Een Requiem Voor Prinsen

Text
Leseprobe
Als gelesen kennzeichnen
Wie Sie das Buch nach dem Kauf lesen
Een Requiem Voor Prinsen
Schriftart:Kleiner AaGrößer Aa

EEN REQUIEM VOOR PRINSEN

(EEN TROON VOOR ZUSTERS – BOEK 4)

MORGAN RICE

Morgan Rice

Morgan Rice is de #1 bestverkopende en USA Today bestverkopende auteur van de epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit zeventien boeken; van de #1 bestverkopende serie DE VAMPIERVERSLAGEN, die bestaat uit twaalf boeken; van de #1 bestverkopende serie DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit twee boeken; en van de epische fantasy serie KONINGEN EN TOVENAARS, die bestaat uit zes boeken; en van de nieuwe epische fantasy serie OVER KRONEN EN GLORIE. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.

Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app te downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!

Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice

“Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van DE TOVENAARSRING serie, dan had je het mis. Met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN komt Morgan Rice wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos

“Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer.”

--The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken)

“Een fantasy waarbij elementen van mysterie en intriges in de verhaallijn zijn verweven. Een Zoektocht van Helden draait om moed en om het besef dat een levensdoel leidt tot groei, volwassenheid, en excellentie… Voor degenen die op zoek zijn naar stevige fantasy avonturen bieden de protagonisten en de actie een krachtige verzamelingen ontmoetingen die zich richten op Thors evolutie van een dromerig kind naar een jonge volwassene, met onmogelijke overlevingskansen… Het begin van een veelbelovende epische tienerserie.”

--Midwest Book Review (D. Donovan, eBook Reviewer)

“DE TOVENAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien, en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos

“In dit met actie gevulde eerste boek uit de epische Tovenaarsring serie (die nu 14 boeken bevat), stelt Rice de lezers voor aan de 14-jarige Thorgrin “Thor” McLeod, die ervan droomt om zich aan te sluiten bij de krijgsmacht van de Zilveren, de elite ridders die de koning dienen… Rice schrijft goed en de premisse is intrigerend.”

--Publishers Weekly

BOEKEN VAN MORGAN RICE

OLIVER BLUE EN DE SCHOOL VOOR ZIENERS

DE MAGISCHE FABRIEK (boek 1)

DE BOL VAN KANDRA (boek 2)

DE INVASIE KRONIEKEN

TRANSMISSIE (boek 1)

DE WEG VAN STAAL

ALLEEN DE WAARDIGE (boek 1)

ALLEEN DE DAPPERE (boek 2)

ALLEEN DE VOORBESTEMDE (boek 3)

EEN TROON VOOR ZUSTERS

EEN TROON VOOR ZUSTERS (boek 1)

EEN HOF VOOR DIEVEN (boek 2)

EEN LIED VOOR WEZEN (boek 3)

EEN REQUIEM VOOR PRINSEN (boek 4)

OVER KRONEN EN GLORIE

SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (boek 1)

REBEL, GEVANGENE, PRINSES (boek 2)

RIDDER, ERFGENAAM, PRINS (boek 3)

OPSTANDELING, PION, KONING (boek 4)

SOLDAAT, BROEDER, TOVENAAR (boek 5)

HELD, VERRADER, DOCHTER (boek 6)

HEERSER, RIVAAL, BANNELING (boek 7)

OVERWINNAAR, VERLIEZER, ZOON (boek 8)

KONINGEN EN TOVENAARS

DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (boek 1)

DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (boek 2)

DE ZWAARTE VAN EER (boek 3)

EEN SMIDSVUUR VAN MOED (boek 4)

EEN RIJK VAN SCHADUWEN (boek 5)

NACHT VAN DE DAPPEREN (boek 6)

DE TOVENAARSRING

EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (boek 1)

EEN MARS VAN KONINGEN (boek 2)

EEN LOT VAN DRAKEN (boek 3)

EEN SCHREEUW VAN EER (boek 4)

