Bijna Verloren

Text
Aus der Reihe: De Au Pair #2
0
Kritiken
Leseprobe
Als gelesen kennzeichnen
Wie Sie das Buch nach dem Kauf lesen
Schriftart:Kleiner AaGrößer Aa

‘Ik wens je een heel goede nachtrust’, zei hij, toen ze bij haar kamer aangekomen waren.

Hij legde zijn hand losjes op haar heup en ze zag even alleen zijn volle, zinnelijke lippen, omzoomd door een zweem van stoppels. Toen raakten zijn lippen de hare, heel even en heel licht. Hij liet haar weer los en wenste haar op fluistertoon welterusten. Cassie keek hem na tot hij zijn slaapkamerdeur achter zich dichtgedaan had. Ze controleerde even of het bedlampje bij Madison uit was en liep toen terug naar haar eigen kamer, met een gevoel alsof ze zweefde.

Ze bedacht met een schok dat ze de winkeldiefstal nog niet gerapporteerd had. Daartoe had ze de kans niet gehad. De avond had volkomen onverwacht een geheel andere wending genomen en haar verbouwereerd – en hoopvol tegelijk – achtergelaten. Dat nachtkusje gaf haar het gevoel dat zich een deur geopend had. Ze had een glimp opgevangen van wat zich daarachter bevond – de stralende morgen van een gouden toekomst.

Was het een vriendschappelijk nachtkusje geweest? Of had hij er iets meer mee bedoeld? Wie zou het zeggen? Ze wist het niet zeker, maar had het gevoel dat het wel degelijk meer was. De onzekerheid maakte haar nerveus, en opgewonden tegelijk, in de goede zin van het woord. Terug op haar kamer bekeek ze de sms’jes die binnengekomen waren. Ze zag dat er eentje van Renée bijzat.

‘De vrouw zei dat ze in een telefooncel stond. Dus geen nummer, nee. Maar, als ze weer belt, zal ik haar naam vragen.’

Toen ze de tekst nog eens doorlas, viel Cassie opeens wat in. Die mysterieuze dame had vanuit een telefooncel staan bellen, bang zich kenbaar te maken, en was in contact getreden met een ex-klasgenote van Cassie, een van de weinige vriendinnen die nog in hun oude woonplaats woonde? Cassies vader woonde allang niet meer in de plaats waar ze opgegroeid waren. Hij was diverse keren verhuisd, van baan veranderd, van vriendin, en ook van telefoon, als hij die weer eens met zijn dronken kop kwijt was. Ze had in tijden geen contact meer met hem gehad en wilde hem trouwens ook niet meer zien. Hij kwam op jaren, zijn gezondheid was naar de maan en hij kreeg eindelijk zijn trekken thuis. Maar, dat hield ook in dat hij niet meer te bereiken was, bijvoorbeeld voor familie die naar hem zocht. Zijzelf zou ook niet weten waar hij nu uithing.

Er was een kleine kans – eentje die almaar groter leek, naarmate ze er langer over nadacht – dat die beller haar zus Jacqui geweest was, die er alles aan deed om Cassie op het spoor te komen. Een ex-klasgenote moest wel het enige aanknopingspunt zijn, als ze niets op sociale media deed. En ze wist dat Jacqui zich daar verre van hield. Cassie had haar dikwijls proberen te vinden, wanneer ze tijd had gehad, in de hoop dat haar speurwerk iets zou opleveren. Ze kreeg een rilling bij de gedachte dat het Jacqui kon zijn, die gebeld had. Het betekende trouwens niet dat het Jacqui naar den vleze ging. Maar dat had Cassie steeds geweten. Als ze op haar pootjes terechtgekomen was, en een vaste baan en een appartement gevonden had, dan was ze lang geleden al met Cassie in contact getreden.

