Reden om bang te zijn

Text
0
Kritiken
Leseprobe
Als gelesen kennzeichnen
Wie Sie das Buch nach dem Kauf lesen
Schriftart:Kleiner AaGrößer Aa

HOOFDSTUK ZES

Zelfs nog voordat Avery en Ramirez in het politiebureau aankwamen, kon Avery zien dat deze situatie uit de hand was gelopen. Ze moest de auto voorzichtig over het parkeerterrein van het politiebureau manoeuvreren om geen reporters of nieuwsbusjes te raken. Het was een compleet circus en ze waren nog niet eens binnen.

“Dit ziet er slecht uit,” zei Ramirez.

“Inderdaad,” zei ze. “Hoe is de pers in vredesnaam te weten gekomen over die brief als die rechtstreeks naar het bureau was gestuurd?”

Ramirez kon alleen zijn schouders ophalen toen ze uit de auto stapten en zich naar binnen haastten. Een paar verslaggevers stonden in de weg, van wie er één praktisch pal voor Avery’s neus stapte. Ze botste bijna tegen hem aan, maar stapte net op tijd uit de weg. Ze hoorde hem haar binnensmonds een trut noemen, maar dat was het minste van haar zorgen.

Ze baanden zich een weg naar de deur, waarbij verslaggevers om commentaar schreeuwden en de camera’s flitsten. Avery voelde haar bloed koken en zou er op dat moment alles voor over hebben gehad om een van die nieuwsgierige stomme verslaggevers recht op de neus te slaan.

Toen ze eindelijk binnen in het politiebureau waren met de deuren dicht en veilig achter hen op slot, zag ze dat het binnen niet veel beter was. Ze had het bureau eerder in een staat van urgentie en wanorde gezien, maar dit was iets nieuw. Misschien is er een lek binnen het bureau, dacht Avery terwijl ze snel naar Connelly’s kantoor liep. Voordat ze daar echter aankwam, zag ze hem door de gang stormen. O’Malley en Finley marcheerden achter hem aan.

“Vergaderzaal,” blafte Connelly.

Avery knikte en ging een paar meter verder naar rechts door de gang. Ze merkte dat er niemand anders bij de deur van de vergaderzaal rondhing, wat betekende dat dit maar een kleine bijeenkomst zou zijn. En dat soort vergaderingen was meestal niet prettig. Zij en Ramirez gingen achter Connelly aan de zaal in. Zodra dat O’Malley en Finley ook binnen waren, sloot Connelly de deur en deed hem op slot.

Hij gooide een vel papier op de vergadertafel. Het zat in een doorzichtig plastic hoesje, waardoor het bijna perfect in Avery’s richting gleed. Ze raapte het voorzichtig op en keek ernaar.

“Lees het maar,” zei Connelly. Hij was gefrustreerd en zag een beetje bleek. Zijn haar was in de war en er stond een wilde blik in zijn ogen.

Avery deed wat hij zei. Zonder het enkele vel papier uit het hoesje te verwijderen, las ze de brief. Bij elk woord dat ze las, leek de kamer kouder te worden.

IJs is mooi, maar het doodt. Denk aan de prachtige schittering van een dunne laag rijp op je voorruit op een late herfstochtend. Datzelfde mooie ijs doodt het plantenleven.

Het is efficiënt in zijn schoonheid. En de bloem komt terug... komt altijd terug. Wedergeboorte.

De kou is erotisch, maar hij verminkt. Denk maar dat je het extreem koud hebt na een winterstorm en dan naakt aankruipt tegen een minnaar onder de lakens.

Heb je het al koud? Voel je het ijzige gevoel van als iemand je te slim af is?

Er zullen er meer zijn. Meer koude lichamen, zwevend in het hiernamaals.

Ik daag je uit om me tegen te houden.

Je zult bezwijken door de kou voordat je me vindt. En terwijl je bevriest en je afvraagt wat er is gebeurd, net als de bloemen die last hebben van de nachtvorst, ben ik allang verdwenen.

“Wanneer kwam dit binnen?” vroeg Avery en legde de brief terug op de tafel zodat Ramirez kon hem lezen.

“Ergens in de loop van de dag,” zei Connelly. “De envelop zelf is pas ongeveer een uur geleden geopend.”