EEN GELOFTE VAN GLORIE (boek 5)

EEN AANVAL VAN MOED (boek 6)

EEN RITE VAN ZWAARDEN (boek 7)

EEN GIFT VAN WAPENS (boek 8)

EEN HEMEL VAN SPREUKEN (boek 9)

EEN ZEE VAN SCHILDEN (boek 10)

EEN BEWIND VAN STAAL (boek 11)

EEN LAND VAN VUUR (boek 12)

EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (boek 13)

EEN EED VAN BROEDERS (boek 14)

EEN DROOM VAN STERVELINGEN (boek 15)

EEN TOERNOOI VAN RIDDERS (boek 16)

DE GAVE VAN STRIJD (boek 17)

DE SURVIVAL TRILOGIE

ARENA ÉÉN: SLAVENDRIJVERS (boek 1)

ARENA TWEE (boek 2)

ARENA DRIE (boek 3)

VAMPIER, GEVALLEN

VOOR ZONSOPKOMST (boek 1)

DE VAMPIERVERSLAGEN

VERANDERD (boek 1)

GELIEFD (boek 2)

VERRADEN (boek 3)

VOORBESTEMD (boek 4)

BEGEERD (boek 5)

VERLOOFD (boek 6)

GEZWOREN (boek 7)

GEVONDEN (boek 8)

Wist je dat ik meerdere series heb geschreven? Als je ze nog niet allemaal hebt gelezen, klik dan op de onderstaande afbeelding om een serie starter te downloaden!

Wil jij ook gratis boeken?

Schrijf je in voor de e-mail lijst van Morgan Rice en ontvang 4 gratis boeken, 3 gratis kaarten, 1 gratis app, 1 gratis game, 1 gratis graphic novel, en exclusieve giveaways! Om je in te schrijven ga je naar:

www.morganricebooks.com

Copyright © 2018 door Morgan Rice. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.

Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.

Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.

INHOUD

HOOFDSTUK EEN

HOOFDSTUK TWEE

HOOFDSTUK DRIE

HOOFDSTUK VIER

HOOFDSTUK VIJF

HOOFDSTUK ZES

HOOFDSTUK ZEVEN

HOOFDSTUK ACHT

HOOFDSTUK NEGEN

HOOFDSTUK TIEN

HOOFDSTUK ELF

HOOFDSTUK TWAALF

HOOFDSTUK DERTIEN

HOOFDSTUK VEERTIEN

HOOFDSTUK VIJFTIEN

HOOFDSTUK ZESTIEN

HOOFDSTUK ZEVENTIEN

HOOFDSTUK ACHTTIEN

HOOFDSTUK NEGENTIEN

HOOFDSTUK TWINTIG

HOOFDSTUK EENENTWINTIG

HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG

 

HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG

HOOFDSTUK VIERENTWINTIG

HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG

HOOFDSTUK ZESENTWINTIG

HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG

HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG

HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG

HOOFDSTUK DERTIG

HOOFDSTUK EENENDERTIG

HOOFDSTUK EEN

Kate sprintte in de richting van de haven waar Finnael haar over had verteld, sneller dan een ander had kunnen rennen, en ze bad dat ze op tijd zou zijn. Het visioen van haar zus die bleek en dood op de grond lag achtervolgde haar en dreef haar voorwaarts met alle snelheid die haar krachten haar konden geven. Sophia kon niet dood zijn.

Dat kon niet.

Kate zag de koninklijke soldaten in het dorp, die zich nu rond hun leider verzamelden. Onder andere omstandigheden zou Kate misschien gestopt zijn om tegen hen te vechten, alleen al vanwege de schade die de Weduwe had aangericht. Maar nu was er geen tijd. Ze rende naar de boten en probeerde het vaartuig te vinden waar Sophia in haar visioen op had gezeten.

Ze zag het voor zich liggen, een schip met twee masten een zeepaard op de boeg. Ze rende erheen, nam een sprong en landde lichtvoetig op het dek van het schip. Ze zag de zeemannen naar haar staren, en sommigen van hen reikten naar hun wapens. Als ze haar zus iets hadden aangedaan, zou ze hen stuk voor stuk doden. “Waar is mijn zus?” wilde ze weten. Haar woorden galmden over de kade.