Wanneer Cassie aan Jacqui dacht, dacht ze aan onbestendigheid, aan bestaansonzekerheid. Ze stelde zich voor hoe het was, een leven op het scherpst van de snede – tussen geld en armoe, drugs en ontwenning, vrienden en parasieten. Hoe slechter het haar verging, hoe moeilijker het voor Jacqui was contact te zoeken met de familie die ze in de steek gelaten had. Lieten haar omstandigheden het niet toe of schaamde ze zich voor de staat waarin ze verkeerde? Misschien was ze almaar onderweg of bleef ze liever onder de radar; stoned als een garnaal of bedelend om voedsel. Wie zou het zeggen? Cassie besloot op haar gevoel af te gaan en het risico te nemen. Dit kon immers Jacqui zijn, die contact met haar zocht. Haastig, in de wetenschap dat Ryan elk moment de wifi kon uitzetten, tekstte ze Renée.

‘Het zou mijn zus kunnen zijn. Als ze weer belt, geef haar dan alsjeblieft mijn nummer.’

Ze hoopte dat haar voorgevoel haar niet in de steek liet. Cassie sloot haar ogen, in het besef dat ze er werkelijk alles aan gedaan had om het contact te herstellen met het enige familielid voor wie ze nog warme gevoelens koesterde.

HOOFDSTUK ACHT

De volgende morgen was het een gekkenhuis. Terwijl ze de kinderen kleedde voor school, bleken er onderdelen van het schooluniform zoek, schoenen niet gepoetst en sokken ongelijk. Cassie rende van hot naar her, terwijl de kinderen tussen de bedrijven door het ontbijt naar binnen werkten. Daarna hielpen ze mee met zoeken naar de ontbrekende schoolbenodigdheden, die het weekend gebruikt leken te hebben om naar een parallel universum te migreren.

‘Ik kan mijn badge niet vinden!’ zuchtte Madison, terwijl ze haar blazer aantrok.

‘Hoe ziet zo’n ding eruit?’ vroeg Cassie ontmoedigd.

Ze had heel even de illusie gehad dat alles in kannen en kruiken was.

‘Rond en gifgroen. Zonder kan ik echt niet naar school. Ik was vorige week klasse-oudste en vandaag krijgt iemand anders ’m.’

In paniek tijgerde Cassie de hele bovenverdieping over, te beginnen in Madisons kamer. Ze vond de badge terug op de vloer van de wc. Nadat die crisis bezworen was, brulde Dylan dat zijn etui van de aardbodem verdwenen was. Pas toen ze de deur al uit waren, vond Cassie het ding tussen de wand en Broer Benjamins kooi. Ze sprintte naar de bushalte, waar beide kinderen gelukkig nog stonden te wachten. Toen de schoolbus met de beide boefjes aan boord uit het zicht verdwenen was, slaakte ze een zucht van verlichting en kon ze de herinneringen aan de gebeurtenissen van de vorige avond eindelijk de vrije loop laten. Onder het schoonmaken speelde ze de film diverse malen terug. Hij had met haar geflirt. Daar was ze zeker van. De wijze waarop hij haar had aangeraakt, haar hand gepakt, gevraagd of ze een vriend had. Dat kon op zich een onschuldige vraag zijn geweest, maar je moest het zien in de context – in samenhang met wat hij verder nog gezegd had. ‘Het zou niet correct zijn zoiets niet even te verifiëren.’

Dat was toch alleszeggend? Hij had geïnformeerd of er nog andere kapers op de kust waren. En dat kusje. Ze sloot de ogen terwijl ze eraan terugdacht, en voelde de warmte diep vanbinnen. Het was zo onverwacht geweest, zo… geweldig! Het was onschuldig genoeg, maar toch met een vleugje belofte. Tsja, zeg het maar! Ze voelde zich onzeker – dat was waar – maar het was een zalige onzekerheid.

