men nog zoovele Indianenstammen, die hun oude gewoonten, ceremoniën, taal, kleeding enz. voor een groot deel onveranderd behouden hebben, dat zij niet alleen voor den student in ethnologie, maar tevens voor elkeen, die belang stelt in de ontwikkeling der menschheid, een breed studieveld opleveren.

De Indianen moeten wel een verbazend conservatief volkje zijn, denkt men onwillekeurig als men met hen in aanraking komt. Niettegenstaande toch dat zij reeds eenige eeuwen lang met de Amerika bevolkende Europeanen verkeeren en het Amerikaansche gouvernement geen poging onbeproefd laat om hen, wat men noemt, te beschaven, – o.a. door het stichten van scholen op zoodanige plaatsen, dat zij voor alle Indianen toegankelijk zijn en waar de kinderen niet alleen kosteloos onderricht, maar tevens kostelooze kleeding, voeding en huisvesting ontvangen, – zijn zij toch in algemeene ontwikkeling slechts weinig vooruitgegaan. Nog ziet men de gezichten van mannen en vrouwen van de Mohave- en Apachestammen verschrikkelijk getatoeëerd en geverfd. Ik zag ze, die het voorhoofd tot aan de wenkbrauwen en in het midden tot over den neus met fijne gele strepen geverfd hadden, die op elke wang een plak roode verf vertoonden en wier kin van af de mondhoeken met donkerblauwe strepen getatoeëerd was. Daarbij bezitten bijna alle Indianen een ongekend weelderigen haartooi, dik, grof, gitzwart haar, dat bij bovengenoemde stammen meestal ongekamd, tot op hun heupen hangt of met een gekleurde wollen of katoenen band omstrengeld, van achter tot een knot bijeengehouden is.

Bij sommige stammen, o.a. de Hopi, dragen de meisjes het haar met veel vet glanzend gemaakt, netjes aan weerskanten boven de ooren tot een paar groote rollen opgerold tot zij gaan huwen en zoodra zij gehuwd zijn, laten zij het haar, van vóór tot achter in tweeën gescheiden, aan weerszijden los hangen.

Hoewel de roomsch-katholieke geestelijkheid reeds meer dan drie eeuwen zich alle moeite getroost om deze natuurmenschen in den schoot harer kerk op te nemen, hebben toch bijna alle stammen nog hun eigen godsdienstige ceremoniën. Zij aanbidden de zon die alles doet groeien, maar daarnaast – heel natuurlijk in een land waar water zoo zeldzaam is en regen als een zegen beschouwd mag worden – aanbidden zij den god van den regen. Voor dezen vooral richten zij jaarlijks groote feesten aan, telkens door honderden en honderden toeristen bijgewoond. De meeste stammen vieren die feesten in Augustus, September of October, feesten die negen dagen duren, maar waarvan de laatste dag het eigenlijke publieke vertoon oplevert en waaraan alle Indianen in zoo’n dorp, mannen, vrouwen en kinderen, deelnemen. De acht eerste dagen zijn meer de dagen van voorbereiding voor de priesters, waarvan de vreemdelingen weinig merken. Maar de 9e dag, dan danst en zingt – eigenlijk is het neuriën met nu en dan een uitval van een schreeuw – de heele bevolking van den vroegen morgen tot den laten avond, ja, soms tot een stuk in den nacht, en dan zijn zij getooid met al het moois dat zij bezitten en dan komen de veeren ook weder voor den dag. Arendsveeren zijn de meest gezochte, doch velen moeten het met gewone haneveeren doen.

Voorzoover de Indiaan in eigen kring blijft verkeeren, gebruikt hij geen alcoholische dranken en hoewel dus dronkenschap op zoo’n feest nooit voorkomt, schijnen toch de ceremoniën een zóó prikkelenden invloed op velen hunner uit te oefenen, dat zij aan het eind van den dag in een geestelijke opwinding verkeeren, die op dronkenschap gelijkt.