“Hoe wist de pers hier in vredesnaam van?” vroeg Ramirez.

“Omdat elke lokale nieuwszender er ook een kopie van kreeg.”

“Allemachtig,” zei Ramirez.

“Weten we wanneer de media een kopie kreeg?” vroeg Avery.

“Het werd iets meer dan een uur geleden via e-mail verzonden. We nemen aan dat het zo is dat het er op tijd zou zijn om het nieuws van elf uur te halen.”

“Van waar werd het ge-e-maild?” vroeg Avery.

“Oh, dat is het verpeste deel... Nou, één verpest deel,” zei O’Malley. “Het e-mailadres staat geregistreerd op een vrouw genaamd Mildred Spencer. Dat is een tweeënzeventigjarige weduwe die alleen het e-mailadres heeft om contact te houden met haar kleinkinderen. We hebben iemand die nu met haar praat, maar alles wijst erop dat haar account gehackt werd.”

“Kunnen we de hacker opsporen?” vroeg Avery.

“Niemand op het bureau heeft die vaardigheden. We hebben de rijkspolitie gebeld om het proberen te kraken.”

Ramirez was klaar met de brief en schoof hem terug naar het midden van de tafel. Avery trok hem opnieuw naar zich toe en bekeek hem nogmaals. Ze las hem niet opnieuw, maar bestudeerde hem gewoon: het papier, het handschrift, de vreemde plaatsing van de zinnen op het papier.

“Al eerste gedachten, Black?” vroeg Connelly.

“Een paar. Ten eerste, waar is de envelop waarin hij gekomen is?”

“Op mijn bureau. Finley, ga hem eens snel halen, wil je?”

Finley deed wat hem werd gevraagd terwijl Avery verder bleef kijken. Het handschrift was smetteloos, maar ook een beetje kinderachtig. Het leek erop dat iemand zich tot het uiterste had ingespannen om het te perfectioneren. Er waren ook enkele sleutelwoorden die haar vreemd voorkwamen.

“Wat nog meer?” vroeg Connelly.

“Wel, een paar dingen. Het feit dat hij ons een brief heeft gestuurd, maakt duidelijk dat hij wil dat we weten dat hij het is, zonder zijn identiteit te kennen. Dus hoewel het misschien niet per se een spel voor hem is, is het iets waar hij erkenning voor wil krijgen. Hij geniet ervan opgejaagd te worden. Hij wil dat we achter hem aan gaan.”

“Staan er aanwijzingen in?” vroeg O’Malley. “Ik heb hem minstens tien keer bekeken en ik zie niets.”

“Nou, de bewoording is op sommige plaatsen raar. De vermelding van rijp in een brief waarbij het enige andere concrete ding dat hij noemt, bloemen en planten zijn, lijkt vreemd. Ik denk dat het ook de moeite waard is om op te merken dat hij de woorden erotisch en minnaar gebruikte. Koppel dat met het feit dat het slachtoffer dat we vandaag hebben gevonden zo mooi was en er iets moet zijn. De vermelding van het hiernamaals en wedergeboorte is ook verontrustend. Maar we kunnen daar op een miljoen manieren mee omgaan totdat we meer weten.”

“Nog iets anders?” vroeg Ramirez met zijn gebruikelijke niet-zo-verborgen glimlach. Hij hield ervan haar bezig te zien. Ze probeerde dit in haar achterhoofd te houden toen ze verder ging.

“De manier waarop hij zijn regels verbreekt... Het is bijna als gefragmenteerde strofen van poëzie. De meeste andere brieven die ik ooit heb gezien in vroegere gevallen waarin de moordenaar contact opnam met de politie of de media, waren meestal in tekstblokken.”

“Hoe is dat een aanwijzing?” vroeg Connelly.

“Het is misschien niet zo,” zei Avery. “Ik laat gewoon mijn gedachten de vrije loop.”

Er werd op de deur geklopt. Connelly opende en Finley stapte binnen. Hij deed de deur achter zich dicht en deed ze op slot. Vervolgens legde hij de envelop voorzichtig op de tafel. Er was niets opmerkelijks aan. Het adres van het politiebureau was geschreven in hetzelfde zorgvuldig geoefende schrift als op de brief. Er was geen retouradres en een stempel in de linkerhoek. Het poststempel stond hoog op de envelop en vooral naar links, waardoor het stempel de randen raakten.