De ochtend vloog om en Cassie besloot dat zij de avondmaaltijd deze keer zou bereiden, aangezien Ryan gezegd had laat thuis te zullen komen. Haar culinaire repertoire was vrij beperkt, maar er was een plank vol met kookboeken. Cassie koos er een met de titel Koken voor het hele gezin. Ze had klakkeloos aangenomen dat het een van Ryans boeken was, doch vond helemaal voorin een handgeschreven opdracht – Een heel fijne verjaardag, Trish. Dus dit was een van de boeken van de gewezen echtgenote, cadeau gedaan door een vriend – eentje die er niet van op de hoogte was dat het Ryan was die het koken voor zijn rekening nam. Afijn, ze had het boek niet meegenomen toen ze wegging.

Cassies gemijmer werd onderbroken toen er hard op de deur geklopt werd. Ze haastte zich naar de vestibule. Een in zwart leer gehulde man stond op de stoep. Zijn motorfiets stond geparkeerd, zag ze. Zodra Cassie opendeed, stapte de man astrant naar voren, zonder het geringste respect voor haar persoonlijke ruimte. Hij was groot, breedgeschouderd, met kortgeknipt haar en een snor, en agressief in houding, gebaar en wijze waarop hij op haar neerkeek. Ze deed onwillekeurig een stap terug. Ze wou dat ze de ketting op de deur had gedaan alvorens open te doen, maar ze had het niet nodig geacht in dit zo kleine, zo knusse dorp.

‘Is dit het huis van de familie Ellis?’

‘Ja’, antwoordde ze bijna vragend, terwijl ze zich afvroeg waarom het in hemelsnaam ging.

‘Meneer Ryan thuis?’

‘Nee, hij is aan het werk. Kan ik u misschien van dienst zijn?’

Cassie was innerlijk doodsbenauwd. Bij nader inzien had ze misschien beter kunnen zeggen dat Ryan elk ogenblik kon komen binnenvallen. Ze had geen idee wie de man was. Hij deed maar meteen of hij hier thuis was. Dat was niet de manier waarop een besteldienst te werk ging.

‘En u bent?’ vroeg de man met een grimas die in de verte wel iets weghad van een glimlach.

Hij leunde met een hand tegen de bovenkant van de deurpost.

‘Ik ben de au pair’, rechtvaardigde Cassie haar aanwezigheid.

Ze had er even niet aan gedacht dat ze zich ‘een vriend van de familie’ had moeten noemen.

‘Aha, hij heeft u ingehuurd? Een betaalde kracht dus? Waar komt u vandaan? De VS?’

Cassie was met stomheid geslagen. Ze was hier in het geheel niet op voorbereid geweest en moest meteen denken aan de uitgewezen serveerster, waarover de theehuishoudster het had. Cassie gaf geen antwoord, maar vroeg opnieuw waarmee ze hem van dienst kon zijn. Ze hoopte maar, dat hij niet kon zien hoe vreselijk bang ze was.

‘Ik heb een expresbrief voor de heer Ryan Ellis.’

De man overhandigde haar een grote, officieel uitziende envelop met Ryans met de hand geschreven naam en adres erop. Ze legde het op het tafeltje in de hal. De man gaf haar een klembord en wees waar ze diende te tekenen voor ontvangst.

‘Hier. Uw volledige naam, het tijdstip van aflevering en uw telefoonnummer.’

Bij nader inzien ging het dus toch gewoon om een bestelling? Cassie voelde zich opgelucht, maar zou zich pas weer veilig voelen wanneer de deur achter die engerd in het slot viel.

‘En uw paspoort, alstublieft.’

‘Mijn wat?’

Vol afschuw keek ze hem aan.

‘Ik moet daar een foto van maken. Als u het niet erg vindt.’

Zijn toon verried dat het hem geen moer interesseerde of ze het erg vond of niet. Hij leunde tegen de muur en keek op zijn horloge. Cassie was volledig van haar stuk. Wat was dit allemaal? Ze was bang dat het een campagne tegen illegale werknemers was. Ze kon moeilijk zeggen dat hij kon opzouten, ofschoon ze dat het liefst zou doen. Was een paspoort fotograferen überhaupt wettig? Of was het een schending van haar rechten? Het voelde als een intimidatiepoging, maar ze kon zo gauw geen uitweg uit de situatie bedenken, zonder in meer moeilijkheden te verzeilen.

