Бесплатно

Beknopte Geschiedenis van Friesland in Hoofdtrekken

Текст
Автор:
0
Отзывы
iOSAndroidWindows Phone
Куда отправить ссылку на приложение?
Не закрывайте это окно, пока не введёте код в мобильном устройстве
ПовторитьСсылка отправлена

По требованию правообладателя эта книга недоступна для скачивания в виде файла.

Однако вы можете читать её в наших мобильных приложениях (даже без подключения к сети интернет) и онлайн на сайте ЛитРес.

Отметить прочитанной
Шрифт:Меньше АаБольше Аа

VIERDE TIJDVAK

Van de Hervorming tot de Staats-omwenteling
1580-1795

VI. De Souvereine Staten van Friesland en hunne Stadhouders

WILLEM I, Prins van Oranje, (1580)

de grondlegger van den Nederlandschen Staat, noemde zich Gouverneur van Braband, Holland, Zeeland, West-Friesland en Utrecht, Luitenant en Stadhouder-Generaal van Prins Matthias en Gouverneur en Kapitein-Generaal over de Nederlanden, toen hij, na de afwerping van het Spaansche juk, ook door de Staten van Friesland tot Stadhouder en Gouverneur van dit gewest werd benoemd. Hij was geb. den 14 April 1533, en werd te Delft verraderlijk doorschoten den 10 Julij 1584. Hij had

BERNARD VAN MERODE, Heer van Rummen, (1580)

tot zijn Luitenant (plaatsvervanger) en Kapitein-Generaal in Friesland aangesteld. Deze edele en dappere voorstander van de vrijheid deed vele moeite, om in dien tijd van onrust en tweedragt de zaken des lands te regelen; doch ook wegens hoogen ouderdom was hij daartoe te zwak en verzocht drie jaren later zijn ontslag, waarna hij in 1591 overleed.

WILLEM LODEWIJK, Graaf van Nassau, (1584)

de oudste zoon van Prins Willem’s broeder, Jan de Oude, geb. den 13 Maart 1560, was in 1581 met krijgsvolk Friesland te hulp gekomen en in Dec. 1583 naauwelijks tot Luitenant in Merode’s plaats verkozen, toen hij, ten gevolge van Prins Willem’s dood, den 16 October 1584 door de Staten tot Stadhouder en Gouverneur van Friesland werd verkozen. Als Staatsman wist hij met voorzigtige wijsheid de belangen des lands te bevorderen en de twistende regeringsleden te bevredigen; als held heeft hij door het wederstaan van de Spanjaarden en het belegeren en winnen van Groningen, Koevorden, Steenwijk en omliggende sterkten veel toegebragt, om de rust en veiligheid der ingezetenen te verzekeren. In 1587 huwde hij Prinses Anna, de dochter van zijn oom Prins Willem, die echter reeds in het volgende jaar stierf. Deze voortreffelijke Stadhouder, mede om zijne godsdienstige braafheid algemeen geacht en bemind, stierf den 31 Mei 1620, en werd plegtig begraven in ’t Koor der Groote Kerk te Leeuwarden, waar de Staten eene marmeren Graftombe ter zijner eere lieten oprigten. Hij werd opgevolgd door zijnen jongeren broeder

ERNST CASIMIR, Graaf van Nassau, (1620)

geboren den 24 Dec. 1573 en in 1607 gehuwd met Sophia Hedwig Hertogin van Brunswijk, was Luit. Gouverneur van Gelderland, Zutphen en Utrecht en Veldmaarschalk van der Staten leger, toen hij den 3 Augustus 1620 tot Stadhouder van Friesland werd aangesteld. In staatszaken werden hem belangrijke zendingen opgedragen; in krijgsverrigtingen, veldslagen en belegeringen was hij beroemd wegens heldenmoed en beleid. In het beleg van Roermond liet hij het leven op den 2 Junij 1632. Hij had tot opvolger zijn oudsten zoon

