Een Huzaar wordt niet geboren

Text
0
Kritiken
Leseprobe
Als gelesen kennzeichnen
Wie Sie das Buch nach dem Kauf lesen
Een Huzaar wordt niet geboren
Schriftart:Kleiner AaGrößer Aa

Inhoud

Colofon

Alle rechten op verspreiding, met inbegrip van film, broadcast, fotomechanische weergave, geluidsopnames, electronische gegevensdragers, uittreksels & reproductie, zijn voorbehouden.

© 2021 novum publishing

ISBN drukuitgave: 978-3-99107-608-7

ISBN e-book: 978-3-99107-609-4

Lectoraat: M. van der Sluis

Vormgeving omslag: Stuartbur, Mulderphoto, Miceking | Dreamstime.com

Omslagfoto, lay-out & zetting:

novum publishing

Foto’s binnendeel: zie onderschrift foto´s

www.novumpublishing.nl

VOORWOORD

Hoofdstuk 1
Op mijn thuisreis als zeevarende, werd ik afgelost in de haven van Lissabon. Met het aflosvliegtuig vlogen wij naar Schiphol, na vier uur vliegen kwamen we op Schiphol aan. Van de eerste piloot kregen we te horen dat de KMAR als eerste aan boord zou komen om enkele jongens te spreken, die in dienst moesten als dienstplichtigen voor hun eerste oefening. Door de vernieuwing van de cao voor zeevarenden (meer vrije dagen), ben ik voordat ik op reis ging te lang met verlof thuis geweest, net als enkele andere jongens. Hierdoor was mijn koopvaardijvrijstellingsregeling van de militaire dienst komen te vervallen. Ik diende alsnog mijn dienstplicht te vervullen.
Een wachtmeester van de KMAR stapte bij aankomst op Schiphol in het vliegtuig, meldde zich bij de gezagvoerder en vertelde dat enkele van zijn passagiers hun monsterboekje moesten inleveren voor het vliegtuig werd vrijgegeven. Tot die tijd mocht niemand het toestel verlaten.
Eén van die passagiers die zijn monsterboekje moest inleveren was ik. De wachtmeester van de KMAR vertelde vriendelijk dat als ik mijn monsterboekje niet inleverde, ik direct naar de kazerne zou worden gebracht en onder de krijgstucht zou worden gesteld. Werkte ik mee om mijn monsterboekje af te geven, dan zou ik na drie maanden pas opgeroepen worden om mijn dienstplicht te vervullen. In deze nieuwe situatie was het voor mij onmogelijk geworden om opnieuw aan te monsteren, voor een nieuwe reis op een koopvaardijschip.
Halverwege de tweede maand van mijn verlof, ontving ik een oproep van het ministerie van Defensie om me te melden op de Willem III- kazerne, cavalerieschool in Amersfoort, voor het vervullen van mijn dienstplicht. Op 14 mei moest ik met de eerste reisgelegenheid naar de kazerne en me daar voor 13.00 uur aanmelden. Gelukkig lag de cavaleriekazerne niet ver weg van de woonplaats van mijn verloofde, zij woonde in Soest. Dat was een prettige bijkomstigheid. Voor hetzelfde geld was ik in Winschoten geplaatst, ver weg van huis. Ik was ingedeeld in lichting 64-3, met legernummer 42.11.16. 403.
De grote dag was aangebroken om naar Amersfoort te vertrekken, mijn tas met toiletspullen had ik in mijn ouderlijk huis al klaarstaan. Verder hoefde ik niets mee te nemen. Het onderdeel cavalerie zware tanks stond mij wel aan. Van Defensie had ik vrij vervoer gekregen, voor de bus en de trein naar Amersfoort. Ik ben met de bus naar het Amstelstation in Amsterdam gereden en daar ben ik op de trein gestapt, tot het Muiderpoort station. Daar moest ik overstappen in een militairentrein naar Amersfoort. Met veel jongens die ook opgeroepen waren, stapten we over in een oude militairentrein met houten banken die op perron 3 op ons stond te wachten. Na een uur reizen voor mijn gevoel, kwam ik in Amersfoort aan. Op het stationsplein zouden wij volgens de brief opgevangen worden. Nadat de trein in Amersfoort was gestopt, stapten wij met veel kabaal en luid geschreeuw uit de trein en begaven wij ons naar de uitgang van het station. Buiten, voor op het stationsplein, het was mooi warm weer, stonden diverse schoolborden opgesteld, met daarop de namen geschreven van verschillende kazernes. Amersfoort was een echte garnizoen stad. Ik meldde me bij het bord van de Willem III- kazerne. Daar stonden al enkele jongens te wachten, die met andere treinen waren meegekomen. Een grote, dikke militair, met een gigantische grote cavaleriesnor en een zwarte baret op zijn hoofd, stond ons op te wachten, de rang van de man was mij niet bekend.
Hij maakte zich even later bekend als opperwachtmeester, wenste met opper aangesproken te worden. De opper stond bij het bord om de nieuwe rekruten op te vangen en schreeuwde: “Koppen dicht, het is hier geen oude wijvenclub”. Netjes in rijen van drie opstellen. Even later kwam een grote militaire vrachtwagen, een oude Amerikaanse auto uit de Tweede Wereldoorlog, voorrijden. Hier moesten wij achter instappen. We moesten plaatsnemen op de houten banken en door de bevelvoerende militair werden de koppen geteld. Daarna kreeg de chauffeur opdracht ons naar de kazerne te brengen. De chauffeur scheurde als een idioot door Amersfoort heen, alsof hij achterna werd gezeten of zijn leven ervan afhing. Wij rolden achterin de bak door elkaar heen, als de chauffeur weer een scherpe bocht maakte Volgens mij deed hij dat expres. Even later reden wij met grote snelheid de Willem III-kazerne binnen. Een oude kazerne uit 1883 midden in de stad. Het leek wel een gevangenis. Wij werden afgezet voor de grote manschappenkantine. Het was bloedheet, de chauffeur was voor uit de wagen gesprongen en liep naar de achterkant van zijn auto om de wagenklep open te maken zodat wij uit de wagen konden springen. Direct moesten we ons in een rij opstellen. De opperwachtmeester die ons opving, schreeuwde met luide stem: “ Koppen dicht,” terwijl niemand zijn mond opendeed. Iedereen was nog te verbouwereerd en te onder de indruk om wat te kunnen zeggen. In rijen van twee moesten wij de kantine in.