 

‘Kunt u even buiten wachten, alstublieft, terwijl ik het ga halen?’

Hij nam er ruimschoots de tijd voor, maar verhuisde uiteindelijk toch naar de stoep. Daar vouwde hij de armen en bleef haar uitdagend staan aankijken, met die spotlach op zijn tronie. Cassie sloot de deur en bad dat ze niet meer zou hoeven opendoen. Ze draafde naar haar kamer om haar paspoort te gaan halen met het incriminerende bezoekersvisum erin. Even later deed ze de deur weer open en overhandigde hem het document.

De kerel had inmiddels een sigaret opgestoken. Die hield hij tussen zijn lippen geklemd, terwijl hij met zijn mobieltje in de aanslag door het document bladerde. Ze hoorde het apparaat diverse keren klikken. Waren dat niet meer kiekjes dan nodig? Toen gaf hij het paspoort terug en haalde de sigaret uit zijn mond.

‘Oké, dat was het. Vertel meneer Ryan Ellis maar, dat ik terugkom als hij geen gehoor geeft aan de oproep.’

Hij nam zijn sigaret tussen duim en wijsvinger en schoot haar weg. Toen draaide hij zich om en besteeg zijn motorfiets. De motor brulde en… weg was hij. Cassie liet zich op haar knieën vallen om de brandende peuk op te rapen en in het natte gras te doven. Toen nam ze de viezigheid mee naar de afvalemmer in de keuken, terwijl ze nog beefde als een espenblad. Wat had dat in vredesnaam allemaal te betekenen gehad? Ze bekeek de envelop van alle kanten en hield haar tegen het licht. Ze slaagde er niet in de geringste vingerwijzing te ontdekken omtrent de identiteit van de afzender. Er zat niets anders op dan te wachten tot Ryan thuiskwam. Cassie vreesde dat haar aanwezigheid, zonder een geldige werkvergunning, Ryan in grote problemen kon brengen.

HOOFDSTUK NEGEN

Toen het tijd was de kinderen op te halen, zette Cassie haar zorgen opzij en trok een vrolijk gezicht. Ze besefte dat ze door de scheiding tussen hun ouders al genoeg op hun bordje hadden, om niet ook nog eens met haar problemen opgezadeld te worden. Ze stonden allebei te wachten voor het hek van het schoolplein. En met name Madison was ogenschijnlijk blij haar te zien. Op de idyllische rit naar huis praatte ze honderduit over de lessen van die dag. Dat ze doodsaai waren, dat wiskunde veel te moeilijk werd en dat de sportles de dag gered had met een hartstikke gave crosscountryhardloopwedstrijd. Cassie merkte dat ze aldoor zat te glimlachen. De levendige commentaren waren een aangename afleiding.

De kinderen maakten korte metten met de sandwiches die ze klaargemaakt had, en verlieten daarna de keuken omdat ze van alles en nog wat te doen hadden. Ze ruimde op en trachtte zich daarna te richten op de bereiding van het diner en niet te denken aan wat het couvert op het haltafeltje bevatte of aan Ryans reactie daarop wanneer hij thuiskwam. Het drong eensklaps tot haar door dat het huis wel erg stil was.

‘Dylan? Madison?’

Er kwam geen antwoord. Ze werd overmand door het haar zo vertrouwde gevoel van de klamme hand die zich rond haar maag sloot. Ze stormde de trap op. Daarboven waren ze niet. Ze speerde de trap weer af en de tuin in. Ze merkte dat de koude wind van eerder was gaan liggen. Dylan, in zijn spijkerbroek en rode parka, stond aan de andere kant van het aflopende grasveld bovenop de klif die uitzicht bood over de oceaan. Hij stond met de rug naar de zee en was druk met zijn mobieltje. Van Cassies standpunt uit leek het of hij op de rand stond. Een balustrade was er niet tussen hem en het zwarte water aan de voet van de steile klifwand.