HENDRIK CASIMIR I, Graaf van Nassau, (1632)

die, geboren in 1611, slechts 21 jaren bereikt had, toen hij den 14 Dec. 1632 tot Stadhouder en Kapitein-Generaal van Friesland, gelijk daarna ook van Groningen en Drenthe aangesteld werd. Hoe jong ook nog, toonde hij in de binnenlandsche geschillen veel standvastigheid en beleid, doch, vooral op verschillende krijgstogten onder Frederik Hendrik, een heldenmoed, waardoor hij evenveel eer verwierf als hij door zijne vroomheid en deugden ieders hoogachting verdiende. Ten gevolge eener wonde, bekomen in de bestorming van eene schans nabij Hulst in Vlaanderen, stierf hij, algemeen betreurd, ongehuwd, den 13 Junij 1640. Zijn jongere broeder

WILLEM FREDERIK, Graaf en daarna Vorst of Prins van Nassau, (1640)

den 7 Augustus 1613 geboren, werd zijn opvolger, bij voorraad alleen als Stadhouder van Friesland, waartoe hij den 23 Julij 1640 werd verkozen; terwijl Groningen en Drenthe Prins Frederik Hendrik en daarna Prins Willem II aanstelden en eerst in 1650 hem als zoodanig verkozen. Hij vergezelde zijn broeder op vele veldtogten, en gaf daarbij blijken van ongemeenen moed en groote bekwaamheden in het krijgswezen. Vooral bij de belegering van Sas van Gent in 1644 gedroeg hij zich als een held. Willem II vertrouwde hem in 1647 den hagchelijken aanslag op Amsterdam toe. In 1652 trad hij in het huwelijk met Albertina Agnes, de dochter van Frederik Hendrik, die later, gedurende de minderjarigheid van haren zoon, met veel roem als Voogdes ’s lands zaken behartigde. Door zijn braaf karakter en gematigd gedrag verwierf hij de genegenheid der Staten en des volks, waarvan hij vele bewijzen mogt ontvangen. In het laatste jaar zijns levens trok hij den Bisschop van Munster tegen en veroverde op hem de Dijlerschans. Hij stierf den 31 October 1664, nadat hij eenige dagen te voren zich zelven had gekwetst met een zadelpistool, hetwelk, eerst weigerende, bij het uittrekken van den stamper onverwacht losbrandde. Hij liet, nevens eene dochter, een zoon en opvolger na in

HENDRIK CASIMIR II, Prins van Nassau, (1679)

geboren den 18 Januarij 1657, in 1672 tot Stadhouder en Kapitein-Generaal en in 1675 tot Erfstadhouder, mede door Groningen en Drenthe, verkoren, aanvaardde hij in 1679 het bewind. De opvoeding van zijne voortreffelijke moeder, het onderwijs aan ’s lands Akademie te Franeker (1671) en de opleiding en het voorbeeld van den Generaal van Aylva vormden hem als staatsman en krijgsheld. Nog slechts 17 jaren oud was hij in den slag van Senef (1674) onafscheidelijk aan de zijde van Prins Willem III, hoewel een val met zijn paard daar zijne gezondheid voor het leven knakte. In 1689 tot tweeden Veldmaarschalk benoemd, handhaafde hij in de veldslagen van Fleurus, Steenkerke en Neerwinden den roem van den Nassauschen naam. Deze edelmoedige en voortreffelijke Vorst stierf in 1696, algemeen betreurd. In 1683 was hij in den echt verbonden met Prinses Amalia van Anhalt-Dessau, welke hij zeven dochters naliet, behalve een zoon en opvolger

JAN WILLEM FRISO, Prins van Oranje en Nassau. (1707)