“Het kwam van postcode 02199,” zei O’Malley. “Maar dat betekent niets. De moordenaar kan kilometers buiten zijn gebied zijn gegaan om hem te versturen.”

“Dat is waar,” zei Avery. “En deze kerel lijkt te slim en vastberaden te zijn om ons via een postcode naar hem toe te leiden. Hij zal daarover hebben nagedacht. De postcode is een dood spoor, ik ben er zeker van.”

“Dus wat houdt dat voor ons in om verder te gaan?” Vroeg Finley.

“Wel,” zei Avery, “deze man lijkt bezig te zijn met koude, met ijs in het bijzonder. En niet alleen omdat dat is waar we het lichaam hebben gevonden. De brief staat er vol van. Hij lijkt erop gefixeerd te zijn. Dus ik vraag me af... kunnen we zoeken naar iets dat te maken heeft met ijs of de kou? Schaatsbanen, vleeshuizen, laboratoria, eender wat.”

“Weet je zeker dat de locatie niet opzettelijk is?” Vroeg Connelly. “Als hij bekend wil worden, was de postcode misschien een visitekaartje.”

“Nee, ik ben niet zeker. Helemaal niet. Maar als we een bedrijf of een andere organisatie kunnen vinden die zich bezighoudt met ijs of gewoon kunnen vinden wat koude te maken heeft met die postcode, zou ik daar misschien beginnen.”

“Oké,” zei Finley. “Moeten we de beveiligingsvideo’s controleren op de locaties van de postkantoren of dropboxes?”

“Hemel, nee,” zei Connelly. “Het zou een eeuwigheid duren en er is geen manier om te weten wanneer deze brief is verzonden.”

“We hebben een lijst nodig van die bedrijven en organisaties,” zei Avery. “Dat wordt de beste manier om te beginnen. Kan iemand iets zo direct uit zijn hoofd bedenken?”

Na enkele momenten van stilte slaakte Connelly een zucht. “Ik ken er niet meteen uit mijn hoofd,” zei hij. “Maar ik kan je binnen een halfuur een lijst geven. Finley, kun je dat verzoek doorgeven?”

“Tuurlijk,” zei Finley.

Toen hij weer uit de kamer was, trok Avery een wenkbrauw op in de richting van Connelly. “Is Finley een loopjongen nu?”

“Helemaal niet. Je bent niet de enige voor een promotie. Ik probeer hem meer te betrekken bij elk aspect van belangrijke zaken. En zoals je weet, denkt hij dat je over water loopt, dus ik geef hem een kans op deze zaak.”

 

“En waarom sluiten we ons op in de vergaderzaal?” vroeg ze.

“Omdat de pers erop zit. Ik wil geen risico nemen met afgeluisterde kamers of afgetapte telefoonlijnen.”

“Lijkt paranoïde,” zei Ramirez.

“Lijkt slim,” zei Connelly, een beetje venijnig.

Om een strijd tussen de twee te voorkomen, trok Avery de brief dichter naar zich. “Vind je het erg als ik deze brief nog eens bekijk terwijl we wachten op de resultaten?”

“Doe dat alsjeblieft. Ik zou veel liever hebben dat iemand op het bureau het uitzoekt voordat de media het allemaal over de tv blaast en een of ander sullig kind het in zijn kelder uitcijfert.”

“We moeten de forensische dienst inschakelen. Er moet een handschriftanalyse worden uitgevoerd. De envelop moet worden gecontroleerd op sporen: vingerafdrukken, stofdraden, eender wat.”

“Ze zijn op de hoogte gesteld en de brief gaat meteen naar hen toe zodra je klaar bent.”

“Het moet snel gedaan worden,” zei ze. “Ik weet dat je een grapje maakte over een kind in zijn kelder, maar het is een terechte bekommernis. En wanneer dit tot de sociale media doordringt, is het niet te zeggen wat voor soort ogen en geesten het zouden kunnen analyseren.”

Terwijl ze de brief van dichterbij begon te bekijken, kwam Finley terug in de zaal. “Dat was snel,” zei O’Malley.