‘Dylan, wil je daar weleens onmiddellijk weggaan!’

Hij keek verbaasd op.

‘Wanneer je staat te teksten,’ legde ze uit, ‘ga dan wat verder van de rand af staan. Je kunt vallen wanneer je afgeleid wordt door je telefoon. Zandsteen breekt gemakkelijk af, snap je.’

‘Oh, oké.’

Hij deed een stapje naar voren.

‘Waar is Madison?’

Hij haalde zijn schouders op.

‘Dat weet ik niet. Ik ben hier net en sta met iemand te teksten.’

Dylan richtte zijn aandacht opnieuw op zijn telefoon.

Maar Cassie kreeg iets in het oog. Ze kwam dichterbij om te kijken wat het was. Een roze gymschoen lag in het gras op de rand van de klif. Waar was de andere? En, waar was Madison?

De paniek greep Cassie zo hardhandig bij de strot dat ze geen lucht meer kreeg. Ze snelde naar de klifrand. Daar aangekomen dwong ze zichzelf een tel na te denken teneinde haar gedachten te ordenen en zich ervan te vergewissen dat de zandsteen onder haar voeten haar gewicht hield. Want, als ze weer een flashback kreeg naar wat zich in Frankrijk afgespeeld had, dan was er nu niet iemand om haar vast te houden. Voorzichtig gluurde ze over het randje. Ver beneden haar, op de rotsen, zag ze een roze stipje. Ze kneep haar ogen tot spleetjes en zag tot haar ontzetting dat het de andere schoen betrof.

‘Madison!’ gilde ze, zo hard dat Dylan geschrokken opkeek van zijn telefoon.

‘Madison, waar ben je?’

De paniek wilde haar greep niet lossen. Integendeel. Ze wankelde een paar stapjes terug, weg van de duizelig makende steilte.

‘Dylan, ze is daar beneden. Ik kan haar schoen zien liggen. Ze moet gevallen zijn.’

Ze sloeg haar handen voor de mond om haar snikken te smoren. Zelfverwijt overmande haar. Ze was zo bezig geweest met andere dingen dat ze niet opgelet had waar de kinderen waren. Ze had onachtzaam en onverantwoordelijk gehandeld. Ze had haar aandacht gewijd aan bijzaken in plaats van aan de zorg om de kinderen. En nu was het leed geschied. Was Madison gevallen? Was er ruzie geweest en had Dylan haar geduwd? Had ze te dicht bij de afgrond acrobatische toeren uitgehaald? Cassie was ziek van angst en ze vroeg zich af of ze het ongeluk had kunnen voorkomen wanneer ze de moeite genomen had eerder naar hen te komen zoeken.

‘Kunnen we daar komen, daar beneden?’

Cassie schreeuwde de vraag, met overslaande stem, en ze vroeg zich op hetzelfde moment af, of ze alarm moest slaan. En, zo ja, hoe en bij wie? Was er een kans dat ze de val overleefd had? De rotsen zagen er grillig en puntig uit. En Madison moest door het water naar zee zijn gesleurd, want er was geen teken van haar, behalve dan dat gruwelijke beeld van die eenzame schoen.

In een flits drong het tot Cassie door dat het gevoel van geborgenheid dat ze bij dit gezin gevonden had, slechts een vliesdun velletje was geweest over de diepe wonden in haar ziel, die eeuwig zouden blijven dooretteren en bij het minste of geringste openbarsten. Al wie ogen had, kon nu maar zien wat ze in werkelijkheid was – niets meer en niets minder dan een wandelende open wond. Hoe had ze ooit kunnen denken dat zij geschikt zou zijn om op kinderen te passen? Ze was incompetent en verdorven. En haar psychologische rugzak zou roet in het eten blijven gooien, zodra ze een succes in haar leven najoeg.

‘Dylan, vlug. Geef me je telefoon. Wat is het alarmnummer hier?’