In de kantine stonden tafeltjes, met daarachter plaatsgenomen in een strakke stijve witte jas een verpleegkundig militair. Iedere nieuwe rekruut moest zich bij een tafeltje melden. Hier werd je gezondheidsstatus doorgenomen. Voor mij stond een jongen die ook van de zeevaart afkomstig was, te vertellen dat hij voor een druiper nog onder behandeling was, gaf zijn behandelingsdossier van zijn scheepsarts aan de verpleegkundige. Hij was niet de enige, even later werden twaalf man naar de dokter afgemarcheerd.
Nu stond ik zelf voor een tafeltje, ik had mijn internationale inentingsboekje van de zeevaart voor de zekerheid meegenomen, zo konden ze precies zien welke inentingen er nog geldig waren. Ik moest nog een inenting ontvangen, voor hersenvliesontsteking om nekkramp te voorkomen, de rest was allemaal nog geldig. De meeste nieuwe jongens werden direct getrakteerd op een cocktailprik, waar zij een paar dagen goed last van hadden.
Na de eerste medische controle moesten wij ons melden bij de foerier, boven op zolder in de zijvleugel van het grote gebouw. Die verstrekte ons de PSU. Persoonlijke Standaard Uitrusting, en kleding in een grote plunjebaal.
Nadat iedereen zijn plunjebaal met zijn PSU in ontvangst had genomen, werden wij afgemarcheerd naar de grote appelplaats. Op de appelplaats, het was inmiddels al goed warm geworden, moesten wij de plunjebaal helemaal leegschudden en alles netjes voor ons uitstallen, daarachter gaan staan, keurig op een rij. De korporaal die ons begeleidde, riep alle PSU-stukken om beurten op, die je in de hoogte moest houden. Op deze manier werd er gecontroleerd of je alles had ontvangen. Nadat iedereen had gecontroleerd of al zijn stukken aanwezig waren, werd er meegedeeld dat als je iets kwijtraakte van je PSU, dan werd het rekening man en moest je dat opnieuw aanschaffen voor eigen rekening. Dus goed opletten dat je niets kwijtraakte. Na de PSU-controle werden wij afgemarcheerd naar onze kamer, deze lag op de eerste verdieping van het grote gebouw, twee grote trappen op, in de zijvleugel naast het hoofdgebouw. Wij moesten ons omkleden in overall, met vechtpet op en gymschoenen aan. Zakmeskoord om je middel, het zakmes moest in je rechterzak steken, eenheid van tenue. Alles ging volgens militair voorschrift en handboek soldaat.
Iedereen kreeg een bed met een strozak toegewezen, die door de vorige lichting opnieuw was opgevuld, ik lag éénhoog links op de kamer. Op het bed lag een stapeltje dekens klaar, die op een speciale manier opgevouwen moesten worden (wolletje). Een van de korporaals kwam onze kamer binnen en schreeuwde: “Binnen een minuut allemaal opstellen beneden voor de zijvleugel, in je overall met vechtpet op en gymschoenen aan.” Op ons dooie gemak liepen wij naar beneden, daar stond een andere korporaal te schreeuwen dat we een stel ouwe wijven waren, die te beroerd waren om een beetje door te lopen. Onmiddellijk werden wij weer naar boven gejaagd, en we moesten opnieuw naar beneden in dertig seconden. Voortaan moest alles in looppas gebeuren, ook als je naar het toilet moest. Een van de jongens zei: “Ja zeg, ik ben besodemieterd, daar heb ik geen zin in.” De korporaal riep nijdig; “Hè…neus heb jij commentaar!” Direct moest hij bij de korporaal komen. De korporaal schreeuwde: “Tien rondjes hardlopen om het fietsenhok…en snel. Ik zal je leren een grote bek te hebben, mooie neus!”
Intussen moesten wij ons opstellen in rijen van vier, de grootsten links. Dat was nog een heel gedoe en de korporaal wisselde steeds wat rekruten, net zolang tot het naar zijn zin was. Eindelijk had de korporaal zijn peloton netjes op een rij staan van groot naar klein. Iedereen wist nu zijn plaats in het peloton. Wij kregen onze eerste exercitie les. Op commando moesten wij in de houding springen en luid meetellen, daarna op de plaats rust. Dat ging vijf minuten door tot het naar de zin was van de korporaal. Opeens riep hij: ” Geef… acht.”, Wij sprongen direct in de houding, wachtmeester Vermeulen meldde zich voor het peloton, de korporaal meldde zich met zijn nieuwe peloton af bij de wachtmeester. Kreeg direct op zijn kloten, waar hij dit stelletje ouwewijven vandaan had gehaald. Wmr1 Vermeulen pakte zijn appelboekje en riep: “Ik roep om beurten de namen op. Jullie staan nu in de eerste rust, als ik je naam roep, dan neem je de houding aan en roep je …”hier”… en geen present…begrepen! Present roepen ze alleen bij andere onderdelen van de krijgsmacht, maar niet bij de cavalerie, wij roepen…hier! Is dat duidelijk, geen vragen?”
De namen werden afgeroepen, opeens wilde iemand leuk zijn en riep: “Present.” Wmr1 Vermeulen riep: “Hè…bokkenlul, heb je een banaan in je oren, ga direct op de grond liggen en druk je lichaam tien keer omhoog… Nu!” Bij de zesde opdruk viel hij op de grond, plat op zijn buik, en hij kon niet verder. Wmr1 Vermeulen liep riep rood aan: “Wat is dit voor slappe hap, ik zal jullie vanmiddag extra rondjes om het voetbalveld laten lopen om jullie conditie op peil te brengen.” Wij waren met zijn allen pisnijdig dat wij hier collectief voor gestraft werden. Na ons eerste appel moesten wij afmarcheren naar de grote eetzaal, hier werden wij met zijn allen door de kazernecommandant onder de krijgstucht gesteld. Tevens werd ons meegedeeld, dat wij de eerste drie weken de kazerne niet mochten verlaten. Nou, dat kon mij niet zoveel schelen, ik was tijdens mijn laatste zeereis ruim een jaar van huis geweest, sommige jongens nog langer. De opmerking maakte op de groep oud zeevarenden totaal geen indruk. Nadat wij onder de krijgstucht waren gesteld, moesten wij ons buiten opstellen. Wmr1 Vermeulen begon exercitie les te geven, gaf eerst een waarschuwingscommando en riep toen: “Geef acht, linksom, voorwaarts… mars.” Iedereen moest als een klein kind hardop luid meetellen, één-twee-drie-vier, en zo verder. Bij het einde van het gebouw riep de wmr, hoofd der colonne: “Links.” en liepen wij links de bocht om. Het viel niet mee om alles tegelijk te laten lopen tijdens onze eerste exercitie les, er liepen veel telgangers tussen. We waren echte oliebollen volgens wmr1 Vermeulen. Hij wilde van ons echte huzaren maken en het beste peloton. Maar hij had hier een zwaar hoofd in, en zei: “Ik geloof dat ik maar ontslag neem, met dit stelletje ongeregelde luizenbossen die geen gram verstand hebben van de militaire dienst is geen eer te behalen!”