Kort was het leven, doch roemvol de loopbaan van dezen jeugdigen held, die het vaderland zooveel beloofde. Den 14 Augustus 1687 geboren en dus bij het overlijden zijns doorluchtigen vaders slechts acht jaren oud, vond hij een tweeden vader in Prins Willem III, die hem tevens tot erfgenaam van het Prinsdom Oranje en van zijne nalatenschap verklaarde. Het bewind werd intusschen door zijne moeder als Voogdes waargenomen, tot dat hij in 1707 het Stadhouderschap over Friesland en in 1708 over Groningen en Drenthe aanvaardde. Reeds had hij toen als vrijwilliger eenige togten in den Successie-oorlog mede gemaakt, doch geene gelegenheid gevonden om uit te munten. Nu tot Generaal verheven, toonde hij bij de belegering van onderscheidene sterke vestingen, doch vooral in de veldslagen bij Oudenaarden en Malplaquet, een beleid, eene onverschrokkenheid, een heldenmoed, welke het gansche vaderland verbaasden, en met vreugde deden zien, hoe roemrijk in den jeugdigen Frieschen telg der Nassausche Vorsten de dapperheid van den uitgestorven Oranjestam herleefde. Rouw, diepe rouw vervulde dus geheel Nederland en het leger der bondgenooten, toen deze held van zooveel verwachting – niet aan de spits zijner dapperen, maar op den 14 Julij 1711 bij het overvaren van het Hollandsche diep, in de golven den dood vond. Op dat oogenblik was er geene mannelijke spruit uit de huizen van Oranje en Nassau in Nederland meer over. Doch twee jaren te voren (26 Febr. 1709) was Prins Friso in het huwelijk getreden met de edele Prinses Maria Louisa van Hessen-Kassel, die, zes weken na het verliezen van haren diep betreurden gemaal, gelukkig van een zoon beviel, waarin de Vorstelijke stam tot heden bewaard bleef.

WILLEM CAREL HENDRIK FRISO,
Prins van Oranje en Nassau, (1731)

werd op den 1 September 1711 te Leeuwarden geboren, en zag door zijne brave moeder en voortreffelijke leermeesters aan zijne opvoeding de meeste zorg besteed. Nadat die moeder het stadhouderlijk gezag gedurende twintig jaren als Voogdes had gevoerd, aanvaardde hij den 12 September 1731 het Erf-stadhouderschap en trouwde den 25 Maart 1734 met Anna, Kroonprinses van Groot-Brittanje. Na in 1718 tot Stadhouder van Groningen en in 1722 van Drenthe en Gelderland verkozen te zijn, zag hij zich in 1747 door de volksstem eensklaps tot Erfstadhouder van al de overige provinciën uitgeroepen en als Willem de vierde met waardigheden overladen. Onder het wigt van zooveel staatszorg, bij zooveel ijver om ’s lands belang in alle opzigten te bevorderen, bezweek de edele Prins reeds den 22 October 1751. Den 4 Februarij 1752 werd zijn gebalsemd lijk te Delft bijgezet.

WILLEM de vijfde,
Prins van Oranje en Nassau, (1766)

geboren te ’s Gravenhage den 8 Maart 1748, aanvaardde het Stadhouderschap over al de gewesten den 8 Maart 1766 en werd den 4 October 1767 in den echt verbonden met Frederika Sophia Wilhelmina, Prinses van Pruissen. Na, ten gevolge der hooggestegen staatsgeschillen, in 1787 door de Pruissische legermagt in zijn gezag hersteld te zijn, was hij, bij het aanrukken van de Franschen, den 20 Januarij 1795 genoodzaakt, het vaderland te verlaten en de wijk te nemen naar Engeland. Hij overleed te Brunswijk in 1806

ZESDE TIJDVAK

De Koninklijke Regering
1813-1851
WILLEM I,
of WILLEM FREDERIK,
Prins van Oranje en Nassau enz

werd den 24 Augustus 1772 te ’s Gravenhage geboren en huwde den 1 October 1791 te Berlijn Frederika Louisa Wilhelmina, Prinses van Pruissen. Na zich in de krijgsdienst eervol te hebben onderscheiden, zag ook hij zich verpligt in 1795 te vlugten, en gedurende 18 jaren de smart der ballingschap te verduren. Des te verblijdender was in het laatst van 1813 zijne terugroeping in het vaderland, dat, de Fransche overheersching moede, uitzag naar herstel en dat hem weldra als Souverein Vorst huldigde (30 Maart 1814). Door de vereeniging van ons land met België tot Koning der Nederlanden verheven en den 18 Maart 1815 gehuldigd, was het Huis van Oranje in hem tot een vroeger nooit gekenden luister gestegen. Onbepaald vertrouwen en liefde ondersteunden gedurende vele jaren de pogingen, welke hij tot herstel en verheffing des vaderlands aanwendde. Schitterende blijken ontving hij daarvan van Noord-Nederland bij den opstand der Belgen in 1830. Te vergeefs trachtte hij die breuk te herstellen. Zware opofferingen had de natie daarvoor veil. Na op den 8 October 1840 afstand van de regering te hebben gedaan, overleed Koning Willem Frederik, Graaf van Nassau, den 12 December 1843 te Berlijn, en werd den 2 Januarij 1844 plegtig te Delft bijgezet.