Dylan begon te grinniken. Ze staarde hem aan. Moest ze ook al aan zijn mentale gezondheid gaan twijfelen? Toen volgde Cassie zijn blik en zag Madison de garage uit komen, met oude kranten in haar handen. Na enkele passen fronste Maddie haar wenkbrauwen tot vraagtekens.

‘Waar zijn mijn schoenen gebleven?’

Cassie moest tot tien tellen voor ze zichzelf weer een beetje in bedwang had. Toen richtte ze zich betrekkelijk kalm tot Dylan.

‘Zeg, wat gebeurt hier eigenlijk?’

Dylan negeerde Cassies vraag en wendde zich grinnikend tot Madison.

‘Ik heb ze weggehaald en verstopt. Maar een ervan is per ongeluk naar beneden gekukeld.’

‘Wat zeg je? Gevallen? Dylan, dat zijn mijn lievelingsgympen! Ga hem halen, nu!’

‘Hij kan niet…’ begon Cassie.

Maar Dylan negeerde haar opnieuw.

‘Wind je niet op. Hij ligt op de rotsen. Het is uitgaand tij. Met een halfuur haal ik hem op.’

En eindelijk richtte hij zich tot Cassie.

‘Er loopt een pad naar beneden.’

‘Waarom heb je dat nou gedaan?’ Madison was ziedend. ‘Ik had ze net gewassen. Straks moet ik die schoen opnieuw wassen.’

Het begon Cassie te dagen. De gymschoenen waren vies geworden van de crosscountryloop op school. Maddie had ze net gewassen en was papier gaan halen om ze in vorm te brengen en sneller te laten drogen.

‘Het was een geintje. Het was niet de bedoeling dat er een zou vallen.’

Cassie schraapte de keel.

‘Madison had kunnen vallen, wanneer ze die ene schoen op die plek had teruggevonden. Jijzelf had ook kunnen vallen, toen je ze daar neerzette. Dat was niet erg nadenkend van je, Dylan, en bovendien niet erg lief.’

Hij monsterde haar schamper.

‘Geen van ons beiden heeft anders last van hoogtevrees.’

De woorden raakten Cassie als een klap in het gezicht. Dylan wist dus wat er zaterdagmiddag op de veranda voorgevallen was! De smalende wijze waarop hij de opmerking gemaakt had, sprak boekdelen. Hij had mogelijk in de kamer gezeten, toen het gebeurde, en precies gezien wat zich op de veranda afspeelde. Nu gebruikte hij expres het woord hoogtevrees, om haar te laten voelen dat hij op de… eh, hoogte was van haar vrees. En dat betekende tegelijk, dat zijn gedrag vanuit een geheel andere invalshoek bekeken kon worden. Ze begon te vermoeden dat het gedoe met de schoenen een wraakneming was. Dylan probeerde zijn zusje terug te pakken voor iets. En ze wist zeker, dat het met dat akkefietje van gisteren te maken had. Maddie had hem bekritiseerd en beschuldigd van diefstal. Op het moment zelf had hij nauwelijks emotie getoond, maar de woorden moesten hem diep geraakt hebben. En vandaag… Wel, wraak is een zoete schotel die men koud opdient. En hoewel hij er niet op gerekend had, dat Cassie aan zou komen stormen en met de snelheid van het licht allerlei wonderlijke gevolgtrekkingen zou gaan lopen trekken, was hij er ook niet rouwig om geweest – twee vliegen in één klap.