De meeste jongens die gevaren hadden, kregen om elf uur dorst, net als aan boord. Om deze tijd, na pikheet (koffie/theepauze), werd het eerste biertje op hun schip getapt en gedronken. Dan werd aan boord gebamzaaid wie het eerste getapte biertje moest betalen. Dat was er nu niet bij. Na een vol uur exerceren moesten wij terug naar onze kamer, in de looppas. Op de kamer moesten wij onze kasten inpakken volgens de regels van handboek soldaat. Precies zoals het op de afbeelding in het handboek soldaat stond aangegeven, daar mocht geen millimeter van afgeweken worden. Ook moesten wij een wolletje leren opmaken van onze dekens, die werden op een heel speciale manier gevouwen. Dat werd, om beurten op de lange tafel midden in de kamer gedaan. Wij hadden drie beroepskorporaals toegewezen gekregen, die kwamen uit Weert, van de kaderschool voor beroepsmilitairen. Zij waren stagelopers, moesten deze moeilijke klas van ex-zeevarenden opleiden. Dit was de laatste opdracht van hun wachtmeestercursus. Kpl Aartsen, kpl v.d. Berg en kpl Steenberghe waren aan onze klas toegewezen. Kpl Aartsen kwam met eikenhouten latjes de kamer binnen, precies op maat, om je wolletje goed op te kunnen maken. Zij hadden er zelf ook belang bij dat wij goede vorderingen maakten met onze klas, daar werden zij op beoordeeld. Verder waren wmr1 Vermeulen en ritmeester Berlemon, en een oude adjudant met een invasiekoord, aan ons peloton toegevoegd. Zij waren verantwoordelijk voor onze opleiding! Ritmeester Berlemon was een verhaal apart. Deze kwam net uit Roosendaal van een commando-opleiding. Berefanatiek, wij kregen onder zijn leiding een Spartaanse sporttraining. Ritmeester Berlemon had wmr1 Vermeulen en de kpl’s zwaar onder druk gezet om ons af te knijpen tot wij erbij neervielen. Hij wilde dat wij het beste peloton zouden worden van de opleiding, met minder nam ritmeester Berlemon geen genoegen, hij wilde commando’s van ons maken. De meeste jongens uit ons peloton hadden hier grote moeite mee, aan boord van schepen werd weinig aan sport gedaan. Eindelijk mochten wij naar de eetzaal voor de lunch, na al dat geloop hadden wij behoorlijk honger gekregen. De sneetjes brood kreeg je precies afgepast, net als het beleg en de margarine. Alles was afgewogen in de keuken, je kreeg precies je juiste portie. Het was nog een heel gedoe, met de voorgeschreven rantsoenen. Bij de ingang van de eetzaal moest je een drievlakplateau pakken en daarmee langs de uitgiftebalie lopen. Cafetariasysteem. Overal kreeg je wat, op het einde kreeg je nog een schep warme macaroni op je bord geschept. Daarna moest je plaatsnemen aan een lange tafel met daaraan vaste zitjes zonder rugleuning, het leek wel wat op een gevangenis. De officier van piket schreeuwde dat we moesten aansluiten, en onze koppen dicht moesten houden tijdens het eten. Je plaats werd aangewezen door een wmr van de week, je mocht zelf geen plaats uitzoeken. Als je klaar was met eten, liep je achter de eetzaal uit, overgebleven eten moest je netjes in de kiepelton gooien. Sommige jongens hadden uit protest helemaal niets gegeten en gooiden al hun eten weg. Probeerden hiermee te laten zien dat zij heimwee hadden, hoopten op deze manier alsnog afgekeurd te worden. Bij ons in het peloton zat een mafkees, als wij aan het exerceren waren en hij een officier voorbij zag lopen, verliet de rekruut snel het peloton om de passerende officier zijn keel dicht te knijpen. Onmiddellijk werd die jongen achter de wacht in een cel gezet, in afwachting van wat zij verder met hem gingen doen. Wmr1 Vermeulen dacht dat het aanstellerij was om zo uit dienst te komen. De volgende dag hoorden wij dat die jongen in zijn cel zijn polsen had doorgesneden; hij is toen afgevoerd naar het Springweg-hospitaal in Utrecht, afdeling psychiatrie. Achteraf bleek hij echt gek te zijn en hij is afgekeurd met S5. Wij hebben hem niet meer in ons peloton teruggezien. Na de lunch kwamen wij op onze kamer, de kasten waren overhoopgehaald, de PSU lag op de grond gegooid. Wmr1 Vermeulen kwam de kamer binnen en riep: “Ik heb tijdens jullie eten de kasten geïnspecteerd, het leek helemaal nergens op. Je kast moet precies zo ingepakt worden, zoals staat afgebeeld in handboek soldaat. Er werden door wmr1 Vermeulen wat tips gegeven waar wij op moesten letten. Alle hemdjes en broeken moesten opgevouwen worden op mes breedte van je mes uit de PSU. Zo waren er nog meer tips. Tevens werd een kamerwacht aangewezen, die verantwoordelijk werd gesteld voor de kamer. Als er een officier of een onderofficier de kamer binnenkwam, moest de kamerwacht orde roepen, en iedereen moest de houding aannemen. Even later hoorden wij het scherpe fluitje van wmr1 Vermeulen, wij moesten binnen dertig seconden buiten in het gelid staan. Het was die dag in mei bloedheet, de reuzel liep je kont uit. De wmr kwam ons inspecteren en zag dat een van ons zijn sjaal had omgedaan omdat hij verkouden was. Wmr1 Vermeulen schreeuwde: “Dit is geen eenheid van tenue, allemaal weer naar boven om een sjaal om te doen, binnen dertig seconden wil ik jullie hier weer beneden zien.” In looppas liepen wij met een rotgang weer naar boven om een sjaal om te doen en renden wij weer terug naar beneden. Ik was bekaf. Daar stonden wij, in het warme weer, te zweten met een wollen sjaal om. Wmr1 Vermeulen inspecteerde ons opnieuw op eenheid van tenue; hij was er een kei in om ons collectief te straffen. Wmr1 Vermeulen stond beneden