Er bestaat in Amerika een wettelijk verbod, waarbij de verkoop van sterken drank aan een Indiaan strafbaar is gesteld, maar deze wet wordt door de drankverkoopers zoo brutaal overtreden, dat zij zonder resultaat is. Maar de opperhoofden der verschillende stammen en hun eigen priesters hebben het drinken van black water, zooals zij het noemen, verboden en houden aan dit verbod streng de hand. Voorzoover de Indianen in hunne dorpen – pueblo genaamd – wonen, drinken zij dan ook niet; maar de Nomaden onder hen, zij, die het dorpsleven vaarwel gezegd hebben en overal rondzwerven, zijn de slachtoffers van dit brouwsel der verlichte en beschaafde menschheid.

Voor den wetenschappelijken onderzoeker is het natuurlijk noodig, dat hij in de verschillende pueblo’s eenige weken of maanden doorbrengt, en zich eenigszins met de taal der verschillende stammen op de hoogte stelt. Dit is niet zoo gemakkelijk, want onder hen zijn minstens nog vier verschillende talen in gebruik, die zooveel van elkaar verschillen, dat Indianen van verschillende taal sprekende stammen, elkander niet verstaan. Ik zag zoo’n paar met geluiden en gebaren zich onderling verstaanbaar maken.

De belangstellende toerist heeft evenwel niet zooveel moeilijkheden te overwinnen om een algemeenen indruk te krijgen van het leven en werken van deze menschen. Hij doet het best de reis in een gewonen personentrein te maken, die in vele dier dorpen stil houdt en hier en daar uit te stappen om een dag in zulk een pueblo door te brengen of een bezoek af te leggen in andere verder van het spoor gelegene. In de meeste dier dorpen woont wel de een of andere white man, die als gids en tolk wil dienen.

Schilderachtig zien zulke dorpen er soms uit, wanneer hunne witte, kalkmurige huizen op een kleine verhevenheid gebouwd, vroolijk door de zon beschenen worden en de bontgekleede bevolking zich bedrijvig daartusschen beweegt. Maar geriefelijk en gemakkelijk zijn die huizen niet gebouwd. Zij dienden vroeger niet alleen voor woonplaats, maar ook voor schuilplaats in de oorlogen tegen andere stammen en tegen de white men. Vandaar dat de woningen bestaan uit vier meestal scheef opgetrokken muren, zonder deur of vensters. Op het dak of meer nog in een der muren boven bij het dak bevindt zich een langwerpig gat van een halve manslengte ongeveer; dat is de opening waardoor men de woning betreedt. Met een ladder, – en welk een ladder!! – klimt men naar boven. In tijd van gevaar wordt deze ladder eenvoudig naar binnen gehaald en dan kan geen sterveling de woning binnenkomen. Zulke huizen bestaan soms uit twee en drie verdiepingen. Wil men nu naar een van de bovenste étages, dan moet men eerst weder met behulp van de ladder tot aan den top van die étage klimmen om door het gat naar binnen te kunnen gaan.

Ik zal mij niet wagen aan een beschrijving van het interieur van een Indianenwoning, want dat varieert zeer. Bij sommigen zag het er inderdaad zindelijk uit.

Hun wintervoorraad maïs, eikels, aardappelen enz. lag netjes in een hoek van het 2 à 3 meter hooge vertrek; de rustbanken, die voor bedden dienen, stonden langs den muur op een rij, en bij sommigen waren deze zelfs van een kussen met wit kussensloop voorzien. Maar bij anderen geleek zoo’n vertrek meer op een verblijfplaats voor dieren dan op een woning voor menschen. Een hoop dierenhuiden op den grond diende als bed, stukken bloedig vleesch hingen aan de lage zoldering en overal lag een hoop rommel, waarvoor geen naam te vinden is.

Terwijl ik moeite had zoo’n steile ladder, met zijn ver van elkaar verwijderde sporten, te bestijgen om in een woning te komen en mijn beide handen daarbij noodig had om mij vast te houden, zag ik de vrouwen en meisjes van het dorp met een kruik water op het hoofd en dikwijls een andere in de hand, waarmede zij van de bron terug kwamen, vlug en ongehinderd naar boven klauteren en in de nauwe opening verdwijnen. Die vrouwen en meisjes dragen nog bijna allen de bonte kleeding van vroeger eeuwen, alhoewel hier en daar schoenen en kousen de plaats van sandalen hebben ingenomen.