Ze voelde de woede als een vloedgolf in haar binnenste opwellen – ze ging hem vermoorden! Ze zou tegen hem tekeergaan als een duivelin, hem uitmaken voor al wat mooi en niet mooi was, hem kwetsen met al wat er nodig was om door dat harnas van onverschilligheid heen te breken. Krijgen zou ze hem, de verwaande kwast, en hem laten voelen wat zij nu voelde. Ze stond op het punt van losbarsten en ze zag aan zijn scheve blik dat hij niets anders verwachtte. Maar op het allerlaatste moment aarzelde ze. Ging ze daar een potje staan schelden en schreeuwen, omdat ze kwaad op hem was? Of was ze in feite boos op zichzelf, omdat ze zich had laten afleiden van haar hoofdtaak als au pair? Het zou onredelijk van haar zijn als ze Dylan liet opdraaien voor haar eigen nalatigheid. Zeker, Dylans gedrag was laakbaar, en een beetje unheimisch, maar het had niets venijnigs. Het was een ongepaste grap geweest, oké, maar… in feite was dat alles. Het was Dylans modus operandi om te laten zien hoe uitgekookt hij was, en tevens, dat hij niet van steen was. Dat laatste wierp ook een ander licht op de woorden die aanvankelijk nogal defensief, en zelfs een beetje dreigend geklonken hadden. ‘Je bent voor me of je bent tegen me.’ Inderdaad, hij was niet van steen. In plaats van woedend klonk ze kalm, toen ze tegen hem sprak.

‘Geen probleem, vent. Ik loop straks met je mee naar beneden wanneer het water lager staat, teneinde die gymp van de verdrinkingsdood te redden. Afgesproken?’

Dylan stond met de mond vol tanden, alsof hij beslist geen rekening gehouden had met een dergelijke ontknoping en er volledig door van zijn stuk was.

‘Afgesproken’, klonk het na een lange pauze, nog ongelovig.

Maar Cassie vierde Dylans verbluftheid als een overwinning – een overwinning op zichzelf. Ze was er plots heel zeker van dat ze op de goede weg was.

*

Het pad dat naar zeeniveau leidde, begon een paar honderd meter verderop, op een plaats waar de bergwand minder steil was. Cassie was ook meegegaan omdat ze er rekening mee gehouden had dat het te gevaarlijk kon zijn voor Dylan alleen. Maar hoewel het steil en stenig was, wierp het meanderende pad geen gevaren op. Beneden aangekomen op het drooggevallen rotsstrand, gingen ze achter elkaar lopen.

‘Bij hoogtij staat het hier helemaal onder water’, riep Dylan tegen haar. ‘De golven breken dan in feite niet eerder dan tegen de klifwand.’

Het was waterkoud hier beneden en de vlagen spray van de zee kwamen steeds onverhoeds, maar waren heerlijk verfrissend. Ze vermoedde dat men op een dag met veel wind, in een mum van tijd doorweekt zou zijn door hier te lopen, over het smalle strand.

 

‘Daar is de gymp al.’

De gymschoen lag op een rots en Dylan slalomde behoedzaam tussen de puntige stenen door om hem te gaan halen. Hij gaf hem aan Cassie en ze gingen gauw terug. Cassie zag dat het weer verslechterde en ze was blij dat de schoen meteen boven water was. De middag versomberde snel met donkere wolken en de noordenwind haalde opnieuw aan.

Madison bleek op haar kamer te zitten en legde een puzzel op een dienblad. Dylan liet zich in de woonkamer met een boek in de zitzak in de hoek vallen. Cassie vulde beide schoenen met krantenpapier en zette ze bij de radiator in het washok. Daarna ging ze naar de keuken en nam zich voor, haar gedachten niet weer te laten afdwalen. Als ze even niet met iets bezig was, spitste ze haar oren of ze geluiden opving die erop duidden dat Dylan of Madison haar nodig hadden. Toen ze de sleutel in de voordeur hoorde, juichte haar hart instinctief. Hé, het was pas halfdrie. Ze hoopte dat er niets ernstigs was. Ze liep op een drafje de keuken uit om Ryan te begroeten.

Ze stopte verrast. Een jonge vrouw met lichtroze haar was binnengekomen en duwde de deur in het slot. Ze draaide zich om, zag Cassie en keek net zo verrast als zij.

‘Hé, wie ben jij?’

Sie haben die kostenlose Leseprobe beendet. Möchten Sie mehr lesen?