voor het gebouw te schreeuwen, met een geluid van een op hol geslagen bulldozer, dat het niet snel genoeg ging. We waren een stel slampampers, waar nog heel hard aan gewerkt moest worden, voordat wij op een huzaar begonnen te lijken. “Deze worden niet geboren, maar gemaakt door mij persoonlijk, schreeuwde de wmr, en daar ben ik voor! Hebben jullie dat goed…begrepen! Ik zal er alles aan doen om van jullie een huzaar te maken tot jullie erbij neervallen. Wmr1 Vermeulen bleef maar schreeuwen, hij had nog nooit zo’n zooitje ongeregeld bij elkaar gehad! Wij stonden beneden allemaal in het gelid met onze sjaal om. Wmr1 Vermeulen kwam ons opnieuw inspecteren. Diverse jongens hadden enkele knopen vergeten vast te maken van hun overall. Wmr1 Vermeulen vroeg aan een rekruut: “Geef mij je zakmes even” en hij sneed alle knopen die los zaten van zijn overall af, die de jongen er zelf weer op moest naaien. Na de inspectie kregen wij opdracht om weer naar de kamer te gaan en ons om te kleden in sporttenue, binnen een minuut. Even later stonden wij weer voor het gebouw opgesteld. Nu moesten wij in looppas achter naar het voetbalveld. Wij moesten ons daar opstellen, er zou een sporttest afgenomen worden. Deze resultaten werden opgeschreven in je rimoboekje. De adjudant legde uit dat de beginresultaten van de sporttest werden vergeleken met de eindresultaten van de sporttest, na twee maanden opleiding in de eindtest. Dan kon men precies zien, hoe ver je vooruit was gegaan na twee maanden training. De kpl’s stonden klaar met hun stopwatch, er kon gestart worden. Wij moesten vijfmaal om het voetbalveld heen rennen, de tijd werd opgenomen. De adjudant gaf het startsein en daar liepen wij te sjouwen; wij waren dat helemaal niet gewend op zee, maar werden bij ieder rondje aangemoedigd door de kpl’s die ook belang hadden dat wij een goede tijd maakten. Twee jongens die niet van de zeevaart afkwamen lagen voorop, hadden ons al een ronde ingelopen. Kwamen als eersten over de finish, nadat hun tijd was opgenomen door de korporaals. Ze werden onmiddellijk teruggestuurd door onze adjudant, om de achterblijvers op te halen en te ondersteunen. Zodat wij praktisch allemaal tegelijk over de finish kwamen. De adjudant foeterde de jongens uit voor stelletje kwakbollen, omdat zij alleen als eerste over de finish waren gekomen. De adjudant noemde dat asociaal. In oorlogstijd hoor je achterblijvers, je maten, te helpen, en ga je er niet alleen vandoor. De adjudant wees alleen even naar zijn invasiekoord om zijn schouder, dat hij verdiend had bij de landing in Normandië. Iedereen begreep wat hij bedoelde. Na deze test waren wij bekaf en werden we weer teruggestuurd naar onze kamer. Wij moesten verder gaan met het opbergen van onze PSU in de kast. Het gevoel dat ik in een gevangenis zat, begon steeds grotere vormen aan te nemen. Je moest alles op commando doen en in looppas. Als je naar het toilet moest, moest je buiten het gebouw zijn en twee trappen naar beneden hollen; je holde je een ongeluk in het oude rotgebouw dat uit 1883 stamde. Beneden op de begane grond was het trompetterkorps gelegerd; die gasten werden in de watten gelegd, zij waren de hele dag bezig met alleen muziek maken en repeteren, hoefden verder geen velddienst te doen, alleen maar een beetje exerceren. Bij iedere wacht was een trompetspeler ingedeeld, die gaf met zijn trompet, in mijn beleving, om het uur een taptoesignaal aan. Blies om half zes in de morgen reveille om op te staan. Daarna gaf hij het signaal voor ontbijt. Om acht uur kregen wij een trompetsignaal, voor het grote appel, afgenomen door de kazernecommandant. Al die trompetsignalen waren verschillend. Eindelijk kregen wij het signaal dat wij ons klaar moesten maken voor het avondeten. In de eetzaal kregen wij warm eten opgeschept, je mocht niet zelf opscheppen, als je een te grote bek had kreeg je haast niets opgeschept. En als je zei: “Ik hoef niet zoveel,” dan kreeg je een grote kledder op je bord gemept waar je niet overheen kon kijken, precies het tegenovergestelde. Het beste was je rustig te houden, dat had ik al snel bekeken. Na het avondeten kregen wij weer kastinspectie van kpl Aartsen. Ik dacht nog: “Houdt het nou nooit op?” Hij gooide veel kasten weer leeg, we konden toen opnieuw beginnen. Om tien uur werd het avondappel geblazen, dan moest je voor je bed gaan staan of onder de dekens liggen op je bed. De kreet was: gekleed voor je bed of naakt eronder. De trompetter had nauwelijks de avondtaptoe geblazen, of de wmr van de week kwam de kamer al binnen. De kamerwacht riep: “Orde”. Degenen die nog niet op bed lagen, stonden in de houding voor het appel en inspectie. Even later vertrok de wmr van de week, deed het licht uit en zei: “Er kan geslapen worden.” Voor de meeste jongens was het afzien, geen biertje kunnen drinken in de kantine want daar mochten wij als nieuwe rekruten (oliebollen) niet komen. Het was echt afzien. Sommige jongens die van de zeevaart afkwamen, en gewend waren iedere dag veel te drinken, kregen al lichte ontwenningsverschijnselen. Zweten, koude rillingen, sommigen waren er slecht aan toe. Terwijl wij op bed lagen, maakten wij kennis met elkaar, daar hadden wij de hele dag nog geen tijd voor gehad. Na een rondje kennismaken, kwam ik erachter dat de meeste jongens van de koopvaardij afkwamen, en hun koopvaardijregeling was verlopen door de veranderde cao van zeevarenden. Wij waren te lang met verlof thuis geweest. Er waren jongens bij van de rederij Amsterdam, Hollandse Loyd, VNS, en de Stoomvaart Maatschappij Nederland, Rotterdamse Loyd. Er zat geen bekende bij van onze rederij. Eén ding hadden wij gemeen, dat wij niet verrukt waren van de dienstplicht. We waren niet van plan om ons best te doen voor die ene gulden soldij per dag. De volgende morgen om half zes werd reveille geblazen, wmr van de