Misschien zagen ze de gelijkenis, hoewel Kate korter en gespierder was dan Sophia, en haar haren jongensachtig kort waren geknipt. Ze wezen zwijgend naar de kajuit op de achterkant van het schip.

Terwijl ze erheen stormde zag Kate een grote, kalende, bebaarde man overeind krabbelen.

“Wat is hier gebeurd?” wilde ze weten. “Snel, ik denk dat mijn zus in gevaar is.”

“Sophia is jouw zus?” zei de man. Hij leek nog altijd verward doordat hij bewusteloos geslagen was door het een of ander. “Er was een man… Hij sloeg me. Je zus is in de kajuit.”

Kate aarzelde geen seconde. Ze liep naar de kajuit en trapte de deur zo hard in dat hij versplinterde. Binnen…

Ze zag een boskat in een hoek, groot en met een grijze vacht. Het dier gromde zachtjes. Ze zag Sebastian op zijn knieën zitten met een dolk in zijn handen, die bijna tot aan zijn polsen onder het bloed zaten. Hij huilde, maar dat betekende niets. Een man kon net zo goed huilen van spijt, of van schuldgevoel.

Op de vloer naast hem zag Kate Sophia liggen. Ze lag doodstil, haar huid net zo grauw als in Kates visioen. Er lag een plas bloed op de vloer, en er zat een wond in haar borst die door slechts één wapen veroorzaakt kon zijn.

“Ze is dood, Kate,” zei Sebastian, die haar aankeek. “Ze is dood.”

“Jíj bent dood,” brulde Kate. Ze had Sebastian al eens verteld dat ze hem niet kon vergeven voor het feit dat hij Sophia pijn had gedaan. Maar dit ging veel verder. Hij had geprobeerd haar zus te vermoorden. Kate werd overspoeld door woede en stormde naar voren.

Ze sloeg Sebastian bij haar zus vandaan. Hij rolde overeind, het mes nog steeds in zijn hand. “Kate, ik wil je geen pijn doen.”

“Zoals je mijn zus pijn hebt gedaan?”

Kate gaf hem een trap in zijn maag en greep zijn arm vast, die ze ronddraaide tot het mes op de vloer kletterde. Hij slaagde erin zich los te trekken voor ze zijn arm brak, maar Kate was nog niet klaar met hem.

“Kate, ik heb dit niet gedaan, ik…”

“Leugenaar!” Ze rende naar voren, greep hem vast en smeet hem door de deuropening naar buiten, met net zoveel snelheid als met de kracht die de fontein haar had gegeven. Ze stormde met hem het zonlicht in, slaagde erin om Sebastians benen vast te grijpen en tilde hem op. Ze slingerde hem over de reling van het schip. Hij landde met zijn hoofd op de kade en bleef bewusteloos liggen.

Kate wilde achter hem aan springen. Wilde hem doden. Maar er was geen tijd. Ze moest terug naar Sophia.

“Als hij bijkomt,” zei Kate tegen de kapitein, “dood hem dan.”

“Ik zou het nu meteen doen,” zei de grote man, “maar ik moet dit schip in beweging zien te krijgen.”

Kate zag hem wijzen naar de koninklijke soldaten, die nu met een grimmige vastberadenheid op het schip af kwamen.

“Doe wat u kunt,” zei Kate. “Ik moet mijn zus helpen.”

Ze rende terug de kajuit in. Sophia lag te stil, er was te veel bloed. Kate zag haar borst niet bewegen. Alleen een geringe flikkering van gedachten vertelde Kate dat er nog iets van leven in haar zat. Kate knielde naast haar en probeerde zichzelf te kalmeren. Ze probeerde zich te herinneren wat Finnael de tovenaar haar had geleerd. Hij had een plant weer tot leven gewekt, maar Sophia was geen plant. Ze was Kates zus.