“Welnu, het is zo dat een van de vrouwen bij verzending een vader heeft die in de buurt van het Prudential Center werkt. En dat is ook trouwens binnen de postcode 02199. Misschien gewoon toeval, maar je weet maar nooit. Hoe dan ook, haar man werkt in een technisch laboratorium. Ze zegt dat ze deze gekke experimenten met kwantummechanica en dat soort dingen doen. Een soort van afdeling van de technische school aan de universiteit van Boston.”

“Kwantummechanica?” vroeg O’Malley. “Dat past niet bij onze man, vind je niet?”

“Het hangt af van de experimenten,” zei Avery, meteen geïnteresseerd. “Ik weet niet veel over het vakgebied, maar ik weet wel dat er gebieden zijn in de kwantummechanica die te maken hebben met extreme temperaturen. Het heeft iets te maken met het vinden van de duurzaamheid en de centrale oorsprong van verschillende soorten materies.”

“Hoe weet je dat in vredesnaam allemaal?” vroeg Connelly.

Ze haalde haar schouders op. “Ik heb veel naar Discovery Channel op school gezien. Een deel ervan is blijven hangen, denk ik.”

“Wel het is het proberen waard,” zei Connelly. “Laten we wat informatie over het laboratorium krijgen en naar buiten gaan om met hen te praten.”

“Ik kan dat voor elkaar krijgen,” zei Avery.

“In de tussentijd,” zei Connelly, terwijl hij op zijn horloge keek, “gaat het avondnieuws live in ongeveer drie minuten. Laten we de tv opzetten en zien hoe de media deze zaak voor ons gaan verknoeien.”

Hij stormde de vergaderzaal uit met O’Malley op zijn hielen. Finley wierp Avery een verontschuldigende blik toe en volgde hen daarna. Ramirez keek naar de brief over Avery’s schouder en schudde met zijn hoofd.

“Denk je dat deze vent gestoord is of gewoon wil dat we dat denken dat hij dat is?” vroeg hij haar.

“Ik weet het nog niet zeker,” zei ze en las de cryptische brief opnieuw. “Maar ik weet wel dat dit lab de perfecte plek is om te beginnen.”

HOOFDSTUK ZEVEN

Esben Technologies was verborgen tussen andere normaal uitziende gebouwen op ongeveer twee kilometer afstand van het Prudential Center. Het blok bestond voornamelijk uit een rij van grijze vormloze gebouwen. Esben Technologies had het hoofdgebouw in gebruik en zag er precies zo uit als de omliggende gebouwen; het leek nauwelijks op een laboratorium.

Toen Avery met Ramirez naar binnen stapte, merkte ze op dat de lobby niet veel meer was dan een prachtige houten vloer, geaccentueerd door de ochtendzon die door een dakraam naar binnen stroomde. Een enorm bureau stond aan de verre muur. Aan de ene kant zat een vrouw te typen op een computer. Aan de andere kant schreef een andere vrouw iets op een of ander formulier. Toen Avery en Ramirez binnenkwamen, keek deze vrouw op en wierp hen een plichtmatige glimlach toe.

“Ik ben rechercheur Avery Black en dit is rechercheur Ramirez,” zei Avery toen ze de vrouw naderde. “We willen graag spreken met degene die hier de leiding heeft.”

“Wel, de leidinggevende van het hele gebouw woont in Colorado, maar de man die hier het gebouw runt, moet in zijn kantoor zijn.”

“Hij zal ons wel kunnen helpen,” zei Avery.

“Een ogenblik,” zei de receptioniste, die opstond en door een grote eiken deur aan de andere kant van de kamer liep.

Toen ze weg was, kwam Ramirez dichterbij Avery staan en hield zijn stem laag voor de andere vrouw die achter haar laptop aan het bureau bleef zitten.

“Wist je voor gisteren dat deze plek hier bestond?” vroeg hij.

“Ik had geen idee. Maar ik vermoed dat het lage profiel logisch is; technologiecentra die verbonden zijn met hogescholen, maar niet echt op de campus zitten, proberen over het algemeen een laag profiel te houden.”

“Meer Discovery Channel?” vroeg hij.

“Nee. Goed oud onderzoek.”

Iets minder dan een minuut verstreek voordat de vrouw terugkwam. Toen ze terugkwam, was er een man bij haar. Hij was gekleed in een overhemd en broek. Een lange witte jas die leek op het soort dat dokters vaak droegen, bedekte het allemaal. Hij had een bezorgde uitdrukking die leek te worden vergroot door de bril die hij droeg.