week kwam fluitend met zijn fluitje binnen, controleren of we allemaal opgestaan waren. Wij moesten ons gaan wassen in het waslokaal. IJskoud water; in de zomer is dat niet erg, maar in de winter lijkt het mij behoorlijk koud. Daarna snel mijn strozak op bed in orde brengen, wolletje maken, het moest precies zo breed zijn tot je geopende kastdeur. De wmr van de week kwam controleren; als het niet goed was, haalde hij het wolletje uit elkaar en kon je opnieuw beginnen. Je moest wel tempo maken om op tijd klaar te kunnen zijn voor het ontbijt. Om haf zeven werd het signaal geblazen dat wij in de looppas naar de eetzaal moesten voor het ontbijt. Ik at mijn hele rantsoen op, je wist immers niet wat je die dag te wachten stond. Na het battaljonsappel kregen wij eerst een rondje hardlopen, om het voetbalveld in ons sporttenue. Daarna kregen wij op onze kamer les over de krijgstucht van een ritmeester. Die dag werden ook de wapens uitgedeeld en kregen we aanvullend wapenleer, over het in en uit elkaar halen van de Uzi en hoe het wapen schoongemaakt moest worden. De kamerwacht moest de hele dag op de kamer blijven. Hij had tevens de wacht over de wapens die in het midden van de kamer in rekken stonden opgesteld. Als je door de gang liep en je kwam een officier tegen, dat moest je halt-in-front maken en de officier de groet brengen. O… wee, als dat niet correct werd gedaan, dan stond er wat voor je te wachten. De opleiding bij de cavalerie is vrij stevig. Wij hadden bij ons een knaap in het peloton, die de ritmeester constant bleef aanspreken met opper, tot groot ongenoegen van de ritmeester. De knaap verontschuldigde zich dat hij nog geen les had gehad in de rangen en standen van de krijgsmacht. Hij had die les in rangonderscheidingstekens gemist en moest dat in zijn schaarse vrije tijd inhalen bij de wmr van de week op de weekkamer. Op de eerste verdieping in de gang naast de deur voor het stafbureau stond het regimentsvaandel in een glazen vitrine, netjes uitgestald, dat alleen uit de vitrine mocht worden gehaald bij hele speciale gelegenheden, zoals bij de beëdiging van de officieren en het opstellen van de erewacht. Hier stond een wacht bij, die oplette of je bij het passeren van het vaandel een groet bracht aan het vaandel. Hier was men zeer streng op. Om beurten kregen wij, de nieuwe rekruten, opdracht om verschillende diensten in te vullen, van brandpiket, vaandelwacht tot wachtlopen aan de poort. Op een dag werd ik door de opper als vaandelwacht aangewezen; ik had helemaal geen zin om de hele dag bij die vitrine met het vaandel te gaan staan! Ik zei zachtjes tegen mijn maatje: “Godverdee ik moet vanavond bij die kleredweil gaan staan, wat een kut klus. De opper hoorde mijn opmerking en raakte helemaal buiten zinnen en overstuur van mijn opmerking. Dit was heiligschennis. Ik moest direct op rapport komen bij de ritmeester. Deze gaf mij, voor straf, extra vaandelwacht voor aanstaande weekeind. Terwijl de andere jongens voor het eerst in de kantine mochten komen om een potje bier te drinken, stond ik bij het vaandel de wacht te houden. Ik was mooi de lul en baalde als een stier. Inmiddels zaten we twaalf dagen in dienst, het was betaaldag, ons eerste soldij zou uitbetaald worden, f 1,00 per dag. De adjudantbetaalmeester en de opper van ons eskadron hadden zich achter een tafel opgesteld achter in de gang. De wmr van de week stelde ons op in een lange rij in de gang, op alfabetische volgorde. Om beurten moesten we voor de tafel verschijnen, als je naam werd voorgelezen om je soldij in ontvangst te nemen. Voor de tafel moest je in de houding gaan staan en je legernummer met je naam opzeggen. Eindelijk was ik aan de beurt, ik sprong in de houding, noemde mijn naam en legernummer, de opper keek op zijn lijst en ze: “Er gaat f 1,00 af voor een gebroken pisbak, f 0,50 voor een gebroken ruit en f 1,00 bijdrage voor de hondenschool, voor het opleiden van een blindengeleidehond.” Ik hield maar f 7,50 over voor de twaalf dagen dat ik me uit de naad had gewerkt. Dat was niet veel, vergeleken met mijn gage op de zeevaart. Ik zei tegen de opper: “Ik heb geen pisbak of ruit gesloopt, en bent u soms blind, dat u een blindengeleidehond nodig heeft, waarom moet ik hiervoor betalen? De opper liep rood aan, riep woedend naar mij: Je moet je brutale kop dichthouden, alles wat op deze kazerne gesloopt wordt, wordt hoofdelijk omgeslagen op jullie rekruten. Op deze manier leer je netjes om te gaan met rijks eigendommen…begrepen! De Huzaren van Boreel ondersteunen een goed doel, zoals de blindengeleidehondenschool, daar is die ene gulden voor! En nu opsodemieteren, weg van mijn tafel. Ik nam mijn overgebleven soldij in ontvangst, groette de adjudant en de opper en maakte rechtsomkeert. Mijn eerste soldijuitbetaling was geen succes, hier kon ik niet van rondkomen. En op steun van mijn ouders hoefde ik niet te rekenen, ik moest zelf mijn broek ophouden! Na de tweede week kregen wij ons uitgangsuniform aangemeten; wij waren de eerste lichting na de oorlog met een nieuw uniform, de grove Engelse uniformen werden niet meer verstrekt. Na drie weken mochten wij voor het eerst naar huis. Wij hadden alle rangen en standen moeten leren van de officieren en onderofficieren van alle krijgsmachtonderdelen, die we moesten groeten als wij die tegenkwamen. Het was goed uitkijken in Amersfoort, het wemelde van de hoge militairen in deze garnizoensstad. Eindelijk was de derde week aangebroken en mochten wij voor het eerst naar huis. Om vier uur in de middag kregen wij inspectie om daarna de kazerne te kunnen verlaten. Wmr1 Vermeulen hield appel, leerde ons peloton te openen, om ritmeester Berlemon de gelegenheid te geven ons uitgangstenue te inspecteren. Voor de komst van ritmeester Berlemon werden zeven rekruten teruggestuurd, omdat hun tenues niet in orde waren. Nadat