Kate reikte naar de plek vanbinnen waar ze de energie van dingen kon zien, de zachte gouden gloed rondom Sophia die nu nauwelijks nog zichtbaar was. Ze kon die energie voelen nu. Kate kon zich herinneren hoe het gevoeld had om energie aan de plant te onttrekken, maar dat was niet wat ze nu moest doen.

Ze reikte verder, zocht naar andere energiebronnen, naar de kracht die ze nodig had om dit te doen. Ze liet zichzelf verder zakken in een poging energie te vinden. Toen voelde Kate het; het ging verder dan de grenzen van deze ruimte, verder dan de beperkingen van haar eigen lichaam.

Het moment van verbinding was zo overweldigend dat Kate niet dacht dat ze het kon vasthouden. Het was te veel, maar als het betekende dat ze Sophia ermee kon redden, moest Kate een manier vinden. Ze greep naar de kracht om haar heen…

…en voelde het hele koninkrijk, al het leven, alle kracht. Kate kon de planten en de dieren voelen, de mensen en de dingen die oudere, vreemde krachten vertegenwoordigden. Kate kon alles voelen, en ze wist wat dit voor energie was: het was leven, het was magie.

Ze nam kracht zo voorzichtig als ze kon, in fragmenten, uit honderd verschillende plekken. Kate voelde een grasveld in de Ridings bruin worden, een paar bladeren vallen op de hellingen van Monthys. Ze nam slechts een minimale hoeveelheid energie van elke plek, omdat ze niet meer schade wilde veroorzaken.

Toch voelde het alsof ze probeerde een overstroming te bedwingen. Kate schreeuwde van de inspanning om alles onder controle te houden, maar ze hield zich staande. Ze moest wel.

Kate goot alle energie in Sophia. Ze probeerde het te reguleren, probeerde het te dwingen om te doen wat ze wilde dat het deed. Met de plant was het simpelweg een kwestie geweest van energie toevoegen, maar zou dat in dit geval ook werken? Kate hoopte het maar, want ze wist niet zeker of ze genoeg wist over wonden genezen om iets anders te kunnen doen. Ze gaf Sophia de energie die ze van de wereld had geleend. Ze verstevigde de dunne gouden lijn van haar leven, en probeerde hem sterker te maken.

Langzaam, zo langzaam dat het bijna niet waar te nemen was, zag Kate dat de wond zich begon te sluiten. Ze bleef doorgaan tot haar huid weer perfect was, maar ze had nog meer te doen. Het was niet genoeg om een perfect uitziend lijk te hebben. Ze bleef energie in haar zus gieten en hoopte dat het genoeg zou zijn.

Eindelijk zag ze dat Sophia’s borstkas weer begon te bewegen. Haar zus ademde zelfstandig, en voor het eerst voelde Kate dat ze niet zou sterven. Bij die gedachte werd ze overspoeld door opluchting. Sophia ontwaakte echter niet. Haar ogen bleven gesloten, hoe veel energie Kate ook gebruikte. Kate wist niet of ze de kracht nog veel langer vast kon houden. Ze liet het los en liet zich uitgeput op het dek vallen, alsof ze net een marathon had gerend.

Op dat moment hoorde ze het geschreeuw van een gevecht. Kate dwong zichzelf om overeind te komen, en het was niet makkelijk. Hoewel de energie die ze gebruikt had om Sophia te genezen niet van haarzelf afkomstig was geweest, had het nog altijd veel inspanning gekost om het te kanaliseren. Kate slaagde erin om op te staan, haar zwaard te trekken en naar de deur te lopen.

Ze zag soldaten in koninklijke uniformen aan boord komen, terwijl de zeemannen hun best deden om hen terug te drijven. Ze zag de kapitein aanvallen en een man met een lang mes neersteken, terwijl een andere zeeman een soldaat met een kloofmes van de reling duwde. Ze zag ook dat een van de bemanningsleden door het zwaard van een soldaat werd gedood, en een ander achteroverviel bij het schot van een pistool.