 
WILLEM II,
of WILLEM FREDERIK GEORGE LODEWIJK,
Prins van Oranje en Nassau enz

was geboren te ’s Gravenhage den 6 December 1793, deelde de ballingschap met zijne ouders, doch vond eerlang in Engelsche dienst gelegenheid zich als krijgsman te onderscheiden. Daarvan gaf hij mede, na de herstelling des vaderlands, eervolle blijken in den slag van Waterloo, 1815, gelijk in 1831 in den tiendaagschen veldtogt. Den 21 Februarij 1816 gehuwd aan Anna Polowna, Grootvorstin van Rusland, werd hij den 28 November 1840 plegtig als Koning gehuldigd. Nadat hij den 13 Maart 1848 het merkwaardig besluit nam tot herziening van de Grondwet, overleed hij reeds den 17 Maart 1849 te Tilburg. De plegtige begrafenis te Delft had op den 4 April plaats.

WILLEM III,
of WILLEM ALEXANDER PAUL FREDERIK LODEWIJK,
Prins van Oranje en Nassau enz

geboren te Brussel den 19 Februarij 1817 en den 19 Junij 1839 gehuwd met Sophia Frederika Mathilda, Prinses van Wurtemberg, volgde hem op, en werd op den 12 Mei 1849 te Amsterdam gehuldigd. Op den 19 April 1852 deed hij zijne plegtige intrede in Friesland. Zijn oudste zoon, Prins Willem Nicolaas Alexander Frederik Karel Hendrik, geboren den 4 September 1840, bezocht dit gewest in Julij 1851.

Gouverneurs
Jhr. i. æbinga van humalda,

geboren te Leeuwarden den 12 September 1754, in 1780 Raad in den Hove en in 1791 Grietman van Hennaarderadeel, deelde van 1795 tot 1806 met het Huis van Oranje de ballingschap. Sedert 1811 Maire van de gemeente Wommels, werd hij den 6 April 1814 door den Souvereinen Vorst benoemd tot Gouverneur van Friesland. Ten jare 1826 eervol ontslagen en tot Staatsraad in buitengewone dienst benoemd, mogt hij tot den 19 Februarij 1834 de vruchten van een welbesteed leven smaken. Op het kerkhof te Dronrijp werd hij begraven.

jan adriaan Baron van zuijlen van nijevelt,

geboren den 25 Augustus 1776 te Rotterdam, was Griffier der Staten van Holland, toen hij bij Kon. besluit van 3 November 1826 benoemd werd tot Gouverneur dezer provincie, welke waardigheid hij eervol bekleedde tot aan zijn dood op den 29 Maart 1840.

maurits pico diderik Baron van sytzama,

geboren den 2 Junij 1789, was Grietman van Idaarderadeel, Lid van de Staten en daarna van de Tweede Kamer der Staten Generaal en Staatsraad, toen hij den 12 October 1840 zijne benoeming ontving tot Gouverneur. Slechts bijna acht jaren behartigde hij in die betrekking de belangen dezer provincie, daar hij reeds den 15 Julij 1848 overleed en te Friens werd begraven.

Jhr. Mr. jan ernst van panhuijs,

geboren te Groningen den 12 Julij 1808, was van 1838 tot 1848 Lid van de Arrondissements Regtbank te Winschoten en sedert 1840 Lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal, toen hij bij Kon. besluit van den 3 November 1848 benoemd werd tot Gouverneur van dit gewest, dat thans zijn ijver en zorg voor deszelfs belang op hoogen prijs stelt.