het peloton weer compleet was, kwam ritmeester Berlemon inspectie houden. Wmr1 Vermeulen had ervoor gezorgd, dat er geen op- of aanmerkingen waren. Hier en daar werd door de ritmeester een baret recht gezet op een hoofd van een rekruut. We kregen een hele preek mee, hoe wij ons als huzaar buiten de poort dienden te gedragen. Na de inspectie van de ritmeester werden we afgemarcheerd naar de centrale appelplaats, de kazernecommandant nam het eindappel af. De trompetter van de wacht blies de laatste taptoe, zodat we naar huis konden vertrekken. We mochten niet allemaal tegelijk de kazerne verlaten, de eerste ploeg die mocht vertrekken waren rekruten uit Zeeuws-Vlaanderen, die woonden het verste weg. Ik was half zes pas aan de beurt, dan pas vertrok de militairentrein naar Amsterdam. Ik had nog een uurtje de tijd. In afwachting van ons vertrek ben ik met verschillende maten naar de manschappenkantine gegaan om eindelijk een potje bier te kunnen drinken. Terwijl we in de kantine zaten, kwamen onze drie kpl’s bij ons zitten om met ons een biertje te drinken. Tijdens het drinken leerden zij ons het huzarenlied. Ik heb alleen de eerste regels nog onthouden. ‘Wij zijn huzaar, wij zijn huzaren van Boreel, voor ons is niets te veel, wij zijn huzaar…!’ Er werd stevig doorgedronken in de kantine, er heerste een ontspannen sfeer. Opeens werd er omgeroepen dat huzaren, die met de trein naar Amsterdam moesten reizen, zich klaar moesten maken voor vertrek. We moesten ons bij de uitgangspoort opstellen. Wij werden afgemarcheerd naar het station in Amersfoort, moesten ons opstellen op het perron, wachten totdat de militaire trein kwam om in te stappen. Het was een trein met hele oude wagons met houten banken die binnenkwam, er werd niet geschreeuwd of gelald. De marechaussee en de MP van de mariniers uit Doorn hielden streng toezicht, daar moest je geen bonje mee krijgen. Zij stuurden je zo weer terug naar de kazerne, uitkijken dus. Wij stonden op het perron aangetreden met onze rug naar de trein toe. Op commando ‘ingerukt’ door de MP mochten we de trein instappen. Het was me een gedrang om de trein in te komen, iedereen wilde snel weg uit Amersfoort. Na een uur reizen, kwam ik in mijn woonplaats aan. Snel mijn wasgoed afgegeven aan mijn moeder. Daarna direct mijn auto gepakt, en naar mijn verloofde gereden. Ik was blij dat ik bij mijn verloofde was, de opleiding was behoorlijk pittig. Ik was doodmoe. Het hele weekeinde heb ik zowat geslapen, het verlof zat er zowat op. Zondagavond voor twaalf uur, moesten wij ons weer melden op de kazerne. Toen ik om elf uur ’s avonds op de kazerne kwam, waren er al verschillende jongens aanwezig. Sommigen kwamen rechtstreeks uit de kroeg en hadden zich behoorlijk vol laten lopen. Zij waren duidelijk hun schade aan het inhalen geweest. Maandagmorgen om half zes was er reveille, snel opstaan, wassen, scheren, je wolletje in orde maken. Lakens hadden wij niet, wij sliepen zo op de strozakken. Sommige jongens hadden niet lekker geslapen, die hadden wat hards in hun strozak gevoeld. Bij nader onderzoek haalden zij daar bakstenen uit, die had de vorige lichting er ingedaan bij het opnieuw vullen van de strozakken om de nieuwe rekruten te verrassen. Gelukkig waren het geen stukken prikkeldraad. Die werden ook wel eens in de strozakken gevonden. Om half acht hadden wij beneden voorappel, kpl Aartsen stond al te schreeuwen dat alles veel te lang duurde. Iedereen zocht zijn plaats op in het peloton, het viel niet mee. Wmr1 Vermeulen nam het commando over, gaf het commando: “Naar rechts richten.” Bij dikke Benny ging het niet zo snel, wmr1 Vermeulen kafferde hem uit voor langzame slak. Benny moest tien rondjes om het fietsenhok rennen. Wmr1 Vermeulen hield appel, de namen werden afgeroepen, weer was er één die ‘present ‘riep i.p.v. ‘hier!’ Wmr1 Vermeulen vloog uit zijn dak en riep: “Jij grote koeienkut, direct op de grond en tienmaal opdrukken. Ik sta toch niet voor de kat zijn kut mijn best te doen om van deze stel idioten goede huzaren te maken?” Daarna moesten wij afmarcheren naar de grote appelplaats, hier werd het appel afgenomen door de kazernecommandant en werd de vlag gehesen. Bij het hijsen van de vlag stond iedereen in de houding en bracht de militaire groet, de trompettist blies de ochtendtaptoe tijdens het vlag hijsen. Nadat wij teruggemarcheerd waren, moesten wij ons direct omkleden in sporttenue. Daarna in looppas naar het voetbalveld. “Twee rondjes hardlopen om het voetbalveld om het bier eruit te lopen,” schreeuwde wmr1 Vermeulen. En zo ging het de hele dag door, ’s avonds waren wij bekaf. Het was de vierde week, wij moesten ons omkleden in gevechtstenue met complete oorlogsbepakking, we kregen velddienst. Vanuit de kazerne moesten wij naar de Leusderheide marcheren, dat was best een pittige afstand met onze volle bepakking. Op de Leusderheide aangekomen werd er eerst appel gehouden en verteld wat er allemaal ging gebeuren. Wij moesten eerst schuttersputjes graven. De adjudant kwam met zijn kpl’s regelmatig inspecteren; zij hadden iedere keer wat aan te merken en trapten je schuttersputje weer halfdicht en dan kon je opnieuw beginnen met je kleine pioniersschopje. Het was nog steeds erg warm, we transpireerden ontzettend door al die inspanningen. Je mocht geen water drinken uit je veldfles, dat mocht alleen als het kader hier opdracht voor gaf. Een van de jongens dronk toch stiekem een paar slokken water uit zijn veldfles en werd gesnapt door tweede luitenant Jansen-Van Raay. Hij moest voor straf direct zijn veldfles leeggooien en deze vullen met zand. Wmr1 Vermeulen begon de tijgeroefening uit te leggen, op een brede zandbaan, tegen de helling op. Deze helling had de bijnaam ‘De Helleweg’, gelegen aan het Hazenwater. Wij moesten tijgeren tot wij helemaal bovenop de top van de helling waren. De