Kate strompelde naar voren en slaagde erin een soldaat in zijn oksel te steken, om vervolgens nog maar nauwelijks een klap van de achterkant van een musket te pareren. Ze struikelde en de man boog zich over haar heen. Hij draaide zijn wapen om, en ze keek naar de punt van de bajonet.

Toen hoorde Kate gegrom, en de boskat sprong langs haar heen. Het dier beukte tegen de man aan en zette haar tanden in zijn keel. Ze gromde en besprong een andere soldaat. Nu aarzelden ze, en ze begonnen zich terug te trekken.

Kate moest geknield blijven zitten en toekijken, want ze was te uitgeput om meer te doen. Toen ze een van de soldaten een pistool op de kat zag richten, trok ze een dolk en wierp hem. Het wapen ging af en hij viel achterover van het schip af.

Kate zag de kat over de reling springen, op de steigers, en een seconde later hoorde ze weer geschreeuw.

“Breng dit schip de zee op!” schreeuwde ze. “We zijn er geweest als we hier blijven!”

De bemanning ging meteen aan de slag, en Kate dwong zichzelf om weer op te staan en het gat op te vullen. Sommige bemanningsleden vochten, en ze leken wel verdedigers op een borstwering terwijl ze hun vijanden terugdreven. De boskat hapte en gromde en besprong de soldaten die aan boord kwamen. Ze maaide met haar klauwen en zette haar vlijmscherpe tanden in hen. Kate wist niet wanneer haar zus deze vriendin had gevonden, maar ze was zeker trouw. En dodelijk.

Als ze op volle kracht was geweest, had ze het in haar eentje tegen de soldaten kunnen opnemen. Ze had al moordend tussen hen door kunnen rennen. Maar nu kon ze nauwelijks de energie opbrengen om naast de zeemannen te vechten. Zij drongen langs Kate heen, alsof ze haar voor het gevecht probeerden te beschermen. Kate wilde dat ze zich gewoon concentreerden op het schip bij de steigers vandaan halen.

Langzaam kwam het schip in beweging. De zeemannen gebruikten roeispanen en lange palen om het van de kant te duwen, en Kate voelde het dek kraken onder hun inspanning. Een soldaat sprong naar het schip, maar hij haalde het niet en viel tussen de wal en het schip.

Onder zich, op de steigers, zag Kate dat de boskat nog altijd in gevecht was met de soldaten. Kate had het vermoeden dat haar zus niet zou willen dat haar vriendin werd achtergelaten. Bovendien had de boskat hen gered. Ze kon haar niet zomaar achterlaten.

“Je moet aan boord komen,” riep ze, en toen drong het tot haar door hoe stom het was om te verwachten dat het dier dat begreep. Dus ze riep haar laatste beetje kracht op en wikkelde de drang om aan boord te gaan in een beeld van het vertrekkende schip. Dat wierp ze naar het dier toe. De boskat draaide haar hoofd, snoof de lucht op, en rende op het schip af. Kate zag dat het dier haar spieren spande en sprong. Haar klauwen begroeven zich in het hout van het schip terwijl ze zich aan boord hees. Toen duwde ze haar kop tegen Kates hand en begon te spinnen.

Kate stapte naar achteren en voelde een stevige mast tegen haar rug. Ze liet zich op het dek vallen, want ze had geen kracht meer om te blijven staan. Maar dat deed er niet toe. Ze waren al een eind bij de steigers vandaan, en alleen een paar verspreide schoten markeerden de aanwezigheid van hun aanvallers.

Het was ze gelukt. Ze waren veilig, en Sophia leefde nog.

In elk geval voor nu.

HOOFDSTUK TWEE

Sebastian ontwaakte en voelde pijn. Totale, complete pijn. Het leek hem te omgeven, door hem heen te pulseren, elke fractie van zijn wezen te absorberen. Hij kon de kloppende kwelling in zijn schedel voelen, op de plek waar hij was gevallen. Maar er was nog een andere steeds terugkerende pijn, in zijn ribben. Iemand probeerde hem wakker te schoppen.