“Hallo,” zei hij, terwijl hij stapte in de richting van Avery en Ramirez. Hij stak zijn hand uit om te schudden en zei: “Ik ben Hal Bryson. Hoe kan ik u helpen?”

“Bent u de supervisor hier?” vroeg Avery.

“Min of meer. We zijn maar met vier die hier werken. We roteren zo’n beetje, maar ja, ik zie toe op de experimenten en de gegevens.”

“En wat voor soort werk wordt hier gedaan?” vroeg Avery.

“Heel veel,” zei Bryson. “Met het risico dat het veeleisend lijkt, als u me misschien kunt laten weten waarom u hier bent gekomen, kan ik waarschijnlijk wat preciezer zijn.”

Avery hield haar stem laag en wilde niet dat de vrouwen aan het bureau haar zouden horen. En aangezien het duidelijk was dat Bryson niet van plan was om hen mee te nemen tot voorbij de deur van de lobby, dacht ze dat ze gewoon het gesprek daar moesten hebben.

“We hebben te maken met een zaak waarin een verdachte interesse lijkt te hebben in ijs en koude temperaturen,” zei ze. “Hij stuurde gisteren een uitdagende brief naar het politiebureau. We proberen om te kijken of er misschien een soort van onderzoek is dat hier plaatsvindt dat ermee in verband kan worden gebracht. Het is een heel rare zaak, dus we beginnen met de enige aanwijzing die we echt hebben: de kou.”

“Ik begrijp het,” zei Bryson. “Wel, er vinden hier inderdaad enkele experimenten plaats waarbij het extreem koude temperaturen betreft. Ik kan u mee naar het lab nemen om het te laten zien, maar ik moet erop staan dat u volledig bent gedesinfecteerd en de juiste bescherming dragen.”

“Dat waardeer ik,” zei Avery. “En misschien nemen we je later wel op. Hopelijk hoeven we dat niet te doen. Kunt u ons de verkorte versie van sommige van deze tests vertellen?”

“Natuurlijk,” zei Bryson. Hij leek heel blij dat hij kon helpen en begon de dingen uit te leggen op de manier van een expressieve leraar, “Het grootste deel van de tests en het werk dat we hier doen en waarbij koude temperaturen betrokken zijn, gaat verder dan wat bekend staat als de kwantum backactie-grens. Die limiet is een temperatuur net boven het absolute nulpunt: ruwweg tienduizend keer kouder dan de temperaturen die u zou tegenkomen in het vacuüm van de ruimte.”

“En wat is het doel van dergelijk werk?” vroeg Avery.

“Om te helpen bij het onderzoek naar en de ontwikkeling van overgevoelige sensoren voor meer geavanceerd werk. Het is ook een goede manier om de structuur van bepaalde elementen te begrijpen en hoe ze reageren op zulke extreme temperaturen.”

“En je bent in staat om die temperaturen hier in dit gebouw te bereiken?” vroeg Ramirez.

“Nee, niet in onze laboratoria. We werken als een soort van dienstverleningsbedrijf voor het Nationaal Instituut van Standaarden en Technologie in Boulder. Maar we kunnen er hier wel relatief dichtbij komen.”

“En u zegt dat er maar vier zijn hier,” zei Avery. “Is dat altijd zo geweest?”

“Wel we waren met vijf tot ongeveer een jaar geleden. Een van mijn collega’s moest het opgeven. Hij begon hoofdpijn en andere gezondheidsproblemen te krijgen. Hij was gewoon niet goed.”

“Is hij uit eigen beweging vertrokken?” vroeg Avery.

“Ja.”

“En kunnen we zijn naam alstublieft krijgen?”

Een beetje bezorgd nu, zei Bryson: “Zijn naam was James Nguyen. Maar vergeef me alsjeblieft dat ik het zeg... Ik betwijfel ten zeerste of hij de man is die u zoekt. Hij was altijd heel aardig, beleefd... Een stille man. Een soort genie ook.”

“Ik waardeer uw openhartigheid,” zei Avery, “maar we moeten elke weg volgen die we vinden. Zou u toevallig weten hoe we met hem in contact kunnen komen?”