korporaals bleven maar schreeuwen en aanmoedigen, ik wil de afdruk van je pik in het zand zien, uilenballen. Wmr1 Vermeulen jaagde met zijn kpl’s de jongens op tot het uiterste. Eindelijk waren we boven, toen pas mochten wij een paar slokken water drinken. Uitgeput lagen wij plat in het zand, het was een lijdensweg. Van de kpl’s kregen wij even rust. In die rusttijd hadden zij een caddie-car geregeld, die op de oefenterreinen en schietbanen in Leusden gevulde koeken, marsen, chocolademelk en Coca-Cola verkoopt. Wij stoven met zijn allen tegelijk op caddie-car af om wat te kopen. Wij waren hieraan toe, het was behoorlijk afzien. Na een halfuurtje gingen wij weer verder met de oefeningen. We werden in twee groepen verdeeld, de ene groep was de vijand en de andere groep moest ongezien bij de schuttersputjes van de vijand zien te komen. Dat ging er stevig aan toe, niemand wilde verliezen. Tussen de middag stopte de oefening voor de lunchpauze. Een oude legerwagen kwam het oefenterrein oprijden en stopte bij ons om het eten uit de auto te laden. Wij moesten meehelpen de klaptafels uit te zetten. Het brood en beleg voor de lunch werden uitgestald, plus een gamel met warme spaghetti, goed voor de koolhydraten die je nodig had voor deze zware oefening. De luitenant wees enkele huzaren aan die het brood en beleg moesten uitdelen, ik stond achter de gamel met de spaghetti. Op een rij moesten de huzaren langskomen met hun mestings om hun eten op te halen. Het eten was zo op, met deze oefeningen had je nogal wat extra calorieën nodig. Na het eten moest alles weer opgeruimd worden en in de auto worden gezet. Hierna kregen wij in het terrein middagappel. De adjudant vertelde over de middagoefening, wat er allemaal gedaan moest worden. Daarna konden wij inrukken om onze spullen te pakken om aan de middagoefening te beginnen. Na de zware middagoefening moesten wij ons opstellen en terug marcheren naar de kazerne in Amersfoort. Tijdens het marcheren werd het huzarenlied ingestudeerd, een kpl zong het huzarenlied voor, dat wij hardop mee moesten zingen als wij de kazerne binnen kwamen lopen. Het moest zo lijken dat wij niets om deze zware oefening gaven, je was immers huzaar. Er werd enorm op je huzarengevoel ingewerkt, huzaren waren en zijn een apart soort volk, je werd niet geboren als huzaar, maar gemaakt door je meerdere, aldus wmr1 Vermeulen. Je had ook een afwijkende, zwarte baret i.p.v. een beige baret. Vlak voor de kazerne zette wmr1 Vermeulen het huzarenlied in: Wij zijn huzaar… wij zijn huzaren van Boreel… voor ons is niets teveel, en zo verder!” Stram in het gelid, marcheerden wij zingend het kazerneterrein binnen, nagekeken door andere rekruten. Na het inrukken mochten wij naar onze kamer, om even later te gaan douchen. Bekaf waren wij, dit waren wij totaal niet gewend. De adjudant wilde met zijn staf dat wij het beste peloton zouden worden, aan het einde van deze tweemaandse opleiding. De kpl’s hadden hier belang bij. Af en toe kwam onze ritmeester ons controleren hoever wij gevorderd waren met de looptijden om het voetbalveld. Het was hem en onze adjudant nog niet helemaal naar de zin, hoe wij om het voetbalveld heen holden. Er moest een betere tijd gelopen worden, maar daar kwam onze adjudant later nog op terug. Na het douchen moesten wij onze PSU en ons wapen schoonmaken, alles zat onder het zand. Af en toe kwamen de kpl’s de kamer binnen om te kijken hoever wij stonden met het schoonmaken van onze PSU. Opeens ging het fluitje van wmr1 Vermeulen, wij moesten ons direct verzamelen beneden voor het gebouw in gevechtstenue. Wmr1 Vermeulen hield inspectie of hij zandkorreltjes kon vinden in de loop van je wapen. Volgens wmr1 Vermeulen zag hij in de lopen van diverse wapens een woestijn vol met kamelen lopen, en hij foeterde ons peloton uit dat wij hem voor schut zetten. Wmr1 Vermeulen stond ons uit te kafferen, dat we een stel slampampers en oelewappers waren, dat hij gedegradeerd zou worden als wij zo door bleven gaan. Ook moest er nog een betere tijd gelopen worden, maar daar kwam onze adjudant nog op terug. De ene huzaar was wat sneller dan de andere, je was op elkaar aangewezen. Als iets niet goed verliep, werd je collectief gestraft, daar zaten wij niet op te wachten. Iedereen hielp elkaar, je had er belang bij dat alles goed verliep. Op deze manier zorgde de adjudant met zijn staf dat het peloton een eenheid werd. In de loop van de weken waren er toch wel vorderingen gemaakt, dat voelden wij zelf ook wel. Exercitie ging steeds beter en strakker, wij kregen er zelfs plezier in. Wmr1 Vermeulen had een luide stem en voelde de groep goed aan tijdens de exercitie. De kpl’s hadden hier meer moeite mee. Eindelijk lagen wij na het avondeten doodmoe op onze strozakken. De meeste jongens vielen direct in slaap. Het was een uur of één in de nacht toen onze adjudant de kamer opkwam. Wij moesten ons onmiddellijk omkleden in sporttenue, direct aantreden beneden voor ons gebouw. Ook de adjudant had zich omgekleed in trainingspak. Met de adjudant voorop liepen wij in looppas, midden in de nacht, naar het voetbalveld. De adjudant hield halt en vertelde dat wij extra oefenden om een goede tijd neer te zetten voor de eindtest. Dit hoeven de andere pelotons niet te weten. Tien rondes hebben wij om het voetbalveld heen gehold in een hoog tempo, wij hadden geen zin om weer eens uit ons bed gehaald te worden om te oefenen. Er werd een prima eindtijd neergezet. Ik nam mijn petje af voor de adjudant; deze bleef constant vooroplopen en gaf het tempo aan. Zelf gaf hij geen krimp, hij was ons allemaal te snel af. Wij wilden voor de adjudant niet onderdoen. Eindelijk lagen wij weer op onze strozak. Ik had het gevoel dat ik net op bed lag of er werd alweer reveille geblazen en er werd keihard geschreeuwd: “Opstaan luizenbossen, de baas zijn centen zijn