 

Hij keek op en zag Rupert op hem neerkijken, vanuit de enige hoek waar zijn broer niet op het gouden ideaal van een prins leek. Zijn gezichtsuitdrukking paste in elk geval niet bij dat ideaal. Hij zag eruit alsof hij vrolijk zijn keel zou hebben doorgesneden als hij iemand anders was geweest. Sebastian kreunde van de pijn en had het gevoel dat zijn ribben gebroken waren.

“Word wakker, jij nutteloze idioot!” snauwde Rupert. Sebastian kon de woede in zijn stem horen, zijn frustratie.

“Ik ben wakker,” zei Sebastian. Zelfs hij kon horen dat zijn woorden allesbehalve duidelijk waren. Er spoelde meer pijn over hem heen, vergezeld door een soort vage verwarring die voelde alsof hij met een hamer op zijn hoofd was geslagen. Nee, niet met een hamer; met de hele wereld. “Wat is er gebeurd?”

“Je bent door een meisje van een schip gegooid, dat is wat er is gebeurd,” zei Rupert.

Sebastian voelde de ruwe grip van zijn broer toen hij hem overeind trok. Toen Rupert hem losliet, wankelde Sebastian. Hij viel bijna weer, maar slaagde erin zichzelf staande te houden. Geen van de soldaten maakte aanstalten om hem te helpen, maar het waren dan ook mannen van Rupert, en ze hadden waarschijnlijk weinig medeleven voor Sebastian sinds hij aan hen was ontsnapt.

“Nu is het jóúw beurt om te vertellen wat er gebeurd is,” zei Rupert. “Ik heb dit dorp van boven tot onder uitgekamd, en ze hebben me uiteindelijk verteld dat dat het schip was dat je gelíéfde heeft genomen.” Hij deed het als een scheldwoord klinken. “Waar je vanaf bent gegooid door een meisje dat er hetzelfde uitzag als…”

“Haar zusje, Kate,” zei Sebastian. Hij herinnerde zich de snelheid waarmee Kate hem de kajuit uit had gegooid, haar woede. Ze had hem willen doden. Ze had gedacht dat hij…

Toen herinnerde hij het zich. Het beeld was genoeg om hem te doen zwijgen. Hij stond apathisch voor zich uit te staren, zelfs toen Rupert besloot dat het een goed idee was om hem een klap in zijn gezicht te geven. De pijn voelde slechts als een klein steentje op een hele berg van rotsen. Zelfs de kneuzingen die hij door Kate had opgelopen voelden als niets vergeleken met de ruwe krater van verdriet die zich vanbinnen dreigde te openen om hem te verzwelgen.

“Ik zei: wat is er gebeurd met het meisje dat je misleid heeft?” wilde Rupert weten. “Was ze daar? Is ze met de rest ontsnapt?”

“Ze is dood!” snauwde Sebastian zonder na te denken. “Is dat wat je wilde horen, Rupert? Sophia is dood!”

Het was alsof hij weer op haar neerkeek. Hij zag haar bleek en levenloos op de vloer van de kajuit liggen, in een plas bloed, de wond in haar borst gevuld door een dolk die zo dun en scherp was dat het net zo goed een naald had kunnen zijn. Hij kon zich herinneren hoe stil Sophia had gelegen. Ze had niet bewogen, hij had haar adem niet tegen zijn oor gevoeld toen hij die bij haar mond had gehouden.

Hij had zelfs de dolk eruit getrokken, in de stomme, instinctieve hoop dat het alles beter zou maken, hoewel hij wist dat verwondingen niet zo makkelijk ongedaan konden worden gemaakt. Het had de plas bloed alleen maar groter gemaakt, zijn handen ermee bedekt, en Kate ervan overtuigd dat hij haar zus had vermoord. Eigenlijk was het een wonder dat ze hem alleen maar van het schip had gegooid en hem niet in stukken had gehakt.