“Ja, ik kan die informatie voor u krijgen.”

“Wanneer sprak u voor het laatst met meneer Nguyen?”

“Het was tenminste... O, ik weet het niet... Acht maanden geleden zou ik zeggen. Gewoon een telefoontje om te kijken hoe het met hem ging.”

“En hoe was het met hem?”

“Goed, voor zover ik weet. Hij werkt nu als redacteur en onderzoeker voor een wetenschappelijk tijdschrift.”

“Bedankt voor uw tijd, meneer Bryson. Als u de contactgegevens van meneer Nguyen kunt geven, zou dat nuttig zijn.”

“Natuurlijk,” zei hij en hij zag er nogal bedroefd uit. “Een moment.”

Bryson liep naar de receptioniste achter de laptop en sprak zachtjes tegen haar. Ze knikte en begon iets nieuw te typen. Terwijl ze wachtten, stapte Ramirez opnieuw dichterbij Avery. Het was een vreemd gevoel; professioneel blijven wanneer hij zo dichtbij stond, was moeilijk.

“Kwantummechanica?” zei hij. “Vacuüm in de ruimte? Ik denk dat dit misschien buiten mijn bereik ligt.”

Ze glimlachte naar hem en vond het moeilijk om hem niet speels te kussen. Ze deed haar best om gefocust te blijven, want Bryson begon terug naar hen toe te komen met een afgedrukt papier in zijn hand.

“Het is ook buiten mijn bereik,” fluisterde ze tegen Ramirez, terwijl ze hem nog snel toelachte. “Maar ik vind het zeker niet erg om naar de oppervlakte te zwemmen.”

***

Op sommige dagen was Avery nogal verbaasd over hoe vloeiend en soepel de dingen leken te gaan. Bryson had hen het telefoonnummer, e-mailadres en het fysieke adres van James Nguyen gegeven. Avery had Nguyen gebeld en niet alleen had hij geantwoord, maar hij had hen ook bij hem thuis uitgenodigd. Hij leek er nogal blij mee om dat te doen.

Dus toen zij en Ramirez veertig minuten later naar zijn voordeur liepen, kon Avery niet anders dan het gevoel krijgen dan dat ze hun tijd zouden verspillen. Nguyen woonde in een prachtig huis van twee verdiepingen in Beacon Hill. Blijkbaar had zijn carrière in de wetenschap zijn vruchten afgeworpen. Soms merkte Avery dat ze ontzag had voor mensen met wiskundige en wetenschappelijke geesten. Ze vond het heerlijk om teksten van hen te lezen of gewoon naar hen te luisteren (een van de redenen waarom ze ooit zo aangetrokken was door dingen als het Discovery Channel en de wetenschappelijke tijdschriften die ze soms doorzocht in de bibliotheek van de universiteit).

Op de veranda klopte Ramirez op de deur. Het duurde niet lang voordat Nguyen opende. Hij leek ongeveer achter in de vijftig te zijn. Hij was gekleed in een Celtics T-shirt en een short. Hij zag er ongedwongen, kalm en bijna gelukkig uit.

Omdat ze zichzelf al aan de telefoon hadden voorgesteld, nodigde Nguyen hen uit. Ze gingen een ruime hal binnen die leidde naar een grote woonkamer. Het bleek dat Nguyen zich op hen had voorbereid; hij had bagels en kopjes koffie gezet op wat leek een erg dure salontafel.

“Alstublieft, ga zitten,” zei Nguyen.

Avery en Ramirez gingen op de bank zitten tegenover de salontafel terwijl Nguyen tegenover hen in een leunstoel ging zitten.

“Bedien uzelf,” zei Nguyen en gebaarde naar de koffie en de bagels. “Zo, wat kan ik voor u doen?”

“Nou, zoals ik aan de telefoon zei,” zei Avery, “we spraken met Hal Bryson en hij vertelde ons dat u moest vertrekken van uw werk bij Esben Technologies. Kunt u ons daar iets over vertellen?”

 

“Ja. Helaas stopte ik te veel tijd en energie in mijn werk. Ik begon dubbel te zien en hoofdpijn te krijgen. Ik werkte tot zesentachtig uur per week gedurende een periode van ongeveer zeven of acht maanden aan een stuk. Ik raakte gewoon geobsedeerd door mijn werk.”