De arbeidsverdeeling tusschen de mannen en vrouwen is lang niet dezelfde bij de verschillende stammen. Over het algemeen kan men zeggen, dat de vrouwen het leeuwendeel van het werk doen, in sommige dorpen zelfs al het werk. Voor den Europeesch beschaafden mensch lijkt het vreemd, vrouwen te zien huizen bouwen en den zwaren kleibak en groote steenen aan en afdragen, terwijl de mannen lui een pijpje liggen te rooken; of een oude vrouw aan den zwaren weefstoel, bezig een bonte deken te weven en den man met een breikous in de hand naast haar. Maar er waren ook stammen, waarvan de mannen bedrijvig op het land werkten, of waar de man de wever is en waar de vrouwen ’t lichter werk verrichten. Doch bij welken stam men ook komt, overal zal men de vrouwen het ijverigst aan den arbeid vinden. Pottenbakken en beschilderen, mandenmaken, broodbakken, zelfs het bouwen der woningen is overal het werk der vrouwen; met de kinderen om zich heen en soms een kleintje op den rug, ziet men ze overal opgeruimd aan het werk. Een moedertje droeg op den rug haar 5 dagen oud kindje, waarvan zij het geheele gezichtje steenrood geverfd had, alsof het niet genoeg was, dat het schaapje de rood-koperkleur van zijne ouders vertoonde. Gelukkig voor de Indianenmoeders bestaan er onder hen nog geen verbodsbepalingen die het gezonde werken aan vrouwen verbieden en kunnen zij nog ongehinderd hare krachten ontwikkelen.

Over het algemeen genomen zijn de Indianen – ik heb hierbij alleen het oog op de in pueblo’s wonende – een goedhartig, vredelievend volk, dat niets liever wenscht dan door het Amerikaansch gouvernement en door de verschillende kooplieden en de geestelijkheid van diverse kerkgenootschappen in vrede gelaten te worden. Door die drie invloeden moeten zij verchristelijkt en beschaafd worden, maar dat kost hun de rust en have en goed. Aan alle kanten worden zij geplukt en in hunne bewegingen gekortwiekt. Dat er nu en dan een stam in opstand komt en den boven hen gestelden Amerikaanschen agent vermoordt of tracht te vermoorden, is niet te verwonderen, maar dit kost den armen drommels dan meestal het leven of ’t geheele dorp wordt verwoest en de bevolking naar een verder afgelegen en nog onvruchtbaarder stuk grond verdreven. Door al deze en nog vele andere invloeden van buiten, gaat de Indiaansche bevolking in Amerika met rassche schreden in aantal achteruit en het zal niet lang meer duren of zij zullen geheel uitgestorven zijn.

Het deed mij goed toen ik bij mijn bezoek aan een Indianenschool in Zuid-Californië met lof over de verhouding van de eerste Hollandsche kolonisten en de Indianen hoorde gewagen. Het was aan het Sherman-Instituut in Riverside, waar ik met een der onderwijzeressen, zelve tot de Indianen behoorende, na afloop der les een zeer interessant onderhoud had. Zij behoorde tot de Iroquois-Indianen, den stam, die oorspronkelijk het oostelijk deel van Amerika bevolkte en waarmede de eerste Nederlanders die in Amerika kwamen om er handel te drijven of om er zich neder te zetten, in aanraking kwamen. Het was in hun overlevering bekend, zoo vertelde zij mij, dat de Hollanders hen altijd humaan behandeld hadden en eerlijken handel met hen dreven. Sommige Hollanders huwden zelfs Indianenmeisjes en behandelden haar op voet van gelijkheid. Zij deelde mij mede, dat zij een boek geschreven had, ’t geen dezen winter gepubliceerd wordt, waarin zij de geschiedenis van haar stam beschrijft, voorzoover haar die uit familiestukken en uit overlevering bekend is en waarin ook de ontmoeting met de eerste Hollanders en de onderlinge verhouding beschreven wordt. Zij is de dochter van het opperhoofd van haar stam en van vader en moeder’s kant beide, hebben hare voorouders steeds tot de Indianenvorsten behoord. Zij en hare beide broeders waren in New-York school gegaan en alle drie bekleeden zij een goede positie in Gouvernementsdienst. Velen der Iroquois-Indianen hebben zich, volgens haar, in de gewone Amerikaansche bevolking opgelost, doordat zij er geen bezwaar in zagen met iemand buiten hun stam te huwen.

 
Dr. Aletta H. Jacobs.