“Je hebt tenminste één ding goed gedaan door haar te vermoorden,” zei Rupert. “Het zou Moeder misschien zelfs helpen je te vergeven voor het feit dat je ervandoor bent gegaan. Je moet niet vergeten dat je slechts de reservebroer bent, Sebastian. De plichtsgetrouwe. Je kunt het je niet veroorloven om Moeder zo kwaad te maken.”

Op dat moment voelde Sebastian afschuw. Hij walgde van het feit dat zijn broer dacht dat hij Sophia ooit kwaad kon doen. Hij walgde ervan dat hij de wereld op die manier zag. Hij walgde van het feit dat hij familie was van iemand die de wereld als zijn speeltje zag, iemand die dacht dat iedereen lager stond dan hij, dat ze het maar moesten doen met de rollen die hij hen toewees.

“Ik heb Sophia niet vermoord,” zei Sebastian. “Hoe kun je nu denken dat ik óóit zoiets zou doen?”

Rupert keek hem zichtbaar verrast aan, waarna hij een teleurgestelde uitdrukking op zijn gezicht kreeg. “En ik maar denken dat je eindelijk een ruggengraat had gekregen,” zei hij. “Dat je had besloten om de plichtgetrouwe prins te worden die je pretendeert te zijn, en die hoer te dumpen. Ik had moeten weten dat je nog steeds compleet nutteloos was.”

Op dat moment viel Sebastian zijn broer aan. Hij beukte tegen Rupert aan en ze vielen met zijn tweeën tegen de houten latten van de steigers. Sebastian eindigde bovenop, greep zijn broer vast en sloeg hem.

“Waag het niet om zo over Sophia te praten! Is het niet erg genoeg dat ze dood is?”

Rupert spartelde en kronkelde onder hem, kwam even boven en wist zelf ook een stoot uit te delen. Het gevecht ging maar door en door, en Sebastian voelde de rand van de steiger tegen zijn rug, een seconde voordat hij en Rupert in het water vielen.

Het sloot zich over hen heen terwijl ze vochten, en hun handen sloten zich bijna instinctief rond elkaars keel. Het kon Sebastian niet schelen. Hij had niets meer om voor te leven, niet nu Sophia er niet meer was. Misschien, als hij net zo koud en dood was als zij, zouden ze weer herenigd worden in wat er aan de andere kant van het masker des doods lag. Hij voelde Rupert naar hem schoppen, maar Sebastian kon dat kleine beetje pijn nauwelijks nog voelen.

Toen voelde hij handen naar hen graaien, en ze trokken hem uit het water. Hij had moeten weten dat Ruperts mannen tussenbeide zouden komen om hun prins te redden. Ze trokken Sebastian en Rupert aan hun armen en kleren uit het water en hesen hen het droge op, terwijl het koude water langs op de steigers druppelde.

“Laat me los,” eiste Rupert. “Nee, hou hem vast.”

Sebastian voelde handen rond zijn armen die hem vasthielden. Zijn broer sloeg hem hard in zijn maag, zo hard dat Sebastian dubbel zou zijn geklapt als de soldaten hem niet hadden vastgehouden. Hij zag het moment waarop zijn broer een mes trok, gekromd en vlijmscherp: een jachtmes; een vilmes.

Hij voelde de scherpte van de rand toen Rupert het tegen zijn gezicht drukte.

“Dacht je dat je me zomaar kon aanvallen? Ik ben het halve koninkrijk door gereden vanwege jou. Ik heb het koud, ik ben nat, en mijn kleren zijn geruïneerd. Misschien moet je gezicht dat ook maar zijn.”

Sebastian voelde dat zich een druppeltje bloed vormde onder de druk van het mes. Tot zijn verbazing stapte een van de soldaten naar voren.

“Uwe hoogheid,” zei hij, met een duidelijke toon van respect. “Ik heb het vermoeden dat de Weduwe wil dat haar zoons allebéí veilig thuiskomen.”