“Met welk aspect van het werk, precies?” vroeg Avery.

“Als ik terugkijk, kan ik het je eerlijk gezegd niet zeggen,” zei hij. “Het was gewoon om te weten omdat we zo dicht kwamen bij het creëren van temperaturen, die konden nabootsen wat iemand in de ruimte zou kunnen voelen. Om manieren te vinden om elementen te manipuleren met temperaturen... Er is iets goddelijk aan. Het kan verslavend werken. Ik wist dit gewoon niet totdat het te laat was.”

Zijn obsessie met zijn werk past zeker in de beschrijving van degene die we zoeken, dacht Avery. Toch was ze er vrijwel zeker van dat Bryson gelijk had gehad, nadat ze ongeveer twee minuten met Nguyen had gesproken. Er was geen manier waarop Nguyen erachter zat.

“Waaraan werkte u precies toen u bent opgestapt?” vroeg Avery.

“Het is vrij ingewikkeld,” zei hij. “En sindsdien ben ik er verder mee gegaan. Maar in wezen was ik bezig om de overtollige warmte kwijt te raken die wordt veroorzaakt wanneer atomen hun kracht verliezen tijdens het koelproces. Ik was aan het sleutelen aan kwantumeenheden van trillingen en fotonen. Nu, zoals ik het begrijp, is het geperfectioneerd door onze mensen in Boulder. Maar in die tijd werkte ik mezelf gek!”

"Doet u nog steeds iets buiten het werk dat u doet voor het tijdschrift en dingen met het college?” vroeg ze.

“Ik knoei hier en daar wat,” zei hij. “Maar het zijn gewoon dingen hier thuis. Ik heb mijn eigen kleine privélab in een huurruimte een paar straten verderop. Maar het is niets speciaal. Wilt u het zien?”

Avery kon zien dat ze niet werden afgezet of valselijk enthousiast werden gemaakt. Nguyen was duidelijk erg gepassioneerd over het werk dat hij deed. En hoe meer hij sprak over wat hij ooit had gedaan, hoe dieper ze zich in een wereld van kwantummechanica groeven, iets dat een wereld verwijderd was van een doorgedraaide moordenaar die een lichaam in een ijskoude rivier dumpte.

Avery en Ramirez deelden een blik, die Avery eindigde met een knikje. “Welnu, meneer Nguyen,” zeiden ze, "we waarderen uw tijd echt. Laat me u nog één vraag stellen: tijdens de tijd dat u in het lab werkte, hebt u dan ooit iemand gekend, collega’s, studenten, eender wie, die u als excentriek of een beetje raar zou beschrijven?”

Nguyen nam even de tijd om hierover na te denken, maar schudde toen zijn hoofd. “Niemand die ik kan bedenken. Maar nogmaals, wij wetenschappers zijn allemaal een beetje excentriek als je er helemaal voor gaat. Maar als er iemand in mijn hoofd opkomt, laat ik het u weten.”

“Bedankt.”

“En als u van gedachten verandert en denkt dat u mijn lab wilt zien, laat het me dan maar weten.”

Gepassioneerd over zijn werk en eenzaam, dacht Avery. Verdorie... zo was ik ook tot een paar maanden geleden.

Ze zag het. En daarom accepteerde ze het visitekaartje van Nguyen graag toen hij het haar bij de deur aanbood. Hij deed de deur dicht toen Avery en Ramirez de veranda afliepen terug naar hun auto.

“Heb je één enkel woord begrepen van wat die vent zei?” vroeg Ramirez.

“Heel weinig,” zei ze.

Maar de waarheid was dat hij een ding had gezegd dat nog steeds in haar hoofd zat. Het deed haar niet denken dat Nguyen het verdere onderzoek waard was, maar het gaf haar wel een nieuw inzicht in hoe ze over hun moordenaar moesten nadenken.

Om manieren te vinden om elementen te manipuleren met temperaturen, had Nguyen gezegd. Er is iets goddelijk aan.

Misschien is onze moordenaar bezig met een of andere goddelijke fantasie, dacht ze. En als hij denkt dat hij goddelijk is, kan hij gevaarlijker zijn dan we denken.

Sie haben die kostenlose Leseprobe beendet. Möchten Sie mehr lesen?