niet van blik.” Wij strompelden naar de wasbakken om ons te wassen en te scheren, we waren nog kapot van de afgelopen nacht en vorige dag. Sommige jongens hadden blaren op hun voeten en meldden zich bij de wachtmeester van de week voor het ziekenrapport. De 2de luitenant hield appel en las de dagorde voor. Vandaag stonden er theorielessen op het programma, met op het einde van de dag een veldloop van vijf kilometer door de stad. Gelukkig konden wij nu wat uitrusten. Wij moesten met onze Uzi (wapen) droog oefenen, volgende week moesten wij voor het eerst gaan schieten op de schietbaan in Leusden. Iedereen liep nog stijfjes rond van het sporten om het voetbalveld, de legerschoenen waren nu een beetje ingelopen en deden niet zoveel pijn meer tijdens exercitie. Na het avondeten kwam kpl Aartsen op de kamer die vertelde dat wij naar de manschappenkantine mochten, en de filmzaal mochten bezoeken. De meeste jongens gingen naar de kantine om een biertje te drinken, daar waren wij hard aan toe. Twaalf uur wordt er pas avondappel gehouden. Eindelijk wat ontspanning. Kpl van Aartsen vertelde, als wij zo ons best bleven doen, mochten wij de volgende woensdagavond voor het eerst met A.P. (avondpermissie) uitgaan met elkaar in Amersfoort, tot twaalf uur. Het was donderdagavond, groot corvee, dan werd door de officier van de piket de kamer grondig geïnspecteerd. Die moest brandschoon zijn, er mocht nergens een stofje blijven liggen. De banken en de stoelen moesten geboend worden met vim, de vloer moest in de was gezet worden. De oude potkachel met een pijp van twee meter, die midden in de kamer stond, moest grondig gepoetst worden. Van alle PSU’ die boven op de kasten lagen, moest het koper glimmend gepoetst zijn. Je kreeg amper de middelen hiervoor uit de weekkamer. Het Rijk was hier zeer zuinig mee. Om tien uur kregen we inspectie van de officier van piket, een eerste luitenant stapte de kamer binnen en controleerde de richels in de kamer op stof. Wij waren er heilig van overtuigd dat de luitenant geen stof kon vinden. Opeens pakte de luitenant een stoel, ging daarop staan en veegde met zijn hand boven over de twee meter hoge kachelpijp heen. Daar lag nog stof op, tot onze grote teleurstelling. Over een uur kwam hij terug voor her inspectie, we konden niet naar bed totdat er opnieuw was geïnspecteerd. De week zat er zowat op, het was vrijdag, vanavond mochten wij naar huis op weekeindverlof. Om 15.00 uur zou er algemeen inspectie worden gehouden op de kamer. Aan het einde van de middag moesten wij nog even een stormbaantje lopen als afsluiting van de week. Volgens de sportinstructeur kon dat veel sneller, de limiet was gesteld op tweeënhalve minuut. Zover waren wij nog lang niet. Dus moest er volgende week extra geoefend worden in eigen tijd. Om 15.00 uur was er inspectie, eerst op de kamer kastinspectie, later kregen we inspectie beneden voor het gebouw, ritmeester Berlemon was hier persoonlijk bij aanwezig. Wmr1 Vermeulen liet ons naar rechts richten, zette ons in de houding en meldde zich af bij de ritmeester. Die keek de wmr1 aan en liet hem het peloton openen zodat hij het kon inspecteren. De ritmeester liep de eerste rij langs, twee jongens moesten naar de kapper voor zij met verlof konden. Op de tweede rij waren er aanmerkingen op de vouwen in de broek, zij moesten naar de strijkkamer om hun broek opnieuw te persen. Een van de jongens had een knoop los aan zijn uniform, die werd er afgetrokken en moest hij weer opnieuw aan zijn uniform zetten voor hij kon vertrekken. Drie man moesten terug naar de kamer om opnieuw hun schoenen te poetsen. Eindelijk was de inspectie voorbij, ik was er gelukkig goed doorheen gekomen. Na de laatste inspectie marcheerden wij af naar de grote appelplaats. Hier werd de vlag gestreken, en werd de laatste taptoe geblazen. Daarna werden de tijden en de personen omgeroepen die de kazerne als eerste mochten verlaten. Degenen die het verste weg woonden waren het eerste aan de beurt. Degene die met eigenvervoer waren, mochten als laatste, om 19.00 uur, de kazerne verlaten. Ikzelf was met eigen vervoer en moest naar Soest. Tot die tijd ging ik naar de kantine om een biertje te drinken. Ook onze kpl’s kwamen even de manschappenkantine in, om onder het genot van een biertje de week te evalueren. Volgens de kpl’s zaten wij mooi op schema. Zij beloofden ons twee kratten bier als wij het beste peloton werden. Daar hadden wij wel oren naar. Eindelijk mocht ik vertrekken van de kazerne, was snel bij mijn verloofde thuis, ik was bekaf. Volgens mij was ik aardig wat kilootjes afgevallen tijdens de opleiding, er zat geen grammetje vet meer op mijn lijf.
De nieuwe week was begonnen, wij moesten de eerste vier dagen op bivak op de Leusderheide, om allerlei oefeningen te gaan doen. Wij moesten slapen in een pubtentje. Zelf had ik een halve pubtent, die geknoopt moest worden aan de halve pubtent van mijn slapie. Het was ’s nachts erg koud, ondanks het mooie voorjaarsweer. Op de tweede dag in het bivak werd tussen de middag de lunch uitgedeeld; iedereen liep naar de tafels waar het eten klaarstond. Opeens was er gasalarm, de meeste jongens hadden hun gasmasker in hun pubtent laten liggen tijdens het eten. Luitenant Jansen –Van Raay, die idioot, vond het leuk om een traangasgranaat vlak voor de etenstafel te gooien, om te kijken hoe de groep zou reageren. Iedereen liep proestend en kuchend en vloekend naar zijn pubtent om zijn gasmasker te halen. Weinig rekruten hadden nog zin in eten. “Je gasmasker hoor je altijd bij je te hebben, schreeuwde wmr1 Vermeulen, “laat dit een les voor jullie zijn.”
In de avond hadden wij een avondoefening van geluiden bij nacht We kregen daar allerlei voorbeelden van, waar wij vooruit moesten kijken. Ook kon je op mijlen afstand zien in het donker, dat iemand een sigaret stond te roken op wacht.