Sebastian voelde Rupert gevaarlijk stil worden, en even dacht hij dat hij het alsnog zou doen. In plaats daarvan trok hij het mes weg, en zijn woede verdween weer achter het masker van beleefdheid dat hij altijd droeg.

“Ja, je hebt gelijk, soldaat. Ik zou niet willen dat Moeder kwaad werd omdat ik een… misstap had begaan.”

Het was een onschuldige term om te gebruiken gezien hij enkele seconden eerder Sebastians gezicht aan stukken had willen snijden. Het feit dat hij zo snel kon wisselen bevestigde vrijwel alles dat Sebastian over hem had gehoord. Hij had altijd geprobeerd om de verhalen te negeren, maar het was alsof hij hier, en eerder, toen hij de tuinman bij het verlaten huis had gemarteld, de echte Rupert had gezien.

“Ik wil dat Moeder al haar woede voor jou bewaard, broertje,” zei Rupert. Hij sloeg Sebastian deze keer niet. Hij klopte hem alleen om zijn schouder, op een broederlijke manier die ongetwijfeld een act was. “Er zomaar vandoor gaan, tegen soldaten vechten. Een van hen vermoorden.”

Bijna te snel om te volgen draaide Rupert zich om en stak de soldaat die bezwaar had gemaakt door zijn keel. De man viel en greep naar de wond, zijn ogen net zo geschokt als die van de anderen.

“Laten we dit even duidelijk stellen,” zei Rupert met een dreigende stem. “Ik ben de kroonprins, en we zijn ver verwijdert van het Assemblee van Aristocraten met hun regeltjes en hun pogingen om hun meerderen in bedwang te houden. Hier worden mijn bevelen niet in twijfel getrokken! Is dat begrepen?”

Als hij iemand anders was geweest, was hij al snel door de andere soldaten uitgeschakeld. Maar de mannen mompelden instemmend. Ze wisten allemaal dat degene die het lef had een prins van het bloed aan te vallen, verantwoordelijk zou zijn voor het opnieuw aanwakkeren van de burgeroorlogen.

“Maak je geen zorgen,” zei Rupert terwijl hij het mes afveegde. “Ik maakte een grapje toen ik zei dat ik je gezicht aan flarden wilde snijden. Ik zal niet eens vertellen dat je die man hebt vermoord. Hij stierf in het gevecht bij het schip. Nu, bedank me.”

“Dank je,” zei Sebastian vlak, maar alleen omdat hij het vermoeden had dat het de beste manier was om nog meer geweld te voorkomen.

“Bovendien denk ik dat Moeder een verhaal over je nutteloosheid eerder zou geloven dan een verhaal over je moordlustigheid,” zei Rupert. “De zoon die wegliep, niet op tijd was, zijn liefje verloor en door een meisje in elkaar werd geslagen.”

Sebastian had hem nog een keer aangevallen als de soldaten hem niet nog steeds zo stevig vasthielden. Het was alsof ze het hadden verwacht. Misschien deden ze het wel om hem te beschermen.

“Ja,” zei Rupert, “je bent veel beter als tragisch figuur dan als hatelijk figuur. Je ziet er nu uit alsof je het verdriet zelve bent.”

Sebastian wist dat zijn broer het nooit zou begrijpen. Hij zou nooit begrijpen hoe het voelde om de pijn door zijn hart te voelen vreten, of dat het nog vele malen erger was dan de pijn van zijn verwondingen. Hij zou nooit verdriet voelen omdat hij iemand waarvan hij hield had verloren, want Sebastian wist zeker dat Rupert om niemand iets gaf behalve om zichzelf.

Sebastian had van Sophia gehouden, en pas nu ze er niet meer was begon hij te beseffen hoe veel. In de seconden dat hij haar zo stil en levenloos had zien liggen, zelfs in de dood beeldschoon, had hij gevoeld hoe groot het deel van zijn wereld was dat hem was afgenomen. Hij voelde zich als een geest uit een van de oude verhalen, leeg op de huls van vlees na die zijn verdriet omgaf.